Operatie Pheasant

Fazantenjacht in Noord-Brabant

Luchtfoto Rosmalen 1944

Luchtfoto gemaakt boven Rosmalen door een Britse soldaat op 23 oktober 1944, tijdens Operatie Pheasant. Zichtbaar is het resultaat van de inzet door de Britten van tanks uitgerust met speciale vlammenwerpers. Bron: Imperial War Museum, BU 1242.

Operatie Market Garden in september 1944 was de eerste fase van de bevrijding van Noord-Brabant. Na het mislukken hiervan moest de Britse veldmaarschalk Montgomery zich opnieuw bezinnen op de te volgen strategie. Hij wilde op dat moment nog niet inzien dat de situatie anders was geworden en dat de kans van een snelle opmars naar Duitsland voorbij was. Hij negeerde ook het feit dat de bulk van het Duitse 15. Armee onder generaal Adolf von Zangen intussen was aangekomen in Midden en West-Brabant en dat er zich dus een behoorlijke strijdmacht westelijk van het intussen bevrijde gebied bevond. Montgomery wilde proberen om alsnog met zijn hoofdmacht vanuit Nijmegen Duitsland binnen te trekken. Tegelijkertijd zou het Eerste Canadese Leger vanuit het zuiden via Tilburg oprukken naar ’s-Hertogenbosch om zo de Duitse troepen in Noord-Brabant te verdrijven tot boven de grote rivieren. Om een en ander mogelijk te maken werden de frontvakken opnieuw ingedeeld. 

De Amerikanen kregen de Peel toegewezen. Het idee was ook hier om de vijand tot achter de Maas te verjagen. Montgomery’s plan bleek al snel een inschattingsfout. Zowel de Canadese als de Amerikaanse operaties mislukten. De opmars naar Tilburg, waarvan ook Polen deel uitmaakten, werd begin oktober gestuit bij Goirle, door de ‘brandweer’ van het 15. Armee, de Kampfgruppe Chill. Een poging van Canadese troepen om een week later bij Woensdrecht een doorbraak te forceren in de richting van Zuid-Beveland en Walcheren werd in bloed gesmoord door dezelfde Kampfgruppe die zich razendsnel had verplaatst. Intussen hadden in de Peel de Amerikanen bij Overloon een week lang tevergeefs storm gelopen tegen goed ingegraven Duitse troepen. De Britten namen de klus weer over. Deze nieuwe aanval ging op 12 oktober van start. Overloon werd nu wel ingenomen en de Britten begonnen op stoom te komen. Na een paar dagen kwam, totaal onverwacht, het bericht dat deze operatie moest worden beëindigd. Wat was er gebeurd?

 

Vanwege Antwerpen

De belangrijke havens van Antwerpen waren al sinds begin september in geallieerde handen. Maar deze waren onbruikbaar zolang de vijand Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen bezet hield en zo de toegangsweg beheerste. Het geallieerde opperbevel zat dan ook met ongeduld te wachten op het moment dat de Duitsers verjaagd zouden zijn. Zoals gezegd had Montgomery gemeend dat de Canadezen Noord-Brabant zouden zuiveren en de toegang tot Walcheren zouden forceren terwijl hij zich bleef concentreren op Duitsland. Dat was een denkfout gebleken. Medio oktober was het geduld op aan de top en Montgomery werd door zijn baas, de Amerikaanse generaal Dwight D. Eisenhower, tot de orde geroepen. Toen pas ging het roer om en werd alles gericht op het vrijmaken van de toegangswegen tot Antwerpen. Op 17 oktober vaardigde de Britse veldmaarschalk een nieuwe richtlijn uit, M 532. Meteen al in de openingsparagrafen maakte Montgomery duidelijk dat de nieuwe operaties maar één doel hadden: het vrijmaken van de haven van Antwerpen. Het First Canadian Army kreeg de taak het gebied Bergen op Zoom-Roosendaal in bezit te nemen. Dit was Operatie Suitcase

Tegelijk moest het Britse Second Army in Operatie Pheasant via ’s-Hertogenbosch oprukken naar Breda en Moerdijk om de Duitsers te verdrijven uit het gebied ten zuiden van de Maas. Deze opmars zou eindigen op de lijn Moerdijk-Breda-Poppel. De aanval moest in de nacht van 21 op 22 oktober van start gaan. Lukte de opzet van deze gecombineerde operatie dan zouden de Duitse troepen in Midden- en West-Brabant in de val komen te zitten. Om de hele onderneming te bespoedigen kreeg het Canadese leger tijdelijk een Amerikaanse infanteriedivisie toegewezen. 

