Adriaan van Orsouw

De eerste visser uit Megen

AdriaanvanOrsouw

Adriaan van Orsouw in ??? (Bron: Fotograaf onbekend, collectie familie Van Orsouw)

Alle rechten voorbehouden

Jos van Orsouw vertelde in 2020 aan Eric Versteegen van Heemkundekring Megen, Haren en Macharen over zijn vader, Adriaan van Orsouw en zijn beroep in Megen. Eric schreef hierover onderstaand verhaal.

“Adriaan van Orsouw werd geboren op 19 januari 1900 in Lith en werkte al snel ten behoeve van de Maaswerken op een baggermolen en baggerbak. Bij een ernstig bedrijfsongeval werd zijn onderbeen door een kabel afgekneld en zat er destijds niets anders op dat het onderbeen te amputeren. Adriaan kreeg een nieuwerwetse maar nog steeds loodzware ijzeren prothese aangemeten die op zijn plaats werd gehouden door schouderbanden. Het werk op de baggerschuit werd voor hem met dit kunstbeen te zwaar.

 

Verhuisd naar Megen

Adriaan ging met zijn gezin in Megen wonen en ook zijn broer Theo vond daar een woning. Samen hadden ze een vissersbootje van het type Schokker, en daar valt het kwartje waarom Jos, als ‘Jos de Schokker’ in Megen bekend staat. Regelmatig gingen de gebroeders het water van de Maas op om vis te vangen. Vaak lange dagen en als de vermoeidheid toesloeg, was er een bedstede aan boord. Het leven was zwaar, maar de vangst was goed en de vissersmannen waren tevree. Tot het moment dat de Schokker door de weersomstandigheden aangetast toch weer eens geschilderd moest worden.

Bij de loswal aan de Maas, links naast de huidige oprit tot het pondje Megen-Appeltern, werd de schokker met vereende krachten uit de Maas getakeld en viel de boot bijna direct geheel uit elkaar. De tand des tijds en vochtigheid hadden de platbodem dusdanig aangetast, dat de boot reddeloos verloren bleek.

Een Duitse Schokker op een foto uit de jaren '30. (Bron: Wilhelm Walther, Wikimedia Commons)

Een Duitse Schokker op een foto uit de jaren '30. (Bron: Wilhelm Walther, Wikimedia Commons)

Eerste beroepsvissers van Megen

Echter onverschrokken door deze tegenslag gingen de beide broers als eerste beroepsvissers van Megen door met de visvangst. Ditmaal gingen de gebroeders door met vissen met paling-snoek-snoekbaarsfuiken en met repen om paling te vangen.

Door de Domeinen was hen een stuk viswater toegewezen voor een bedrag van 35 gulden per jaar. Adriaan kreeg het stuk van Maasbommel tot en met Appeltern en Theo van Appeltern tot Batenburg. Een meevaller was dat door de aanleg van de Gouden Ham Adriaan steeds meer pachtwater kreeg. Bijkomend voordeel van deze werkzaamheden was dat op het afgegraven zand erg veel blanke paling af kwam.

De fuiken werden door Adriaan zelf gebreid en waren zodanig gemaakt, dat de vis er wel in kon zwemmen maar door de vorm nagenoeg niet meer de weg terug kon vinden. Om de 25 meter stond een staak aan de kant van de Maas. Aan de staak zat eerst een korte lijn en bij het diepere deel van de Maas kwam de reep. Aan de lijn zaten zijlijnen met een angel eraan waar de regenwormen ofwel pieren aan zaten. Deze repen lagen dwars op de Maas en om deze op hun plaats te houden zat er een steen aan het einde van de reep. Om de reep op de bodem te laten liggen zat er weer lood aan de reep.

Met een roeiboot werden de fuiken en repen iedere morgen bezocht en de gevangen vis binnengehaald. Het was zwaar werk. De Maas was nog woest en ongetemd, de stroom was vaak snel, soms was er al veel scheepvaart, dan weer was het mistig of stormachtig. Toch moesten de mannen iedere dag het water op om de vis binnen te halen, want te lang wachten leverde enkel dode vis op. De paling kan dusdanig in zichzelf verstrikt raken, dat hij zichzelf verstikt en de snoekbaars kan zich zo diep in de fuik verplaatsen, dat de vis knel komt te zitten en zichzelf dodelijk verwond.

