De school en het onderwijs in de Kruisstraat

Het schoolgebouw in Kruisstraat, Rosmalen rond 1900 (Foto: fotograaf onbekend, collectie Heemkundewerkgroep Nuwelant)

Het schoolgebouw in Kruisstraat, Rosmalen rond 1900 (Foto: fotograaf onbekend, collectie Heemkundewerkgroep Nuwelant)

Alle rechten voorbehouden

Hoe ontstaat een idee voor een artikel? Dat gebeurt vaak op onverwachte momenten. Meestal verloopt dat spontaan, soms wordt het je opgedrongen. Maar soms ook loop je er gewoon letterlijk tegenaan. Of zoals in dit geval loop je er gewoon bij toeval binnen.

We wandelen graag, zeker in onze eigen omgeving. Bij toeval komen we daarbij bij een voormalige school die al enige tijd buiten gebruik is in de buurtschap Kruisstraat, een hechte woongemeenschap gelegen tussen Rosmalen en Nuland. Het is nu in gebruik als ateliercentrum voor kunstenaars, die daar hun werkplek hebben. We worden uitgenodigd binnen een kijkje te komen nemen.

Al bij de entree merk je dat er iets aparts is met het gebouw. Het heeft in de oorspronkelijke bouw maar twee klaslokalen en in het verre verleden is er zelfs maar één lokaal geweest. Wel is er later een aantal lokalen toegevoegd maar die zijn duidelijk van een andere tijd en architectuur. Naast het gebouw staat een imposante aanbouw: het blijkt de woning van het schoolhoofd te zijn geweest. Gaandeweg ontdek je dat we op een opmerkelijke plaats zijn aanbeland. Uit de verhalen bleek dat op deze plek al heel lang onderwijs werd gegeven. Het zou zelfs wel in de middeleeuwen zijn geweest. Dat maakt me nieuwsgierig. Je bent niet zomaar lid van meerdere heemkundekringen en het gevoel bekruipt je dat er hier meer te halen is!

Al snel kwam ik er achter dat dat verhaal wel degelijk waar is. Volgens Henk de Werd in zijn boek “Rosmalen vroeger” zou op deze plek al vanaf 1682 op een of andere manier onderwijs zijn gegeven. Hij spreekt zelfs van de “Vroegste plaats in ons land”. Nu klopt dat niet helemaal. In Heemstede staat een gebouw, de “Voorwegschool”, waarvan met zekerheid wordt gezegd dat deze al in 1630 in gebruik was als schoolgebouw. Maar toch!

"In de school te Rosmalen" (Bron: onbekende maker, onbekende datum)

"In de school te Rosmalen" (Bron: onbekende maker, onbekende datum)

Er blijkt hier oorspronkelijk een vervallen kapel te hebben gestaan die rond 1682 omgebouwd zou zijn tot schoolgebouw. Dit geeft aan dat het inderdaad mogelijk is dat al eerder in die kapel onderwijs is gegeven. We weten echter, ook weer volgens Henk en diverse andere bronnen o.a. Peet Kappen, dat vanaf dat jaar 1682 het gebouw in handen was van het Bestuur van de Gemeente Rosmalen. Je kunt er dus van uitgaan, dat het vanaf dat moment al een soort openbare school was. Dat blijkt ook uit het verloop van de verdere geschiedenis van de school.

Vanaf 1629, na de verovering en de val van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik (1584-1647) en als gevolg van de Vrede van Münster in 1648, kwamen er steeds meer protestanten vanuit het noorden naar Brabant. Daardoor werd de invloed van de Reformatie op het burgerlijk bestuur ook van invloed op het onderwijs in de Kruisstraat. Deze kwam in reformatorische handen en daardoor werd vanuit die kringen uiteindelijk ook de benoeming van de “schoolmeesters”, zoals die toen nog genoemd werden, geregeld. Immers het gezag werd zoveel mogelijk naar het “noordelijk” model ingevuld. Maar daarover later meer.

Henk de Werd heeft het in zijn boek voornamelijk over de betaalde rekeningen die er nog in de burgemeestersrekeningen van de Gemeente Rosmalen zijn terug te vinden: vele verbouwingen, uitbreidingen en aanpassingen van het gebouw. Daarnaast moest er nogal vaak allerlei onderhoud worden gepleegd om het gebouw waterdicht en enigszins warm te houden. Ook Henk Savelkouls, een van de laatste schoolhoofden voordat het lesgeven in het gebouw definitief werd gestopt, laat in zijn persoonlijk archief duidelijk merken dat naast vele verbouwingen en aanpassingen, er ook in latere jaren veel onderhoud nodig was.

