De archeologische vondsten laten goed zien uit welke aspecten het dagelijkse leven op het kasteel bestond. Meestal waren dat huis-, tuin- en keukenaangelegenheden, maar in de zestiende en zeventiende eeuw kreeg het kasteel het zwaar te verduren in de Tachtigjarige Oorlog. Dat vertaalt zich in het vondstmateriaal.
Adellijke attributen
In de eerste plaats was het kasteel een adellijke verblijfplaats. Het was een versterkte woning op het platteland van de lokale heer of vrouwe, in dit geval de heren en vrouwe van Bergen op Zoom. Vanaf 1287, toen Bergen op Zoom een aparte heerlijkheid was, hadden zij het tot hun beschikking. De heerlijkheid Wouw maakte onderdeel uit van het markiezaat van Bergen op Zoom. In de vijftiende en zestiende eeuw waren de machtige heren uit het geslacht van Glymes de bezitters van de beide plaatsen – en van nog meer bezittingen in West-Brabant. Zij gebruikten het kasteel als een buitenplaats, waar ze even weg van de stad konden zijn. In de buurt van Wouw waren dan ook uitgebreide private jachtgronden. In 1539 en in 1540 was keizer Karel V (1500-1558) hier te gast om samen met markies Antonius van Bergen (1455-1531) te jagen. Van een ander adellijk tijdverdrijf, het kolfspel, zijn een kolfslof (metalen stuk van de ‘golfclub’) en een houten speelbal teruggevonden.
Archeologische vondsten uit in het leven van alledag van de hogere klassen afkomstig zullen zijn, zijn luxeproducten zoals een pomander (een reukbol), leren damesschoenen met een opengewerkt patroon van hartjes, gouden knoopjes en kledingoogjes en een zilveren ketting met de (nog ongeïdentificeerde) initialen L en R.
Dat de toplaag van de bewoners bereisd waren, zien we aan verschillende insignes die zijn gevonden. Deze werden doorgaans meegenomen van pelgrimsplaatsen, als aandenken aan de (spirituele) reis, zoals we vandaag de dag nog steeds vakantiesouvenirs kopen. Andere waren wereldlijk of ronduit onzedelijk. In Wouw is er bijvoorbeeld een insigne gevonden dat de heilige Antonius met het varken voorstelt, een van Maria met twee engelen en een andere van een bazuinblazende engel. Ook vond men een kraal van git met in reliëf Sint-Jakobsschelpen – een verwijzing naar Santiago de Compostella. Er zijn ook insignes gevonden in de vorm van een kruisboog, een Davidsster, het heraldische wapen van keizer Karel V en zelfs een gevleugelde fallus met een vioolspelende figuur.
Alledaags materiaal
Als de markies of markiezin in het kasteel verbleef, was ook hun hele hofhouding er. Hun eigen hofhouding van persoonlijke bedienden heeft waarschijnlijk uit enkele tientallen personen bestaan. Daaronder waren kamerheren of -dames, koks en voedsters. De gehele hofhouding bestond misschien wel uit zo’n honderd personen of meer. We weten dat in de vijftiende en zestiende eeuw de heren en markiezen nog in de dertiende-eeuwse waterburcht hebben gewoond. Een vondst uit de dertiende eeuw – die de bewoning dus bevestigt – is een aardewerken ‘drinck-al-uyt’, een kannetje met zo’n smal voetje dat het niet kon wegzetten, waardoor je het wel in één teug moest leegdrinken.
Waar de markies was, was ook zijn hofhouding. Dus wanneer de markies niet in het kasteel was, was er een minimale bezetting, voldoende om de veiligheid te garanderen en voor het onderhoud van de gebouwen en het landbouwbedrijf. Vanaf 1532 bestond de standaardbezetting onder meer uit een portier, een kastelein (slotvoogd) en de lokale rentmeester. Aan bijna iedereen kunnen voorwerpen als dobbelstenen, een mes, een benen fluitje, een knoop of een mantelhaak hebben toebehoord, maar een mondharp..?