Er waren twee vleugelposities, de ene op de Brabantse Wal bij Woensdrecht, de andere bij de Brabantse hoofdstad, ’s-Hertogenbosch. Inname van deze twee punten was essentieel. Von Zangen en zijn staf zagen dat natuurlijk ook. Maar hij had niet genoeg troepen om allebei te verdedigen. Door de felle Canadese aanvallen bij Woensdrecht, die zijn troepen op Walcheren dreigden af te snijden, zag hij zich genoodzaakt zijn beste eenheden daar op te stellen. Het gevolg was dat het front bij ’s-Hertogenbosch wel wat werd verzwakt. Tegelijk wist Von Zangen dat het verlies van de Brabantse hoofdstad catastrofaal zou zijn. Vandaaruit kon zijn hele troepenmacht in Noord-Brabant in de rug aangevallen worden. De Duitse troepen in de stad kregen dan ook opdracht tegen elke prijs zo lang mogelijk stand te houden. Eind oktober was duidelijk dat rond en in Woensdrecht en ‘s -Hertogenbosch zwaar zou worden gevochten.

 

Fazant

Operatie Pheasant werd uitgevoerd door XII Corps onder luitenant-generaal Neil Ritchie. 

Vier Britse divisies plus twee tankbrigades moesten het opnemen tegen drie Duitse divisies; de Britten hadden dus een duidelijke overmacht. In het noorden, op de uiterste rechterflank van Ritchie’s legerkorps, opereerde de 53rd (Welsh) Division van generaal-majoor Bobby Ross, die als opdracht had zo snel mogelijk ’s-Hertogenbosch in te nemen en dan zonder pauze door de Langstraat op te rukken in westelijke richting. Zuidelijk van de Welshmen stond de 51st (Highland) Division van generaal-majoor Tom Rennie. Deze Schotten moesten via Schijndel een doorbraak forceren naar de Langstraat. Zij deelden hun frontvak met de zogenoemde Woestijnratten, de 7th Armoured Division van generaal-majoor Gerald Loyd Verney. Zij moesten gebruikmaken van de opening die was geforceerd door de Schotten om door te stoten naar Loon op Zand. Het meest zuidelijk, op de uiterste linkerflank, stond ten slotte de 15th (Scottish) Division, onder bevel van generaal-majoor C.M. Barber, die als eerste doelen Best en Tilburg had. De infanteriedivisies kregen steun van de 150 Sherman tanks van de 33 Armoured Brigade en de 200 Churchill tanks van de 6 Guards Tank Brigade. Alles bij elkaar kon Ritchie beschikken over ongeveer 80.000 militairen, een behoorlijke troepenmacht. Iedere divisie kreeg een aparte codenaam voor de eigen operatie, alfabetisch lopend van A tot en met E. Het aanvalsplan van de Welsh heette ‘Alan’, dat van de Highlanders ‘Colin’, van de Woestijnratten ‘Don’ en van de Schotten ‘Eric’.* Ritchie drukte zijn commandanten op het hart dat bij de komende operatie maar één ding telde: snelheid. Het zou een vergeefse oproep blijken. Ritchie gaf bevel om Pheasant op 22 oktober te lanceren, twee dagen na Suitcase, te beginnen met de aanval op ’s-Hertogenbosch. 

Geallieerden rukken op naar Schijndel, 23 oktober 1944, IWM B11201

Geallieerde troepen rukken op richting Schijndel, 23 oktober 1944. Bron: Imperial War Museums, B11201.