Het gezin van Adriaan werd uiteraard ook betrokken bij de visvangst van vader Adriaan. Het gezin van Orsouw bestond uit elf personen. Vader, moeder en negen kinderen. Zeven zonen en twee dochters. Jos en zijn zes broers moesten allemaal hun steentje bijdragen zodat hun vader het beroep van visser kon blijven uitoefenen. De zusjes hielpen veel mee in het huishouden.

Iedere morgen om 6 uur ging vader met één van de jongens naar de roeiboot en werden de tientallen fuiken en de tien á vijftien repen gelicht. De zoon roeide de boot en vader haalde de repen leeg. Van de Oude Maas naar het Maasbommels veer was al snel één uur stevig roeien.

Het lag aan het jaargetijde wanneer er paling en snoek en snoekbaars werd gevangen. In de zomermaanden was het paling en in de wintermaanden snoek en snoekbaars wat voornamelijk gevangen werd.

De school van Megen op een foto van onbekende datum. (Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Wikimedia Commons)

De school van Megen op een foto van onbekende datum. (Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Wikimedia Commons)

Terug in Megen snel naar school waar de bel om 9.15 de aanvang van de lessen aankondigde. Dat ‘s morgens het ochtendgebed werd gemist, was dan ook meer regel dan uitzondering.

Ook het worden van misdienaar, wat als erebaantje werd gezien, was niet mogelijk, want iedere morgen, ook op zondag, gingen ze het water op.

 

Voor goede klanten maakte Adriaan de paling overdag vast schoon en werd deze paling thuis bezorgd. Naast een kilobedrag voor de vis kreeg Adriaan van de rijkere boer, middenstander of ambtenaar dan een vette sigaar of borrel.

 

Vissershut

Na de middag werden de repen weer klaargemaakt voor de vangst en dat deed hij vaak in een hutje waar hij zijn staken had opgeslagen en de repen op voorraad had liggen. Dit vissershutje stond in het veld bij de Maasdijk. Tientallen keren per dag liep Adriaan de route van zijn woning aan de Maasdijk 18, dijk op-dijk af naar zijn hutje.

 

Na schooltijd hadden de jongens een paar uur om te gaan spelen maar voordat het donker werd moesten vader en zoon weer het water op om de repen te plaatsen. ‘In roeien’ noemt Jos dat terwijl hij vol enthousiasme zijn herinneringen ophaalt.
Na de middag was vader vaak bezig de repen uit de war te halen en de pieren aan de angels te prikken zodat ze dus gemakkelijker in te roeien waren. ‘s Avonds zat mijn vader vaak nieuwe en de beschadigde katoenen fuiken te breien’, vervolgt Jos. ‘Dat breien was een vak apart!’ Met trots in zijn stem: ‘Hij kon dat als de beste en niemand in de omgeving deed hem dat na’. Zelfs de kinderen konden geen fuik breien hoewel ze dit hun vader bijna iedere dag urenlang zagen doen.

De klossen katoen werden op de fiets gehaald uit Heerewaarden. Later werd katoen vervangen door nylon.

Het dorpsleven in Megen op een foto van onbekende datum. De personen op de foto zijn ook (nog) onbekend. (Bron: Rijskdienst voor het Cultureel Erfgoed, Wikimedia Commons)

Het dorpsleven in Megen op een foto van onbekende datum. De personen op de foto zijn ook (nog) onbekend. (Bron: Rijskdienst voor het Cultureel Erfgoed, Wikimedia Commons)

 

Pieren vangen.

De dag was dan echter nog niet ten einde. Tegen elf uur ’s avonds gingen de zonen het veld in om pieren te vangen. Iedere dag moesten er ongeveer vijfhonderd verse pieren verzameld worden om de repen te voorzien van een vers vet exemplaar.

