Het drama van Babyloniënbroek in 1809

De watersnood van 1809

Uitsnede van een ets en gravure van Reinier Vinkeles naar Cornelis van Hardenbergh, Watersnoodslachtoffers in het kerkje van Babyloniënbroek. (Bron: Rijksmuseum)

Uitsnede van een ets en gravure van Reinier Vinkeles naar Cornelis van Hardenbergh, Watersnoodslachtoffers in het kerkje van Babyloniënbroek. (Bron: Rijksmuseum)

Krantenartikelen met beschrijvingen van desastreuze overstromingen gaan vaak vergezeld van foto's, zoals recente berichten over Indonesië in januari 2020 of over Kenia in november 2019. De illustraties geven de lezer een beeld van het leed en de schade.

Via sociale media en door burgerfotografen zijn beelden bovendien vrijwel onmiddellijk beschikbaar. Kranten aan het begin van de negentiende eeuw bevatten geen foto's, meestal zelfs geen illustraties. Toch was er ook toen vraag naar verhalen en afbeeldingen van noodsituaties. Prenten, die in veelvoud gedrukt konden worden, waren het aangewezen medium om beelden te verspreiden, eerst vooral gravures en later litho's.

Een gedenkboek naar aanleiding van de watersnood van 1809 bevat een reeks gravures met enige van de meest belangrijke voorvallen, vooral in Brabant en Gelderland. Tekenaar en schilder Cornelis van Hardenbergh (1755 – 1834) maakte de ontwerptekeningen waarna de Amsterdamse graveur Reinier Vinkeles (1741 – 1818) de gravures verzorgde. Onder de prenten staat dat Van Hardenbergh ad vivum delineavit, wat betekent dat hij 'naar het leven tekende'. Wat hield deze toevoeging hier eigenlijk in? Hoe 'levensecht' zijn de afgebeelde situaties?

 

Rampenkunstenaar

Van Hardenbergh had ervaring met het in beeld brengen van rampen. In 1779 had hij Rotterdam geportretteerd tijdens een heftige brand in de Pottenbakkerssteeg. Twee jaar later maakte hij tekeningen van de ruïnes van Uithoorn na een grote brand die daar aan weerszijden van de Amstel had gewoed. Ook watersnood behoorde tot zijn repertoire. In 1799 ontwierp hij een reeks van gravures naar aanleiding van overstromingen in het Nederlandse rivierengebied. De koper kon de zes gravures los aanschaffen of als illustraties toevoegen aan het herdenkingsboek Beschryving van den watersnood, van 't jaar MDCCXCIX van landmeter Cornelis Zillisen.

Toen in 1809 opnieuw een grote overstroming het rivierengebied teisterde, bracht dezelfde Amsterdamse uitgever opnieuw een gedenkboek op de markt. Ambtenaar van waterstaat Hendrik Ewijk schreef dit Geschiedkundig verslag der dijkbreuken en overstroomingen, langs de rivieren in het Koningrijk Holland op last van koning Lodewijk Napoleon, zo staat te lezen in de Koninklijke courant van 13 maart 1809. De minister van Binnenlandse Zaken hield persoonlijk toezicht op de totstandkoming. De uitgever vond Van Hardenbergh weer bereid om een reeks illustraties te ontwerpen "van eenige der meest belangrijke voorvallen".

Reinier Vinkeles naar Cornelis van Hardenbergh, Watersnoodslachtoffers in het kerkje van Babyloniënbroek, ets en gravure. (Bron: Rijksmuseum)

Reinier Vinkeles naar Cornelis van Hardenbergh, Watersnoodslachtoffers in het kerkje van Babyloniënbroek, ets en gravure. (Bron: Rijksmuseum)

Het drama van Babyloniënbroek

De meest dramatische van de reeks afbeeldingen in 1809 toont het interieur van een klein kerkje in het Brabantse Babyloniënbroek. Op deze enige droge plek in de wijde omtrek hadden de getroffenen uit de omgeving zich gedurende een maand opgehouden in afwachting van redding. Tussen de schetsen die Van Hardenbergh in het rampgebied maakte, wordt een blad met notities bewaard. Daar schreef de tekenaar, werkzaam in Utrecht, dat een courant van 6 maart melding had gemaakt van Babyloniënbroek. Inderdaad staat in de Utrechtse courant van 6 maart 1809 een uitvoerig bericht over dit dorp:

"sedert den noodlottigen 30 en 31. January l. l. [hadden zich meer dan zeventig mensen] in het Kerkje van Babilonien-Broek, dat zeer klein zynde, slegts weinige Huishoudingen kan bevatten, als op één gedrongen, in dat zeer naauw Gebouw, moeten Huisvesten; [zij] waren genoegsaam geheel naakt, volstrekt van alles ontbloot, en hadden hunne geringe Bezittingen in de Golven verloren."

