Marskramer

Een reizend beroep

De Marskramer Hieronymus Bosch Jeroen Bosch Boymans Van Beuningen

De Marskramer, geschilderd door Jeroen Bosch omstreeks 1500. (Bron: Museum Boymans Van Beuningen)

Vandaag de dag is het een compliment als iemand vindt dat je veel in je mars hebt. Maar de marskramer had in de middeleeuwen geen goede status.

Op reis voor je werk

De marskramer vervoerde zijn of haar waren in een ‘mars’ op de rug en bood deze van huis tot huis te koop aan. In een tijd waarin mensen hun sociale status ontleenden aan hun woonplaats en de gemeenschappen die zij vormden, werd de rondzwervende armoedige marskramer gewantrouwd. Omdat deze mensen niet geworteld waren op één plek, hadden zij ook geen vastomlijnde identiteit. Dat marskramers hun klanten nog wel eens een poot uitdraaiden met bijvoorbeeld producten van dubieuze kwaliteit of fraudeerden met maten, heeft ook niet positief bijgedragen aan hun reputatie.

De Reformatie in de zestiende eeuw leidde tot grote imagoschade. Marskramers sleten vanaf die tijd niet alleen katholieke waar maar ook protestantse goederen, waardoor zij werden gezien als een ketters gevaar voor de samenleving. Vanaf het einde van de zestiende eeuw zou het imago van marskramers langzaam verbeteren. Voorafgaand aan en tijdens de Tachtigjarige Oorlog stonden zij symbool voor de verdrukking van het gewone volk door de Spaanse overheerser – letterlijk omdat keizer Karel V in 1531 strenge wetgeving tegen reizende handelaars invoerde die hen het werk vrijwel onmogelijk maakte.

De Teuten

Toch bevonden niet alle marskramers zich buiten de maatschappij. In Noord-Brabant werd in 1597 melding gemaakt van een zogenaamde ‘koperteut’, een rondreizende marskramer die zich specialiseerde in het verkopen en repareren van koperwaar. Deze teuten verenigden zich in kleine compagnies om concurrentie tegen te gaan en elkaar te kunnen bijstaan in zware tijden. Zij waren een erkende groep handelaars, die binnen Brabant vooral actief waren in de Kempen. Daarnaast reisden zij slechts een deel van het jaar rond voor hun werk zodat zij de wintermaanden thuis konden doorbrengen.Een teutenlied uit het Kempense Eksel dat begin 1900 is opgetekend vertelt: “Ons ambt is pakken dragen - Al in de zomertijd - Dan zijn de winterdagen - Vol aangenamigheid”. De naam ‘teut’ is uit het Duits afkomstig. Meer over de herkomst van deze naam, leest u in het artikel van Jos Swanenberg.

De marskramer was een figuur met vele gezichten en zo werd hij ook vereeuwigd door Jheronimus Bosch. Op een klein paneel zien we een haveloze man met een mars op de rug. Hij staat symbool voor de mens "die op zijn levensweg gebukt gaat onder de lasten van zijn aardse bestaan." Die lasten droeg de marskramer niet alleen letterlijk op de rug. Hun geschiedenis die vanaf de middeleeuwen tot de moderne tijd gekenmerkt werd door economische crises en aanhoudende marginalisatie maakten dat marskramers gedurende de Tweede Wereldoorlog uit het Nederlandse straatbeeld verdwenen.

Bronnen

https://isgeschiedenis.nl/nieuws/het-verdwenen-beroep-van-de-marskramer (geraadpleegd op 13-09-2021).

http://www.nederlandinfoblog.nl/de-marskramer/ (geraadpleegd op 13-09-2021).

Knippenberg, W.H.Th., "De Teuten uit de Kempen", Brabants Heem, 1967, jrg. 19, nr. 1, 149-159.

Van Winkel, F., "Een Teutenlied", Brabants Heem, 1974, jrg. 26, nr. 1, 153.

https://www.boijmans.nl/collectie/kunstwerken/1556/de-marskramer (geraadpleegd op 13-09-2021).