Religie tijdens het Rampjaar 1672 in 's-Hertogenbosch en de Meierij

Gezicht op 's-Hertogenbosch in 1672, uit een reeks van tekeningen van de Franse inval (Bron: Adam Frans van der Meulen, Rijksmuseum)

Gezicht op 's-Hertogenbosch in 1672, uit een reeks van tekeningen van de Franse inval (Bron: Adam Frans van der Meulen, Rijksmuseum)

De jaren tussen 1629 en 1672 waren voor de bewoners van ’s-Hertogenbosch en de Meierij niet gemakkelijk. Er was sprake van veel sociale onrust in het Staats-Brabant van de Republiek. De bevolking mocht onder het gezag van de Republiek hun katholieke geloof niet openlijk beleven en uitdragen. Ook in ‘s-Hertogenbosch en de Meierij lag de macht bij een protestants bestuur, terwijl het grootste deel van de bevolking katholiek was. Tijdens het Rampjaar 1672 kwamen deze zaken onder een vergrootglas te liggen.

De Franse dreiging

Wonen en werken in een Generaliteitsland was in meerdere opzichten al voor het Rampjaar niet aangenaam. Naast het ontbreken van godsdienstvrijheid en van zelfstandig bestuur zag men zich geconfronteerd met hoge fiscale lasten die hoger waren dan in de rest van de Republiek.

Ondertussen eisten spanningen tussen de verschillende landen in Europa hun tol. Oorlogen waren aan de orde van de dag waarbij de coalities van landen voortdurend wisselden. Voor de Republiek, Staats-Brabant en ’s-Hertogenbosch (met de Meierij in het bijzonder) was er een continue dreiging vanuit het zuiden.

Rond de jaarwisseling van 1670 op 1671 plunderden ruiters uit de rooms-katholiek georiënteerde Spaanse Nederlanden de eigendommen van een dorpspredikant in de Meierij. De gebeurtenis kwam onder de aandacht bij de Raad van Staten die de Spaanse autoriteiten verzocht om de predikant schadeloos te stellen.  De gouverneur van ’s-Hertogenbosch zag zich genoodzaakt extra manschappen naar het gebied te sturen. De onrust onder de bevolking van de Meierij liep ondertussen op. De dreiging vanuit Frankrijk was in deze periode het grootst.

De gouverneur van ‘s-Hertogenbosch zette de relatie tussen de Republiek en Frankrijk ook nog eens op scherp. Henri Charles de la Tremoille (1620-1672), prins van Tarente en hertog van Thouars werd op 7 maart 1665 tot gouverneur van ’s-Hertogenbosch benoemd en was als zodanig een van de voornaamste bevelhebbers van de Republiek. Naast de vestingstad verbleef hij regelmatig in Frankrijk en zowel de landelijke als plaatselijke autoriteiten twijfelden aan zijn loyaliteit. Uiteindelijk verklaarde hij zich loyaal aan de Franse koning Lodewijk XIV, al moest hij daarvoor voor de vierde keer in zijn leven van geloofsovertuiging wisselen. In 1670 vertrok hij definitief naar Frankrijk. Zijn opvolger was John Kirkpatrick († 1681), heer van Poederoijen, die diende als luitenant in de Schotse brigade die in de Nederlanden verbleef.

Henri Charles de La Trémoille (Bron: Pieter Philippe, Jan de Baen, 1664, National Portrait Gallery / Wikimedia Commons)

Henri Charles de La Trémoille (Bron: Pieter Philippe, Jan de Baen, 1664, National Portrait Gallery / Wikimedia Commons)

Alle rechten voorbehouden

 

Het startsein van de Hollandse Oorlog (1672-1679)

In april 1672 vielen Franse troepen de Republiek binnen. Gouverneur Kirkpatrick kreeg op 27 mei het bericht dat de Fransen Maastricht links lieten liggen en optrokken richting Nijmegen. Hij vreesde dat ’s-Hertogenbosch een volgend doel zou kunnen zijn en gaf de opdracht de inundatie te stellen. Het ondergelopen plattelandsgebied betekende dat de bewoners daar elders hun heil moesten zoeken. Hun voornaamste bestaansmiddel was uiterst onzeker geworden. Een deel van hen trok naar de stad, voor de stadsbewoners vormde dit een extra belasting naast de hinder die zij ondervonden door de inkwartiering van de militairen.

De situatie van het garnizoen in ‘s-Hertogenbosch was in het jaar 1672 nauwelijks veranderd ten opzichte van 1671. Het garnizoen was te klein om de vestingstad en de omliggende forten te verdedigen. Gouverneur Kirkpatrick, die het rooms-katholieke deel van de inwoners in de stad en de omgeving wantrouwde, voelde er niets voor om wapens aan de rooms-katholieke gildes te verstrekken. Uiteindelijk moest jurist Otto Copes, een protestants lid van de Stadsregering die goede relaties had met de betrokkenen, met veel diplomatie bemiddelen. Het lukte hem de gildes te verbinden aan het protestantse gezag. Zij legden daartoe op 30 mei 1672 een gelofte aan de Gemagtigden en de Stadsregering af.

