De verhuizing van Klooster Mariënkroon

Veilig Vervoer in Middeleeuws Brabant (1360-1440)

Twee lopende monniken, Cornelis Dircksz. Boissens (toegeschreven aan), naar Cornelis Dircksz. Boissens, ca. 1593 - ca. 1634

Ets en gravure met twee lopende monniken voor een kerk of klooster (Bron: Cornelis Dircksz. Boissens, 1593-1634, Rijksmuseum)

Alle rechten voorbehouden

“Beschudden ende beschermen van onsen wegen tegen een yegelyck, die hun daer hinder of stoet in doen woude.”

Reizen in de middeleeuwen kon gevaarlijk zijn. Je kon alles verliezen door bandieten of oorlogen. Er waren ook roofridders, lokale edelen die in de middeleeuwen in Brabant het land teisterden door illegale tollen te eisen van reizigers of ze gewoon te plunderen. Ridders in de regio tussen het huidige Noord Brabant en Vlaanderen deden dit al voor de 11e eeuw, tot dat graaf Hendrik III van Leuven (?-1095) een abdij in Affligem (her)stichte en met militaire kracht zes van deze roofridders daar monnik maakte.

Door onveiligheid op de weg was de bescherming van een machtig persoon heel waardevol, bijvoorbeeld ook voor kloosters. In theorie bood deze machtige persoon (bijv. een hertog of een van de lagere edelen) erkenning en geld/goederen aan het klooster om een beter imago in dit leven te krijgen, en hopelijk ook een snellere toegang tot de hemel in het volgende leven.

De geschiedenis van het ongelukkige klooster Mariënkroon te Heusden is een goed voorbeeld van de moeilijkheden die een klooster konden overkomen op de weg: moeite met het transporteren van goederen en mensen voor een gerechtelijk process, moeten verhuizen door natuurlijke rampen, maar vooral ook het zoeken van waarborg voor veiligheid op de weg. Er bestaat tot dusver geen goede literatuur over dit klooster en lange tijd was er onzekerheid over zijn oorsprong. Zie bijvoorbeeld het speurwerk van Jacob van Oudenhoven in zijn boek Beschryvinge der stadt Heusden uit 1743. Van Bavel (1971) en van Engen (2008) hebben intussen het verhaal van Mariënkroon uitgewerkt met behulp van het archief 239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 1245 - 1631 (BHIC), dat verschillende archiefstukken, een cartularium, en een kroniek van Everard van Gogh bevat. Van Bavel, van Engen, en de archiefstukken laten zien dat Mariënkroon beslist die bescherming opzocht - en ook kreeg - van Albrecht van Beieren (1336-1404). Maar eerst een korte geschiedenis van de stichting van Mariënkroon.

“Het Kasteel te Heusden in welstand” (Bron: Jacob van Oudenhoven, Beschryvinge der stadt Heusden, 1743)

“Het Kasteel te Heusden in welstand” (Bron: Jacob van Oudenhoven, Beschryvinge der stadt Heusden, 1743)

Alle rechten voorbehouden

De stichting van Mariënkroon

Het begint allemaal met Mechtelt van Reide (1275-1362), die het vrouwenklooster Nieuw Mariëndaal sticht in Heesbeen, met goederen van haar overleden echtgenoot in 1361 (BHIC 239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 2). Om welke goederen dit precies gaat is moeilijk te begrijpen– de charter gebruikt veel afkortingen en schakelt binnen een zin van latijn naar middel-nederlands en weer terug (bijv. "In manso deo bi heren goders kinderen Item qui() Ingera terrae dat kine land appliacet") – maar wel weten wij dat het om land en spullen gaat. Zo krijgt het nieuwe klooster in verschillende plaatsen een hoeveelheid "terre" of "terrae": bijvoorbeeld "Item in loco de [plaatsnaam]" of "Item in die [plaatsnaam]", "Ingera terre situatem". Wanneer Mechtelt een jaar later ook dood gaat, blijft de bestemming van de "betwiste goederen van Mechtelt" (zoals ze later worden genoemd) twintig jaar lang in het ongewisse door een gerechtelijk process.

In 1382 besluit de bisschop van Utrecht deze goederen aan iemand te geven, maar daar komt niets van uit, want in 1384 begint Albrecht van Beieren een process tegen dit besluit. De uitkomst is dat het vrouwenklooster opgeheven wordt en vervangen wordt door een mannenklooster in Heesbeen of Heusden. In juni van dat jaar worden Mechtelts’ goederen naar de abt van Altencamp vervoerd, en in september gaan ze naar Albrecht. Vermoedelijk worden deze goederen weer vervoerd tussen september 1384 en ergens in 1385, want dan wordt het klooster Mariënkroon voor het eerst vermeld in Heusden (BHIC 239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk, 19). Deze 'betwiste' goederen gingen dus heen en weer, van Brabant naar huidige Oost-Duitslant (Altencamp), dan naar Holland (waar Albrecht ze misschien besloot te deponeren), en uiteindelijk weer naar Brabant. Wanneer broeders van het nieuwe Mariënkroon, en de goederen van Mechtelt, in 1385 verhuizen naar Heusden is het niet vanzelfsprekend dat ze veilig zullen zijn.