Voorzien van een door vader Adriaan al klaargezette petroleumlamp met petroleum afkomstig van Jan van de Coolwijk ofwel Jan den Otter, gingen ze het drassige polderland in. Bij vocht kwamen de regenwormen massaal naar de oppervlakte en konden ze geraapt worden. Vereist was dan wel, dat er zo weinig mogelijk licht gebruikt werd en heel voorzichtig werd gelopen. Bij veel licht en trillingen in de bodem trokken de pieren zich direct terug de grond in.

Ook pieren vangen was een kunst. Een kennis die wel eens met de jongens meeliep presteerde het dan met moeite en geluk vijfentwintig luie pieren te vangen terwijl broer Tiny als het mee zat ongeveer vijfhonderd pieren in een uur raapte. Een talent pierenvanger!

Gevangen levende palingen werden bij de vissershut in een kist gestopt en deze kist ging weer onder water. Hierdoor bleef de paling vers want één- en soms twee maal per week werd de vis opgehaald. De beste paling was zo dik als een duim.

 

Vishandel Wijnbelt uit Gorinchem

Er was voldoende vis in de Maas en het grootse deel van de gevangen vis werd verkocht aan de vishandel Wijnbelt uit Gorinchem. Op een vrachtwagen stonden bakken die met blokken ijs gekoeld werden en hierin werd de gevangen paling, snoekbaars, maar soms ook snoek en louw ofwel zeelt (Tinca tinca) vervoerd. De koop/verkoop werd altijd beslecht met het oer-Hollandse handje klap zoals op de Bossche markt.

Zat er eens een ander visje tussen zoals een voorntje of andere platvis als brasem of bliek, dan werd deze vaak huis aan huis verkocht. Op de kachel in huize van Orsouw stond altijd een pan te pruttelen met vis. Niets van de vangst ging verloren. Zelfs de hele kleine visjes gingen ter afwisseling van de regenworm aan de haak.

Om de steeds meer gewilde platvis te vangen, ging Adriaan ook met een sleepnet vissen. Kilometers liep hij dan met een sleepnet langs de waterkant.

 

Visstropers actief!

Tegenslagen kende de familie van Orsouw natuurlijk ook. Op onbewaakte momenten werden door stropers de repen gelicht en de fuiken leeggehaald of geheel weggenomen en het kwam voor dat stropers vanuit de bosschages meekeken bij het binnenhalen van de paling en opslaan van de vangst in de kisten, die direct weer verzonken werden in de Maas.

’s Morgens bleken de kisten gelicht te zijn en de vangst van een week aan paling en baars geroofd. Een week geen inkomen was natuurlijk een ramp voor het gezin van Orsouw en van veldwachter toezicht was toen nagenoeg nog geen sprake. Stropen van vis was ook toen al een lucratieve maar strafbare bezigheid.

In mei 1939 deed Adriaan aangifte bij de gemeente Megen van diefstal van een palingzak en vis, waarop - getuige dit dagrapport van de ijverige bezoldigde veldwachter Ludovicus Quax - op 12 mei 1939 een burger van Megen over deze diefstal werd gehoord. Of de dief ook werd opgespoord vertelt dit dagrapport niet maar wel dat er ook in 1939 zeker sprake was van criminaliteit. Op de vijfde en vierde regel van onder doet hij melding van aangifte. Verder is dit dagrapport informatief over andere politiezaken.

 

Enkele toegiften

Mocht het dan zo zijn, dat het beroepsvissen een inspannende bezigheid is, dan zal zeker in de familie van Adriaan en Theo ontspanning gezocht zijn in de Megense Hengelsport Vereniging ‘De Rietvoorn’.

Huwelijksjubileum Van Orsouw

Het huwelijksjubileum van het echtpaar Van Orsouw Van Maren in 1979. (Bron: fotograaf onbekend, collectie familie Van Orsouw)

Alle rechten voorbehouden

Op 12 juni 1979 was het dan zover.

Het echtpaar Van Orsouw – Van Maren viert dat ze vijftig jaar getrouwd zijn. Ze zullen in de boot genomen worden. Adriaan stapt opnieuw in de (huwelijks)boot. Zijn vrouw en kinderen genieten van het tafereel. Een rijke bloemenzee draagt bij aan de vreugde. Die zal zeker niet afnemen wanneer het echtpaar in een rijdende roeiboot door Megen wordt rondgereden."