Tegenover Ritchie’s eenheden stonden die van het Duitse LXXXVIII. Armeekorps van generaal Hans Reinhard. Dat bestond uit drie divisies. Rond ’s-Hertogenbosch stond de 712. Infanterie-Division van luitenant-generaal Friedrich Neumann. Tegenover de Highlanders was de 59. Infanterie-Division opgesteld die onder bevel stond van luitenant-generaal Walter Poppe. Beide eenheden hadden de lange en zware terugtocht van het 15. Armee uit Frankrijk en België meegemaakt en waren sterk verzwakt. Bij Tilburg daarentegen arriveerde vanuit Duitsland net een kersverse eenheid, de 256. Volksgrenadier-Division van kolonel Gerhard Franz. De heldhaftige naam Volksgrenadier was pure propaganda, want deze divisies telden ongeveer tweeduizend manschappen minder dan reguliere infanteriedivisies. (Nog schadelijker voor het Duitse leger was dat ze administratief onder de bevoegdheid vielen van de hoogste baas van de SS, Heinrich Himmler, die geen enkele militaire ervaring had.) In totaal beschikte Reinhard over ongeveer 24.000 militairen, een derde van de Britse troepenmacht. Bovendien bestonden de divisies voor bijna de helft uit militairen uit bezette gebieden. Deze zogenoemde Volksdeutsche waren feitelijk buitenlanders – geboren Polen, Tsjechen of Fransen uit Elzas-Lotharingen – die na de inlijving van hun land gedwongen werden in het Duitse leger te vechten. Dat hun motivatie niet overhield moge duidelijk zijn. Minstens even veelzeggend voor de krachtsverhouding was het feit dat Reinhards troepen over geen enkele tank beschikten. De afloop van de ongelijke krachtmeting stond feitelijk vooraf vast. Toch zou het meer dan twee weken duren voordat de laatste Duitser uit Midden-Brabant was verdreven.

* De letter B was Operatie ‘Bob’, een reserveplan voor de 15th Scottish in geval de Highlanders vast zouden lopen.

 

Het begin

Vrijdag 20 oktober was een typisch Nederlandse herfstdag: de regen gutste omlaag terwijl een zware artilleriebeschieting Woensdrecht en omgeving teisterde. Suitcase was begonnen. Helaas was de start weinig veelbelovend. De Canadees-Britse aanval botste bij Wuustwezel op een Duitse tegenaanval en er woedde een felle strijd bij de Nederlands-Belgische grens die pas na vier dagen werd afgesloten. De opmars in de richting van Bergen op Zoom kon worden hervat. Intussen was ook Pheasant gelanceerd, op 22 oktober. De eerste dag bracht grote successen: Nuland en Rosmalen werden bevrijd en niet minder dan vijfhonderd Duitsers gaven zich over. Ondanks deze snelle overwinning bezweek de Duitse verdediging niet. De rest van Neumanns divisie trok langzaam en methodisch terug op ’s-Hertogenbosch. Hierop deed Ross een poging op 24 oktober om de stad via de Diezebrug in te nemen en vanuit het noorden binnen te vallen. Die poging mislukte en aan het einde van de dag stokte de opmars van de 53rd (Welsh) Division aan de rand van de Brabantse hoofdstad. Overal waren de bruggen opgeblazen, op één na, bij Sluis 0. Zodoende was het enige, maar niet onbelangrijke succes de oversteek van een bataljon bij de sluis. Net voor het donker werd hadden de Welshmen een bruggenhoofd. De deur naar de binnenstad van ’s-Hertogenbosch stond op een kier.

De Highlanders, die op 23 oktober Operatie Colin lanceerden, kenden aanvankelijk ook succes. Samen met tanks van de 33 Armoured Brigade bevrijdden ze Schijndel en Sint-Michielsgestel en sloegen ze een Baileybrug over de Dommel. Vervolgens liep de opmars al snel vast. De volgende dag werden Esch en Boxtel bevrijd, maar dat was voornamelijk omdat de Duitse generaal Poppe had besloten onderdelen verder terug te laten trekken om de samenhang van zijn divisie te bewaren. In Boxtel zaten al vanaf medio september met hulp van het verzet 106 Britse en Amerikaanse parachutisten verborgen. Zodra Schotse soldaten in het dorp verschenen kwamen ze tevoorschijn waardoor er tot op de dag van vandaag inwoners van Boxtel zijn die menen dat ze door deze Airbornes zijn bevrijd. 

Op 25 oktober werd in de Brabantse hoofdstad nog steeds zwaar gevochten. Het grootste deel van de binnenstad werd na een dag van straatgevechten bevrijd, maar Neumanns troepen hadden de westelijke helft nog steeds stevig in handen. Intussen was de Schotse opmars in zwaar weer terechtgekomen. Versterking in de vorm van een aantal antitankvoertuigen was door Reinhard naar Poppe gestuurd. Deze zogenoemde Hetzer tankjagers verzamelden zich in Vught. In de bosrand bij Voorburg zetten ze een hinderlaag op. Een Britse colonne stak het Halse Water, ook wel Essche Stroom genoemd, over via een Baileybrug en liep recht in de val. Tien Britse voertuigen werden vernietigd en de opmars moest worden afgeblazen. Pheasant liep nu zwaar achter op schema. 