Ronddwalend, vooral in het oude gedeelte van de school, ga je je toch afvragen hoe het is geweest, dat onderwijs in de vroegere jaren. Zeker als je in het archief van Savelkouls leest wat er zoal in onze tijd moest gebeuren om een school draaiende te houden en wat er voor kwam kijken om kinderen daadwerkelijk wijzer te maken zodat ze met hetgene ze aangeboden kregen hun weg in de maatschappij konden en kunnen vinden. Je wordt nieuwsgierig hoe dat in het verre verleden is gegaan.

Een van de boeken waarin dat duidelijk is beschreven is het boek van Henk Roosenboom. Het is de weergave van een uitgebreid onderzoek dat hij heeft verricht om inzicht te krijgen over de ontwikkeling binnen het onderwijs vooral in de Meijerij van ’s-Hertogenbosch tot aan het ontstaan van de Bataafse Republiek. In dit boek staan nogal wat wetenswaardigheden over de school in de Kruisstraat.

Roosenboom laat heel duidelijk zien dat “onderwijzer” of “leerkracht” een heel andere, meestal uitgebreider beroep was dan tegenwoordig. Om een beetje aan inkomen te komen, moest men er heel wat zaken “bij doen”. Soms vraag je je af of er ook tijd voor het geven van onderwijs over bleef. We zullen hiervoor Roosenboom aan het woord laten.

Hij geeft in zijn boek in hoofdstuk 3.3 aan dat al snel na de eerder genoemde Vrede van Münster door de Classis van ’s-Hertogenbosch besloten is om zo snel mogelijk op zo veel mogelijk plaatsen reformatorisch volksonderwijs in te stellen. Dat had tot gevolg dat er gesolliciteerd moest worden. In het geval van de Kruisstraat en het even verderop gelegen gehucht Heeseind betrof het een poging van de bewoners zelf. Men nam in 1658 het initiatief om een eigen schoolmeester benoemd te krijgen. Er werd een rekest gezonden naar de Raad van State. Voorgesteld werd om de in onbruik geraakte kapel in de Kruisstraat als schoolgebouw te laten dienen. We weten daardoor ook dat Jan Frederiks Feres tot een van de eerste officiële schoolmeesters is benoemd. Peet Kappen geeft aan dat de bewoners er op dat moment vanuit gaan dat de school zichzelf zou kunnen bedruipen, gezien ervaringen uit het verleden. Dit ondanks dat er veel concurrentie was van de paapse (katholieke!) school in het een paar kilometer verder gelegen Nuland.

Een dorpsschool op een schilderij van Hieronymus Hasenclever (Bron: 1846, Museum der bildende Künste Leipzig)

Een dorpsschool op een schilderij van Hieronymus Hasenclever (Bron: 1846, Museum der bildende Künste Leipzig)

Roosenboom beschrijft in zijn boek, dat er in de periode van 1658 tot 1805 tien schoolmeesters zijn geweest. Feit was dat ze wel allemaal aangesteld waren, maar om meerdere redenen vaak geen les gaven of gewoon niet aanwezig waren. Het kon voorkomen dat men ook nog schepen was, notaris of zelfs herbergier. Schoolmeester Willem Anhuis (benoemd van 1719 tot 1763) was naast herbergier te Rosmalen, notaris en drossaard te Nuland. Omdat hij geen tijd had om het ambt van schoolmeester te vervullen kreeg hij in 1725 goedkeuring een substituut aan te stellen. Daarnaast was hij “zwak van gezicht” wat hem kennelijk niet hinderde de andere functies te vervullen. Substituutschoolmeesters waren voor hun inkomen grotendeels afhankelijk van de eigenlijke schoolmeesters, hun broodheren. Ze werden niet zomaar benoemd maar kregen hun functie vaak pas na zware onderhandelingen. Vaak ook gebeurde de aanstelling van substituten illegaal, zonder medeweten van de classis of de Raad van State, waar de benoemingen officieel werden geregeld.