Gravure van Albrecht van Beieren in “Affkomst ende korte historie der graven van Hollandt Zeelandt ende Vrieslandt” (Bron: Hendrick Goltzius (prentmaker) en Willem Thibaut (tekening), 1586-1587, Rijksmuseum)

Gravure van Albrecht van Beieren in “Affkomst ende korte historie der graven van Hollandt Zeelandt ende Vrieslandt” (Bron: Hendrick Goltzius (prentmaker) en Willem Thibaut (tekening), 1586-1587, Rijksmuseum)

Alle rechten voorbehouden

 

Bescherming tijdens verhuizen

De Analecti Gijsberti Coeverincx bevat een akte van Albrecht van Beieren, waar de verhuizing  van 1385 beschreven wordt (van Nieuw-Mariëndaal in Heesbeen naar "dat convent tot Heusden"). Ze zeggen dat de goederen van "die vrouwe van Reide" (Mechtelt) nu naar Heusden getransporteerd waren, en "dat convent … met allen haere broeders ende familie" nu bescherming zouden moeten krijgen tijdens hun reis naar Heusden:

"Onsen castelleyn, drossart, rentmeester in onse stede van Heusden, die nu sijn oft namaels wesen sullen, dat sij hun ende die goederen voerschreven beschudden ende beschermen van onsen wegen tegen een yegelyck, die hun daer hinder of stoet in doen woude." [Ons kastelein, drossart, (en) rentmeester in ons stad van Heusden, die nu zijn of later zullen zijn, dat zij hun en de voornoemd goederen beschutten en beschermen van onze wegen tegen een ongeluk, die hun daar hinder of stoot in wouden doen.]

Later, in 1390-91 verhuist het klooster weer, maar deze keer binnen de muren van Heusden (BHIC 293 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 49). Ze kregen het recht om gebouwen te bouwen aan de stadsmuur, tussen de "toeren" (toren) en de "begijn hove" (begijnhof). Weer gaf Albrecht bescherming aan het klooster, en deze keer was het nog sterker:

"So ombieden wi onsen Castelain van Huesden die () is of names wesen sal dat hi den Abt ende Convent () hier in hande ende starkee ende dan in bistandich weze yechens alle die ghene die … hinder of stoot in dede dat souden wi houden aen syn lyf ende aen syn goud als aen den ghenen die ons van onsere heerlichede verminderen woude." [Zo ombieden wij onze kastelein van Heusden die () is of namens sal zijn, dat hij de Abt en Content () hier in hande en sterkte en dan in behulpzame manier allen diegene die … hinder of stoot doen, dat wij aan zijn lijf en aan zijn goud zouden houden, als aan diegenen die ons van onzen heerlijkheid verminderen wouden (doen).]

 

Illustratie, met woorden “Jo. de Swyndrecht”, mogelijk de zegel van Johannes van Swyndrecht, Curaat van Oudheusden (Bron: BHIC 293 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 31, “Akte van toestemming, door curaat van Oudheusden, tot stichting Mariëndonk, 1438.”)

Illustratie, met woorden “Jo. de Swyndrecht”, mogelijk de zegel van Johannes van Swyndrecht, Curaat van Oudheusden (Bron: BHIC 293 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 31, “Akte van toestemming, door curaat van Oudheusden, tot stichting Mariëndonk, 1438.”)

Alle rechten voorbehouden

Bescherming tegen tollen

Een jaar later (1392) krijgt Mariënkroon weer bescherming van Albrecht, maar deze keer om goederen te vervoeren (BHIC 293 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 50). Die akte gaf Mariënkroon tolvrijheid "bi al onse tollen van hollant ende van zeelant te water of te landt waer dat die gelegen sijn". Dit was eigenlijk bedoeld voor levensmiddelen, niet zo zeer voor handel, en de akte noemde dan ook "twee tonnen boteren, twee waghens casen ende een tonne gesouten vleysch", het broodnodige dus (boter, kaas, en gezouten vlees). Het was ook nadrukkelijk bedoeld om een langere tijd gebruikt te worden, want ze beschrijven dat “wy .. ende … onsen nacomelingen” aan "den prior ende broederen" en hun nakomelingen "gegeven hebben ende gheven tot ewighen daghen dat zi tollenvry [zullen zijn]". En weer wordt een verschillend, en toch soortgelijk bescherming gegeven:

"[Om] bi alle onse tollen laten varen sonder enighen tol dan of van hun te nemen of hun enighen hinder of moyenisse [te maken]." [Om bij al onze tollen te laten varen zonder enige tol dan of van hun te nemen of hun enige hinder of overlast te maken.]