Aan de schrijver van het gedenkboek, Hendrik Ewijk, schreef Van Hardenbergh dat inwoners van Babyloniënbroek, Meeuwen en Eeten een maand lang in deze kleine ruimte op elkaars lip hadden gezeten. Vuiligheid en ongedierte hadden ervoor gezorgd dat er ziektes waren uitgebroken. Ook was het bijna onmogelijk geweest om voedsel aan te leveren. Van Hardenbergh beschreef de uiteenlopende emoties die hij in beeld had gebracht: "Zommige klagen, murmureeren, of zijn wanhopend, andere zijn bedaard, onderworpen, of roesloos in hun zelve, als weggezonken, of biddende." Al deze gemoedstoestanden zijn terug te vinden op de gezichten en in de gebaren van de mensen op de prent.

Cornelis van Hardenbergh, Kerkje van Babyloniënbroek, interieur en exterieur, potloodtekening, Rijksmuseum RP-T-1892-A-2518 (recto).

Cornelis van Hardenbergh, Kerkje van Babyloniënbroek, interieur en exterieur, potloodtekening. (Bron: Rijksmuseum)

Voorafgaand aan het ontwerp maakte Van Hardenbergh ter plaatse een schets van het interieur (boven) en exterieur (onder) van het kleine kerkje. Binnen staan twee mensen te praten. Slechts enkele verdwaalde voorwerpen herinneren aan de ramp die zich er enkele maanden eerder had ontvouwen.

Met de woorden "een maand / 59 persoonen" gaf Van Hardenbergh aan dat er zich gedurende een maand 59 mensen in de kerk hadden opgehouden.Mogelijk kreeg hij deze informatie ter plaatse. De tekst lijkt in ieder geval met hetzelfde potlood te zijn geschreven waarmee hij de schetsen maakte. Het kerkje is echter leeg. Hoewel Van Hardenbergh de locaties van de ramp bezocht, hadden de meest heftige gebeurtenissen al eerder plaatsgevonden. Voor de figuren in zijn definitieve ontwerptekening was Van Hardenbergh aangewezen op andere bronnen, zoals kranten en persoonlijke verhalen.

Van Hardenbergh voegde verschillende details aan zijn ontwerp toe om het drama van februari 1809 uit te vergroten. Omdat de tekenaar de centrale groep belicht, trekt deze direct de aandacht. Hier bezwijkt een schaars geklede hoogzwangere vrouw te midden van haar familie. Een jonge vrouw biedt haar een stuk brood aan. Linksvoor, in het donker en uit het zicht, zit een man met zijn rug naar de groep stiekem van het weinige voedsel te eten. Rechtsachter, ook in het donker, vechten mensen om eten. Van Hardenbergh verscherpt de morele tegenstellingen door de zelfzuchtigen (in het donker en verscholen) tegenover de altruïstische vrouw (centraal en in het licht) te plaatsen. Hieruit blijkt hoe gecomponeerd de scène eigenlijk is.

Uitsnede van een ets en gravure van Reinier Vinkeles naar Cornelis van Hardenbergh, Watersnoodslachtoffers in het kerkje van Babyloniënbroek. (Bron: Rijksmuseum)

Uitsnede van een ets en gravure van Reinier Vinkeles naar Cornelis van Hardenbergh, Watersnoodslachtoffers in het kerkje van Babyloniënbroek. (Bron: Rijksmuseum)

Ewijk, die het gedenkboek over de watersnood van 1809 schreef, spreekt van de hoofdgroep in de "afbeelding, welke het der teekenpen des kunstenaars gelust heeft van deze omstandigheid te maken". Ook hij licht de centrale groep uit. Het verhaal van de hoogzwangere vrouw sprak kennelijk tot de verbeelding. Niet alleen beschreef Ewijk de gravure van Cornelis van Hardenberg, hij nam ook kennis van de notities waarin de kunstenaar de figuurgroep aan de schrijver uitlegde. Deze beschrijving nam Ewijk vervolgens bijna woordelijk over in zijn gedenkboek

 

Tot slot

Van Hardenberghs ontwerptekeningen waren meer dan illustraties bij passages in Ewijks boek. De tekeningen vormden een bron voor de verhalen die over de Brabantse overstroming werden verteld. Het zijn echter geen ooggetuigenverslagen. De toevoeging "ad vivum" onder de prenten doet misschien denken dat Van Hardenbergh de tragedie in het kerkje van Babyloniënbroek persoonlijk aanschouwde, maar de tekening is maar deels gebaseerd op eigen observaties.

Om het menselijk drama in beeld te brengen, combineerde Van Hardenbergh ter plaatse gemaakte schetsen met andere bronnen, zoals persoonlijke verhalen van slachtoffers en krantenberichten. Bovendien componeerde hij de scène zodat morele tegenstellingen zichtbaar worden. De uitgelichte groep benadrukt de noodzaak van liefdadigheid. Zoals de vrouw brood geeft aan de hoogzwangere, zo moeten ook anderen watersnoodslachtoffers te hulp komen.

 

Bronnen

Hendrik Ewijk, Geschiedkundig Verslag der Dijkbreuken en Overstroomingen, langs de rivieren in het Koninkrijk Holland voorgevallen in Louwmaand 1809, 2 dln, Amsterdam, 1809.

Cornelis Zillesen, Beschryving van den watersnood, van 't jaar MDCCXCIX in verscheidene gedeelten van ons vaderland door ysverstoppingen veroorzaakt, Amsterdam, 1800.