Maar toen kwam de ommekeer. Op 26 oktober slaagden de Woestijnratten er eindelijk in een bres te forceren. Tijdens de nacht hadden de Schotten hun bruggenhoofd over de Essche Stroom bij Esch weten uit te breiden. Hierdoor was er genoeg ruimte ontstaan voor de tanks van de 7th Armoured Division. Die trokken daar razendsnel doorheen tot in Helvoirt. Daar sloegen ze linksaf en bereikten dezelfde dag nog Udenhout. Zuidelijk hiervan slaagde de 15th (Scottish) Division er vrij snel in Best en Oirschot te bevrijden. Dankzij deze twee bressen stond de Duitse frontlijn op knappen.

 

Tweede fase

Deze doorbraak betekende dat de Duitse troepen zich moesten terugtrekken om de samenhang te bewaren en niet in een val terecht te komen. Deze nieuwe linie, Stellung II, was een lijn op de kaart die lang van tevoren was bepaald. De Duitse terugtocht tijdens de nacht verliep dan ook planmatig. Dat betekende dat er vanaf de ochtend van 27 oktober een nieuwe frontlijn was. Deze liep van Dongen naar Loon op Zand, vervolgens oostelijk van Giersbergen door de Duinen naar het Drongelens Kanaal en zo naar Vlijmen. Door deze terugtocht viel Tilburg tamelijk eenvoudig en zonder zware strijd op 27 oktober in handen van de 15th (Scottish) Division ondersteund door de Churchill tanks van de Guards. Anders gezegd: omdat de strijd om de Brabantse hoofdstad zo lang had geduurd en zo fel was geweest, werd er in Tilburg, op wat achterhoedegevechten na, niet echt strijd geleverd. 

In de nieuwe verdedigingslijn nam Loon op Zand een belangrijke positie in, want door het dorp liep de belangrijkste weg naar het eindpunt, de Bergse Maas. Oberst Franz was er dan ook op gebrand deze sleutelpositie zo lang mogelijk in handen te houden en de strijd om Loon op Zand was verbeten. Nadat de 7th Armoured Division tevergeefs had geprobeerd het Duitse verzet in het dorp te breken, wisten de Highlanders uiteindelijk op 28 oktober de klus te klaren. Intussen was ook ’s-Hertogenbosch volledig in handen van de 53rd (Welsh) Division. De geplande opmars richting Moerdijk was de volgende stap. Maar het zou, alweer, anders lopen.

Op zondag 29 oktober was Operatie Pheasant al een week oud en het was duidelijk dat de Duitse tegenstand verzwakte. Maar, de Maas was nog niet bereikt. Tot overmaat van ramp moest ook de geplande uitbraak naar het westen vanuit de Brabantse hoofdstad worden geschrapt. Pogingen van de 53rd (Welsh) Division om op te rukken naar de oostelijke Langstraat stuitten op fel Duits verzet. De aanwezigheid van maar enkele wegen over verder ondergelopen terrein maakte een verdere opmars lastig en riskant. Bovendien hadden Ritchie’s andere divisies intussen op 29 en 30 oktober zoveel voortgang geboekt dat het weinig zin meer had om vanuit ’s-Hertogenbosch een aanval te lanceren. De Woestijnratten bevrijdden die dagen Dongen en Oosterhout en de Highlanders slaagden erin de westelijke Langstraat in te nemen. Op de 30ste stonden ze eindelijk aan de Bergse Maas. Het eindpunt van de operatie kwam in zicht. 

De laatste hinderpaal werd gevormd door de Duitse verdedigingsring rond de belangrijke brug bij Keizersveer over de Bergse Maas bij Geertruidenberg. Deze verdediging leidde op 31 oktober tot een kleine tankslag bij de Lambertuskerk in Raamsdonk, aan een van de twee toenmalige hoofdroutes naar Keizersveer. In totaal werden dertien tanks en rupsvoertuigen vernietigd in dit korte, maar heftige gevecht. Om tien uur ’s avonds ging de brug de lucht in en werd Pheasant afgesloten. Toch was het eindpunt niet overal behaald, want in de oostelijke Langstraat, achter het Drongelens Kanaal, bevond zich nog de 59. Infanterie-Division van luitenant-generaal Walter Poppe. Deze troepenmacht, versterkt met een bataljon SS’ers, trok zich pas terug na een nieuwe operatie, Guy Fawkes, uitgevoerd door de 51st (Highland) Division van generaal-majoor Tom Rennie. Daarover meer in het verhaal over Ken Tout. Was Operatie Pheasant nu een succes of niet?