“Overblyfsel van het Kasteel te Heusden”, (Bron: Jacob van Oudenhoven, Beschryvinge der stadt Heusden, 1743).

“Overblyfsel van het Kasteel te Heusden”, (Bron: Jacob van Oudenhoven, Beschryvinge der stadt Heusden, 1743).

Alle rechten voorbehouden

De val van Mariënkroon

Ongeveer een halve eeuw later moet het klooster weer verhuizen als de Sint-Elisabethsvloed veel land onder water zet. Mariënkroon wordt hard geraakt, en moet van abdij terug gaan naar priorij omdat ze niet genoeg inkomen hebben. Door dat tekort aan inkomen in Heusden wordt besloten om in Elshout (op de "donk") een nieuwe klooster te bouwen om naar te verhuizen. Het idee was om Mariënkroon op te heffen en met zijn allen naar het nieuwe klooster te verhuizen. Ze lieten 25,000 bakstenen transporteren van Engelen (nabij ‘s-Hertogenbosch) naar Elshout, begonnen te bouwen, en kregen zelfs twee waterwielen en het recht om een rosmolen te maken (van hertog Phillips van Bourgondië (1396-1467)) (BHIC Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 120 (pg4 en 6) en 55).

Maar in 1441 kwam de abt van Altenkamp op bezoek (en maakte een reis van ongeveer 130km, door misschien wel zes tollen; schatting door middel van het Viabundus kaart), en verzette zich tegen de verhuizing. Het blijkt dat Mariënkroon onder het gezag van de abt Altenkamp was; de abt werd "pater-abbas" in 1406 (BHIC Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 23). Wij weten niet waarom, maar uiterlijk besloot de abt dat de prior van Mariënkroon onder het gezag van Mariendonk (het nieuwe klooster in Elshout, waar Mariënkroon naar toe wilde verhuizen) moest zijn. Toch zou dit uiteindelijk ook niet gebeuren, want in 1443 werd in een gerechtelijke uitspraak beslotendat de twee kloosters geen contact meer mochten hebben. Mariënkroon moest dus verder in Heusden met weinig inkomsten, minder broeders, en (blijkbaar) geen macht.

Bronnen

Boffa, F., Warfare in Medieval Brabant, 1356-1406, Woodbridge, 2004.

Coeverincx, G., Van Den Elsen, G. (red.) en Hoevenaars, W. (red.), Analecti Gijsberti Coeverinx, Pars II, 1907.

Van Bavel, H., Archieven.nl, "239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 1245 - 1631", 1971, https://proxy.archieven.nl/0/0883C9E46598405D9DA0F141411F8623.

Van Engen, Hildo., "Cisterciënzers in de stad. De priorij Mariënkroon in Heusden", in: H. van Engen en G. Verhoeven (red.), Monastiek observantisme en Moderne Devotie in de Noordelijke Nederlanden, Hilversum, 2008, 107-133.

Van Oudenhoven, J., Beschryvinge der stadt Heusden, Amsterdam, 1743.

Van Royen, H., "Roofridders worden monnik", G-Geschiedenis, 2-07-2016.

Van Uytven, R., Geschiedenis van Brabant: van het hertogdom tot heden, Leuven, 2004.

239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 1245 - 1631 (BHIC), "Akte van overdracht, door Mechtelt van Riede, aan abt van Kamp, van goederen in land van Heusden en Altena, in Babyloniënbroek, in Hardinxveld, in Pendrecht, en in Werkendam, 1361", inventarisnummer: 2.

239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 1245 - 1631 (BHIC), "Akte van goedkeuring, door hertog Albrecht, van overdracht goederen, afkomstig van Mechteld van Riede, door klooster in Heesbeen, aan abt van Kamp en van bescherming van nieuwe klooster, 1385", inventarisnummer: 19.

239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 1245 - 1631 (BHIC), "Akte van schenking, door hertog Albrecht, van toren van stadsmuur van Heusden, en toestemming tegen muur tussen deze toren en begijnhof gebouwen te plaatsen, 1390 - 1391", inventarisnummer: 49.

239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 1245 - 1631 (BHIC), "Akte van verlening, door hertog Albrecht, van privilege van vrijdom van tol voor levensmiddelen (voor Mariënkroon?), 1392", inventarisnummer: 50.

239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 1245 - 1631 (BHIC), "Akte van toestemming, van hertog Philips van Bourgondië, om rosmolen bij Mariëndonk? op te richten, 1438", inventarisnummer: 55.

239 Kloosters Mariënkroon en Mariëndonk in Heusden, 1245 - 1631 (BHIC), "'Groot Cartularium' van Mariëndonk, aangelegd tussen 1461 en 1466, voortgezet tot 1508", inventarisnummer: 120.