De Franse troepen staken op 12 juni bij Lobith de Rijn over. Dit leidde duidelijk tot onrust: een dominee en een ouderling meenden dat het nu niet passend was ‘dartelheden’ en kermisvertier te organiseren. Dit standpunt werd niet door iedereen onderschreven en de bewoners van Hintham gingen onverstoord door met het vieren van de kermis.

Het garnizoen van Fort Crèvecoeur moest zich na een kort beleg op 19 juli aan de Fransen overgeven, de verdedigers van de Engeler Schans waren de volgende. De Fransen wonnen aan terrein. Vluchtelingen uit de Meierij trokken naar de stad, waardoor extra monden gevoed moesten worden met het schaarse voedsel dat beschikbaar was.

Lodewijk XIV trekt Nederland binnen tijdens het Rampjaar 1672, Adam Frans van der Meulen, 1672-1690, Rijksmuseum

Lodewijk XIV trekt Nederland binnen tijdens het Rampjaar 1672. (Bron: Adam Frans van der Meulen, 1672-1690, Rijksmuseum)

Na het vertrek van het protestantse kader in de Meierij namen de achtergebleven oorspronkelijke rooms-katholieke gezaghebbers nu de touwtjes in handen. Door de komst van de Fransen, die hen iets gunstiger gezind waren, konden zij hun levensomstandigheden weer wat verbeteren en vrijheid van godsdienstbeleving kregen. Ook in de stad probeerde het protestantse kader de benen te nemen, maar dit was maar beperkt mogelijk omdat de Fransen de uitvalswegen controleerden.

Op 5 juli arriveerden tweeduizend man aan Staatse hulptroepen in ‘s-Hertogenbosch, voetvolk en ruiters, onder leiding van de graaf van Schellaert. Deze huurlingen waren voor een groot deel rooms-katholiek. Opmerkelijk genoeg krijgen ze (na een moeizame discussie), een kerk toegewezen om hun godsdienst te belijden voor zolang zij hier gestationeerd zijn. Het zal de spanningen tussen de katholieke bevolking en het Staatse gezag niet geholpen hebben. Eind 1673 verlieten de Franse troepen Fort Crèvecoeur waarbij zij het in brand staken.

 

Een opluchting voor katholieken?

De bevolking van ‘s-Hertogenbosch maar vooral die in de Meierij had veel te lijden tijdens de oorlog met de Fransen. Bij de komst van de Franse troepen waren zij gedwongen de oogsten te vernietigen. Vervolgens werden zij gebrandschat (zij moesten hoge bedragen betalen om plundering te voorkomen) en velen verloren de resten van hun voorraden en vee, terwijl ook huis en haard vernietigd werden. Tot overmaat van ramp zagen zij zich na het vertrek van de Fransen geconfronteerd met Staatse belastingen die werden opgelegd alsof er geen oorlogssituatie was geweest. Velen verarmden en kwamen de situatie niet meer te boven, deels omdat veel landerijen meerdere jaren geïnundeerd bleven en het opbouwen van oogsten en dus inkomen nauwelijks mogelijk was.

Tijdens de bezetting van de Fransen was de situatie voor de achtergebleven bewoners van de Meierij juist beter geweest. Zij kregen, ondanks hun ellendige situatie, enige verlichting in hun toestand doordat zij tijdens het verblijf van de Fransen meer vrijheid kregen om hun rooms-katholieke godsdienst uit te oefenen. Een aantal van de bewoners kon ook zaken doen met de Fransen. Door de terugkeer van de gevluchte Staatse autoriteiten werd de bevolking van de Meierij in godsdienstig opzicht weer onderdrukt.

De oorlogshandelingen tussen 1674-1679 speelden zich grotendeels buiten de grenzen van de Republiek af. Wel was de dreiging voor de Republiek gedurende de gehele oorlogsperiode aanwezig. De inundatie, die medio 1672 was gesteld, duurde tot het einde van de Hollandse Oorlog in 1679. Een ramp voor de bevolking.

 

Bronnen

Blok, P.J., Molhuysen, P.C., "Henri Charles de la Trémoille", in: P.J. BLok e.a. (red.), Nieuw Nederlands biografisch Woordenboek Deel 5, 1921, 961-963. 

Hezenmans, J.C.A, ’s-Hertogenbosch van 1629 tot 1798: historische studiën, ’s-Hertogenbosch, 1899.

Van Heurn, J.H., Historie Der Stad En Meyerye Van 's Hertogenbosch Alsmede Van De Voornaamste Daaden Der Hertogen Van Brabant deel III 1648-1729, (Utrecht, 1777).

Jansen, M , "Henri Charles de la Tremoille, gouverneur van ’s-Hertogenbosch", in: Bossche Bladen (jrg. 2, nr. 2, 2000), 65-66.

https://www.st-andrews.ac.uk/history/ssne/ (stand op 28-09-2022).