Collectie-item

Geëmailleerde kelk met de levensboom

Instelling/bron: Museum Krona

In de negentiende en twintigste eeuw was het niet ongewoon dat geestelijken bij hun priesterwijding of jubileum een kelk ten geschenke kregen van hun familie. De priester of de familie stelde zich hiervoor in verbinding met een firma of edelsmid gespecialiseerd in kerkelijk vaatwerk, maakte een keuze uit de collectie en gaf te kennen hoe de inscriptie onder op de voet moest luiden. Sommigen gingen verder en hadden zo hun voorkeuren en wensen op het gebied van vorm en iconografie. Maar wat Piet van Hoeckel, destijds kapelaan te Berghem en zijn familie van de op hun vakgebied hoogaangeschreven firma Brom uit Utrecht verlangden, was voor die tijd ongekend en zeer veeleisend. Deze uitzonderlijkheid valt niet af te lezen aan de vorm van de kelk, geïnspireerd als deze is op de destijds veelvuldig geïmiteerde, vroegmiddeleeuwse Tassilokelk, met zijn karakteristieke ronde, conische voet, tussen twee parelranden ingeklemde, bolvormige nodus en halfeivormige cuppa. De uitzonderlijkheid zat hem in het materiaalgebruik. De opdrachtgevers vroegen om een volledig geëmailleerde kelk. Een wens die moeilijk te combineren viel met de liturgische regels, die het gebruik van edele metalen als zilver en goud voor de binnenkant van de cuppa, voor de onderdelen die in contact komen met de geconsacreerde wijn, voorschrijven. De broers Jan Eloy en Leo Brom vonden de oplossing voor het probleem in het ontwerp van een dubbelkelk: een binnenkelk van verguld zilver en een buitenkelk van email, die naadloos in elkaar werden gevoegd. Voor de emaillering zorgde zus Joanna. Op de voet en cuppa zette zij in email-cloisonné de contouren uit van ‘de levensboom' en plaatste deze tegen een doorschijnende, translucide ondergrond van azuurblauw aan de onderzijde oplopend tot oranje-bruin aan de bovenkant. De kruin van de boom wordt bevolkt door witte vogels, die nesten bouwen en van de vruchten van de boom eten. Zij symboliseren de gelovigen, net als de kleine vissen rond de grote vis (Christus) op de pateen. De her en der aangebrachte Griekse eucharistische teksten verwijzen naar de eerste eeuwen van het christendom, toen het Grieks nog de liturgische voertaal was. De kostbare kelk, uniek van materiaalgebruik, bijzonder van iconografie, werd Piet van Hoeckel bij zijn priesterwijding geschonken door zijn vermogende ouders (de kelk) en broers en zusters (pateen en lepeltje), in 1942, midden in de oorlog. Op zich al een memorabel feit.