Collectie-item

Reliekenkast uit Diest

Instelling/bron: Museum Krona

Kloosters zijn van oudsher oorden waar relieken werden verzameld en getoond. Niet zelden werden zij hierdoor belangrijke bedevaartsoorden. Sinds 1688 genoot het klooster 'Mariëndael' te Diest grote bekendheid vanwege zijn reliekenkast die in dat jaar door de priester Nicolaas Duijn aan de zusters van het convent geschonken werd. Zijn schenking bestond uit een verzameling relieken waaronder een partikel van het H. Kruis. Deze collectie had hij 'gestelt in sekere casse daertoe bij hem laeten maecken van schiltpadde/Ebbenhaudt, silver, cristael en andere verscheijde materien, soo ende geleijck de selve casse met de H.H. reliquien daerinne berustende naer ende kercke vant voorst clooster (='Mariëndael') sijn getransporteert geworden door die heren canoicqien van de St. Sulpitius kercke, door de paters minderbroeders, de p.p. Augustijnen ende principale borgherije deser stadt (...)'. Nadat de kast in het klooster was opgesteld, werd deze plechtig gesloten en werden de officiële papieren, waaronder de schenkingsakte en de nodige documenten van Approbatie (goedkeuring der relieken) in de daartoe geëigende ruimten in de kast opgeborgen. Tevens werd bepaald 'dat d'originele brieven van approbatie daer vuijt soo wijnich gehaelt sullen moghen worden als 't moghelijck sal wesen (...)'. Dit gold ook voor de aflaatbrief die op 27 mei 1694 in de kast werd opgeborgen en waarin aan iedereen die bij het reliek van het H. Kruis kwam bidden 40 dagen aflaat werd verleend. In de officiële akte waaruit hierboven is geciteerd en die in de kast bewaard wordt, staat exact genoteerd hoe de kast met zijn relieken behandelt dient te worden. Ten aanzien van het uiterlijk wordt onder andere opgemerkt: 'dat oock het ciraet van de casse in eegender manieren en sal moghen vermindert, maer wel vermeerdert ende verbetert worden ter ere Godts ende van alle heijlighen (...)'. Dit laatste is ook gebeurd. In de loop van de achtiende eeuw is het geheel vergroot met een voetstuk dat mede bepaald wordt door twee knielende engelen die een basis schragen waarop de symbolen van de vier evangelisten rusten. Zij dragen op hun beurt het oorspronkelijke schrijn van 1688. Centraal kwam toen de barokke reliekhouder met het reliek van het H. Kruis te staan. Hij werd meer zichtbaar gemaakt en voorzien van een banderol met daarop de tekt: CRUX AVE SPES UNICA ORNATA REGS PURPURA (Gegroet gij Kruis, Gij enige hoop, gesierd met het purper van de Koning). In de loop der tijd werd, getuige de vele documenten hierover, de kast met verschillende relieken verrijkt, met zoveel zelfs dat deze relieken in aparte houders aan de kast moesten worden gehangen. Men sloeg daartoe spijkers in het basement dat door de twee engelen gedragen wordt. Alleen aan deze spijkers hangen al veertig reliekhouders en een reliekenkruis. De meest opvallende relieken hieronder zijn die van St. Hubertus en van St. Quirinus die in te Diest gekeurde zilveren houders zijn opgeborgen en waarvan in de kast een akte van echtheid uit 1732 wordt bewaard. Tijdens de Franse periode, in 1796, werd het klooster op last van de autoriteiten gesloten en weken de zusters, via Eersel, uit naar Sint Oedenrode. Zij huurden hier in 1801 het slotje 'Henkenshage' dat zij enkele jaren later kochten. In 1818 verhuisden zij naar 'Dommelrode'. Tijdens de eerste decennia van hun verblijf in Sint Oedenrode werden de papieren betrekkelijk de relieken en de relieken zelf verschillende malen gecontroleerd op echtheid door vicaris Van Alphen, vicaris Den Dubbelen en mgr. Zwijsen. Ook van hun bemoeienisen met de reliekenkast worden in de kast documenten bewaard. Nadat de zusters op 27 maart 1951 in Sint Oedenrode nog het feit hadden herdacht dat zij 150 jaar in dit Brabantse dorp gehuisvest waren besloot men in 1954 'Dommelrode' te verlaten en geleidelijk te verhuizen naar het klooster 'Soeterbeeck' te Deursen dat evenals klooster 'Mariëndael' rechtstreeks voort komt uit het kloosterideaal van de 'Moderne Devotie'.