Op het kasteelterrein is heel veel materiaal gevonden dat voor (de bereiding van) eten en drinken werd gebruikt. Er is veel keukengerei aangetroffen, waaronder veel aardewerken voorwerpen. Aardewerk was immers goedkoop en werd vaak lokaal geproduceerd. Een deel van het aardewerk is in de late middeleeuwen in Bergen op Zoom gemaakt, een stad die bij uitstek bekend stond om zijn kwalitatief goede gebruiksaardewerk.
Militaire zaken
Opgegraven zijn onder meer veel militaire uitrustingsonderdelen en andere zaken die met het krijgsgewoel te maken hebben. In de loop van de zestiende en zeventiende eeuw is het kasteel meermalen belegerd en ingenomen geweest. Vooral tijdens de Tachtigjarige Oorlog waren er vaak soldaten gelegerd. Niet voor niets dateren veel van de archeologische vondsten die op het kasteelterrein gedaan zijn, uit deze periode. Er was toen immers een intensieve bewoning en na een inname van het kasteel is er meermalen geplunderd, waardoor er veel materiaal in de grachten bewaard is gebleven. Hierdoor is het mogelijk om ons een beeld te vormen van het dagelijkse soldatenleven.
Destijds waren de meeste soldaten huurlingen. De Nederlandse vrijheidsoorlog werd dan ook uitgevochten door onder meer Italiaanse, Duitse, Spaanse, Franse, Waalse, Engelse en ook Nederlandse troepen. Door dit internationale karakter van de oorlog zijn veel objecten van heinde en verre in Wouw achtergebleven. Zo is er een grote variëteit aan munten gevonden, variërend van een Franse demi-franc (1578) tot een zilveren esterlin van Jan I van Brabant (1277-1294). Typisch is ook een zegelstempel van ene Girzik Kopai (16eeeuw) dat vermoedelijk uit Oost-Europa komt.
Ook aan de gevonden helmen en harnassen is te zien dat de soldaten van heinde en verre kwamen. Er zijn bijvoorbeeld Spaanse cabasset-helmen en een Spaanse morion-helm gevonden en Milanese harnasonderdelen.
Behalve veel (fragmenten van) steekwapens zoals degens, rapieren, zwaarden en messen zijn er ook vuurwapens gevonden, zoals haakbussen, bombardes en lontslotgeweren. Daarvan dateren de meeste ook uit de zestiende en zeventiende eeuw, duidelijk een teken dat er destijds veel gevochten is.
In Wouw is zelfs het oudste vuurwapen van Nederland gevonden! Het gaat om een handkanon of haakbus met een kaliber van 40 mm en dateert van omstreeks 1400. Er is ook een exemplaar gevonden uit de vijftiende eeuw. Het feit dat de loop is gebarsten en het wapen dus uit elkaar is geklapt, toont aan dat de kwaliteit van het ijzer destijds nog te wensen overliet.
Een andere vondst die ook uniek is in Nederland is die van twee kanonnen van het type ‘bombarde’. Ze zijn niet alleen bijzonder oud (uit de vijftiende eeuw), maar zijn ook van een type dat niet erg veel voorkwam. Het waren namelijk ‘achterladers’, die zoals de naam zegt via de achterzijde met de kogel werden geladen en waar vervolgens aan de achterkant een losse kruitkamer op werd geschroefd. Dat scheelde bewegingsruimte en tijd bij het laden.
Er zijn ook kogeltangen en gietlepeltjes gevonden uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Het was immers dagelijkse praktijk voor soldaten om ter plekke hun eigen kogels te gieten. Die waren vaak van lood, dat – heel praktisch – een laag smeltpunt heeft.
Bronnen
Dank aan stadsarcheoloog Marco Vermunt en de Stichting Kasteel van Wouw.