De romans van schrijvers als Antoon Coolen (1897-1961) en A.M. de Jong (1888-1943) werden door critici goed ontvangen, en sloegen ook aan bij een groot publiek. Beide auteurs werden in heel Nederland gelezen, en Coolens werk verscheen ook in vertaling in diverse Europese landen. Die populariteit en brede verspreiding is opmerkelijk, want beide auteurs maakten in hun boeken gebruik van Brabants dialect of wat daarop leek. Dat deden ze niet alleen in de dialogen: veel van Coolens verhalen werden ook op die manier verteld: “Den Akkerduut heeft geen keinder. Hij heeft nooit keinder gehad. Dat zijn van die dingen, daar kande ge niks aan doen. Den Akkerduut had gère wat jong in den herd gehad. Jawel, maar dat geeft zijn zorg en trubbel ook weer, voor ge ze groot hebt.”
Maar tegelijk droeg zulk taalgebruik eraan bij dat de romanfiguren op een natuurlijke, vanzelfsprekende manier in hun omgeving en hun tijd werden geplaatst en daardoor levensecht werden. Juist deze observaties van gewone mensen, met hun verlangens, hun tekortkomingen en hun moeilijkheden vormden de kracht en de charme van deze romans. Ook nu nog roepen de verhalen en de sfeertekeningen in de boeken van Coolen en De Jong een aangename herkenning op bij de lezer.
Niet voor niets werden hun verhalen bewerkt voor televisie, nadat er eerder al speelfilms van waren gemaakt. Veel romans van Antoon Coolen, zoals Kinderen van ons volk, Peelwerkers en De schoone voleinding spelen zich af in en om de Peel bij Deurne, de plek waar hij opgroeide en waar hij na een aantal jaren als journalist in Hilversum naar terugkeerde, om vervolgens weer te verhuizen naar Waalre. De verhalen die Coolen in Deurne van zijn vriend Hendrik Wiegersma (1891-1969) hoorde over diens jeugd in Lith keerden terug in de roman Dorp aan de rivier.
A.M. de Jong was geboren in Nieuw-Vossemeer. De armoede waarin hij opgroeide, deed hem breken met de Kerk en voerde hem naar het socialisme. In Amsterdam werd hij journalist bij de socialistische krant Het Volk, maar toen hij begon te schrijven zocht hij toch weer zijn inspiratie in het Brabant van zijn jeugd. De romancyclus Merijntje Gijzen, waarvan tussen 1925 en 1938 acht delen verschenen, had uiteraard een maatschappijkritische ondertoon. Niet alleen de Kerk moest het ontgelden, ook de sociale verhoudingen in West-Brabant, waar machteloze landarbeiders tegenover grote boeren stonden, hekelde hij in zijn boeken.
Bronnen
Slegers, C., Antoon Coolen 1897-1961. Biografie van een schrijver, Tilburg, 2001.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, 's-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, 's-Hertogenbosch, 2014, 238.