De oude kerk van Son kerk was een markant laatgotisch bouwwerk uit het einde van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw. Het bestond uit een rijzig driebeukig schip met eenbeukig koor, tegen een fraaie toren. Deze bestond uit drie geledingen met een ranke spits. De bakstenen nissen en lijsten waren hier en daar met natuurstenen ornamenten en hoekblokjes verlevendigd.
Onder pastoor Dobbelsteen was in 1859 een nieuw altaar geplaatst, gemaakt door de gebroeders Goossens. In 1862 heeft de pastoor "de geheele kerk in gothieken vorm gebragt" en in 1867 is alles door dezelfde Goossens gepolychromeerd. Daarbij is het middeleeuwse muurwerk behouden gebleven, zij het met verhoging van het oude koor. Boven de gestucte gewelven was het oude houten tongewelf uit de middeleeuwen bewaard gebleven.
Een nieuwe kerk
Al in 1939 is sprake van de bouw van een grote nieuwe kerk door architect Geenen. In de jaren vijftig van de twintigste eeuw telt de parochie vijfduizend zielen. De nood is dan nijpend. De kerk heeft maar tweehonderdvijftig plaatsen, elfhonderd te weinig. De kwestie sloop of restauratie leidt tot een lange discussie. Het kerkbestuur meent dat "in geen geval de zielzorg moet worden ten achter gesteld bij de zorg voor datgene, wat het nageslacht ons naliet." In september 1954 meent het rijksbureau dat behoud en uitbreiding een goede oplossing kan zijn, beter dan sloop en nieuwbouw. Achter de neogotische decoraties is immers een bijzondere en rijzige, laatgotische kerk aanwezig. Het kerkbestuur is bereid de kerk na nieuwbouw te blijven gebruiken als doopkapel en bedevaartkerk.
"Een likdoorn" in het hart van Son
Rond zes uur in de avond van 30 december 1958, de dag voor de aanbesteding van de nieuwbouw van architect Geenen, breekt brand uit op het zangkoor. De volgende ochtend resteren alleen de muren, die tal van sporen laten zien van de middeleeuwse kerk. C. van der Veken van monumentenzorg merkt op dat de toestand van de muren nog goed is. Ook het exterieur heeft nog steeds allure. Ir. R. Meischke van monumentenzorg meent dat een open schip als atrium kan dienen, waarbij de zijbeuken en het koor dan overkapt kunnen worden als expositieruimte. Op 4 december 1960 stort de zuidmuur van het schip in. Kunsthistoricus Kees Peeters vindt het slopen "van deze fraaie, voor het kempische land uitzonderlijk ranke kerk een niet te verantwoorden aantasting van onze Brabantse monumentenschat".
In september 1963 vraagt het kerkbestuur dan een sloopvergunning aan voor schip en koor. Die wordt een jaar later verleend. Behoud van de toren, eigendom van de parochie, komt ook ter discussie. Bakker en raadslid L. Schoonderwoerd meent in 1968 dat de dakloze uitgebrande toren "een likdoorn" is in het hart van Son. De hechte toren mag gelukkig blijven, hij wordt uiteindelijk in 1975 gerestaureerd. Net als in Luyksgestel dient hij als klokkentoren bij de nieuwe kerkzaal van architect Geenen.
Bronnen
Pandsdossier over de kerk van Son in het archief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.
Peeters, C., "Moet de oude kerk van Son verdwijnen", in: Brabantia (nr. 10, 1961), 46-47.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, "Monumentnummer: 34123 Bij Nieuwstraat 27 5691 AA te Son en Breugel", via: https://cultureelerfgoed.nl/monumenten/34123 (stand op 18 juli 2018).
Van Leeuwen, W., De verdwenen kerken van Noord-Brabant, Zwolle, 2017, 26-27.