Het salaris van de schoolmeester werd in 1648 op 200 gulden per jaar gesteld, het “tractement” genoemd. Daarnaast ontving de schoolmeester een bedrag van 38 gulden voor het verrichten van “corporeele diensten”, werkzaamheden in dienst van de gemeenschap. Hieronder vielen vele zaken, zoals klokluiden, bijhouden van het dorpsuurwerk en het begraven en “overluiden” van doden. Ook moesten de leerlingen de schoolmeester een maandelijkse bijdrage geven. De hoogte hiervan stond niet vast en was geregeld via plaatselijke gebruiken. Roosenboom geeft aan dat dat varieerde van 2 tot 3 stuivers per maand.

Zowel de Werd, Kappen als Roosenboom geven in hun boeken duidelijk aan dat er in die tijd veel mis was in de gebouwen waar onderwijs werd gegeven. Het kwam vaak voor dat er ’s winters geen onderwijs werd gegeven vanwege lekkende daken en de onmogelijkheid de lokalen te verwarmen. Daarnaast waren er vaak veel kinderen niet aanwezig omdat er thuis moest worden geholpen met het bewerken van het land en het binnenhalen van de oogst.

 

Hoe zat het met het onderwijs?

In 1655 vaardigden de Staten-Generaal een plakkaat uit waarin een aantal richtlijnen voor het gereformeerde onderwijs werd beschreven. Het bevatte op de eerste plaats richtlijnen waaraan een onderwijzer zich had te houden. Daarnaast bevatte het richtlijnen voor het “schoolhouden”: de dagelijkse gang van zaken binnen het schoollokaal. Roosenboom beschrijft dit heel nauwkeurig. In het plakkaat werden de precieze lestijden, aantal dagen vakantie etc. vermeld. Normaal was dat er zomers veel minder leerlingen aanwezig waren vanwege de eerdere genoemde thuiswerkzaamheden, doch het reglement schreef voor dat ook dan de lessen normaal door moesten gaan. Belangrijk was dat op katholieke feestdagen geen vrij gegeven mocht worden.

Toch was het leren van de grondbeginselen van het reformatorisch godsdienstonderwijs heel belangrijk, het hele onderwijs draaide daaromheen. Ook het zingen van psalmen nam een grote plaats in evenals het leren van de Heidelbergse Catechismus. Roomse zaken waren op school absoluut verboden! Daarnaast was het handhaven van orde en tucht belangrijk: deze werden met de roede en de plak hardhandig bijgebracht. Dit laatste gold niet enkel voor op school, maar ook op weg van huis naar school en terug. Ook hier diende de schoolmeester toezicht op te houden.

Bestraffing van een schoolleerling met de plak op een schilderij van Jan Steen (Bron: ca. 1663/1665, National Gallery of Ireland)

Bestraffing van een schoolleerling met de plak op een schilderij van Jan Steen (Bron: ca. 1663/1665, National Gallery of Ireland)

In het Schoolreglement van 1655 ziet men duidelijk aangegeven waar het onderwijs uit moest bestaan. Naast de genoemde beginselen van het reformatorisch godsdienstonderwijs en het bijbrengen van orde en tucht werden er op de derde en laatste plaats ook nog kennis en vaardigheden bijgebracht. Leren lezen had veruit de hoogste prioriteit. Dit bestond volgens Roosenboom vooral uit het herkennen, van buiten leren en spellen van letters. Hierdoor leerde men alle letters van het alfabet kennenAls dat gekend was, begon men met eenvoudige lettercombinaties eenlettergrepige woordjes te vormen. Deze manier van leren bleek vaak weinig succes te hebben. Slechts weinig leerlingen konden aan het eind van hun schoolperiode behoorlijk lezen en veel leerlingen verleerden het na verloop van tijd weer.

Vanaf het moment dat men behoorlijk kon lezen, gemiddeld pas na drie jaar(!), begon men te leren schrijven. Volgens Rooseboom was schrijven niet enkel een vanzelfsprekende vaardigheid maar meer een ambacht waar men later zelfs zijn brood mee kon verdienen: als “beroepsschrijver”. Het schrijven gebeurde met een ganzenveer en inkt, vervaardigd door de meester zelf. Leien en griffels waren wel bekend, maar werden enkel voor rekenen gebruikt. Ze waren niet geschikt voor het “schoonschrijven”. Schrijven was immers een hele kunst: er werden zelfs complete handleidingen voor geschreven.

Volksprent met cijfers en letter van rond 1750 (Bron: maker onbekend, collectie Rijksmuseum)

Volksprent met cijfers en letter van rond 1750 (Bron: maker onbekend, collectie Rijksmuseum)

Tijdens de eerder genoemde Bataafse Republiek werd er in 1798 een staatsreglement van kracht waarin de eerder genoemde schoolwetten aanzienlijk werden aangescherpt. Daarnaast werden er van staatswege “schoolopzieners” benoemd, die toezicht moesten houden op de uitvoering van de reglementen. In 1806 werd er een nieuwe onderwijswet doorgevoerd. Het belangrijkste doel van deze wet was volgens Roosenboom als volgt beschreven:

“dat onder het aanleren van gepaste en nuttige kundigheden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkeld en zij zelven opgeleid zouden worden tot alle maatschappelijke en christelijke deugden”.

Tijdens deze periode was het geven van godsdienstles nadrukkelijk verboden: dit hoorde binnen de kerk thuis. Daarnaast werd er meer nadruk gegeven aan de kwaliteit en de klassikaliteit van het onderwijs.

Op de school in de Kruisstraat heeft een aantal schoolmeesters nadrukkelijk hun stempel gedrukt op het wel en wee van de school. Zo was er vanaf 1811 de Zeeuw Cornelis Appel actief: hij was destijds de enige overgebleven protestant in dit gebied.

Een heel belangrijke onderwijzer voor de Kruisstraat was in 1829 zijn opvolger: Meester Frans Kerssemakers. Naast onderwijzer was hij een van de initiators en vernieuwers van het landbouwonderwijs in de regio, waarvoor hij tevens wintercursussen en avondonderwijs heeft opgezet, die al snel landelijke bekendheid kregen. Zijn invloed was zo groot, dat Kappen er een complete uitgave van het periodiek Spoorzoeker aan heeft gewijd.

Na hem is er nog een aantal “schoolmeesters” op de Kruisstraatse school geweest. Daar zaten ook “schoolmeesters” tussen die in opspraak kwamen. Zo was er tussen 1878 en 1899 een zekere Johannes van der Linde hoofd van de school. Vanwege zijn intieme omgang met schoolkinderen werd hij uiteindelijk in 1899 oneervol ontslagen. In de vroege morgen van 29 mei van dat jaar werd hij namelijk door de veldwachter samen met de marechaussee uit Geffen tijdens een gerichte actie in bed betrapt met een 21-jarige Nulandse jongen.

het schoolgebouw in Kruisstraat, Rosmalen in 2006. (Bron: fotograaf onbekend, collectie Heemkundewerkgroep Nuwelant)

het schoolgebouw in Kruisstraat, Rosmalen in 2006. (Bron: fotograaf onbekend, collectie Heemkundewerkgroep Nuwelant)

Alle rechten voorbehouden

Nadat er een aantal pogingen is gedaan om op allerlei manieren de school te behouden (o.a. als dependance van een andere school, mogelijke fusie met andere scholen, tijdelijke asielzoekersschool etc.) is Gé Mooren uiteindelijk de laatste “mister” geweest die op 23 juni 2013 definitief de deuren van de school met een rijke geschiedenis achter zich heeft gesloten.

Aan het eind van dit verhaal heb ik het gevoel om verder op de geschiedenis in te gaan en ook het onderwijs in de vroegere jaren verder uit te diepen. Maar dat is voor een volgende keer!

 

Bronnen

De Werd, H., Rosmalen vroeger, z.p., 1985.

“De oudste basisschool van Nederland”, op: https://voorwegschool.nl/?page_id=1033 (laatst geraadpleegd op 25 februari 2022).

Kappen, p., “Een weinig lezen en schrijven is al ze leren: de geschiedenis van het onderwijs van Nuland en Kruisstraat tussen 1648 en 1900”, in: Spoorzoeker (nr. 1 en 2, 2002).

Roosenboom, H., De dorpsschool in de Meijerij van ’s-Hertogenbosch van 1648 tot 1795, Tilburg, 1997.

Savelkouls, H., Rosmalen 1200: Brug tussen Maasland en Hertogstad, Rosmalen, 2016, 172.

Valcooch, D., Regel der Duytsche schoolmeesters. Eene bijdrage tot de geschiedenis van het schoolwezen in het laatst der XVIe en het begin der XVIIe eeuw, Den Haag, 1875.

Dodde, N., Het rijksonderwijs in de Bataafse Republiek, 1968.

Kappen, P.: “Meester Frans Kerssemakers (1848-1915): een figuur van bijzondere betekenis”, in: Spoorzoeker (nr. 2, 2016).