 

Conclusie

Het antwoord op die vraag is ja en nee. De operatie was een succes omdat de vijand tot over de Bergse Maas werd verjaagd en zo de basis voor de aanval op Duitsland werd gelegd. In combinatie met Suitcase en de verovering van Walcheren werd bovendien de toegang tot Antwerpen veiliggesteld. Tegelijk kunnen we concluderen dat Pheasant was mislukt. Het primaire doel van iedere militaire operatie is het uitschakelen van de vijand en niet per se het veroveren van terrein. In deze opzet, om in samenhang met Suitcase de Duitse troepenmacht in Noord-Brabant te vernietigen, was het XII Corps niet geslaagd. In dat licht moeten we ook concluderen dat de tegenstander, Von Zangen, het maximale uit zijn troepen had gehaald en opgelucht kon ademhalen. Hij moest Noord-Brabant weliswaar opgeven, maar hij had zijn divisies grotendeels intact teruggehaald over de Maas en Amer. Sterker nog: voordat Pheasant losbarstte, waren Von Zangen en zijn staf ervan overtuigd geweest dat de geallieerden pas bij de Waal zouden stoppen. Hun plan voor de terugtocht – tegen Hitlers uitdrukkelijke bevelen in – heette dan ook Doppelsprung naar de twee rivieren. Vanuit Duits perspectief was het krijgsverloop meegevallen. Bovendien konden ze de strijd voortzetten en hadden ze niet buitensporig veel manschappen en materieel verloren. 

Operatie Pheasant verliep met horten en stoten en duurde veel te lang als gevolg van het aarzelende Britse optreden. Dit kwam overigens niet voort uit angst, maar uit de manier waarop het Britse leger in 1944 opereerde. Aangezien het Britse leger in 1944 nauwelijks meer versterking tegemoet kon zien, moest Montgomery eigen verliezen zoveel mogelijk zien te beperken. Dat leidde tot voorzichtig, methodisch en van bovenaf gestuurd optreden. Iedere aanval werd voorafgegaan door soms onnodig zware beschietingen. In alle confrontaties toonde het Duitse leger zich tactisch superieur. Desalniettemin stond de afloop van meet af aan vast. Omdat Bergen op Zoom en ’s-Hertogenbosch scharnierpunten vormden, was het Duitse verzet daar het hevigst. Von Zangens divisies slaagden erin om zich met betrekkelijk geringe verliezen terug te trekken achter de Maas en het Hollands Diep. Britten, Polen, Canadezen en Amerikanen stonden begin november aan de zuidoever van beide waterwegen. Noord-Brabant was bevrijd. Alleen het Land van Heusden en Altena was nog in Duitse handen. Dat was een logisch gevolg van de besluitvorming, want de operaties stonden geheel in het teken van het vrijmaken van de havens van Antwerpen. Het gebied benoorden de Bergse Maas maakte van dat plan geen deel uit. 

Net als overal in Noord-Brabant leidde ook Pheasant tot zware verwoestingen. Die waren vooral het gevolg van de beschietingen die de onvermijdelijk prelude waren van iedere Britse aanval. Die resulteerden in heel veel burgerdoden. Om enkele voorbeelden te geven: bij de bevrijding van ’s-Hertogenbosch kwamen 355 mensen om. In de centrale Langstraat – Kaatsheuvel, Sprang-Capelle, Waalwijk en Waspik – waar maar op enkele plaatsen korte tijd strijd was geleverd, verloren toch nog 60 mensen het leven. In de oostelijke Langstraat – Drunen, Vlijmen, Heusden – vielen 194 burgerslachtoffers, met inbegrip van de 134 doden van de Heusdense stadhuisramp. Al zijn er geen exacte cijfers, in totaal moeten tijdens Operatie Pheasant bijna zevenhonderd burgers om het leven zijn gekomen. Hoewel de Noord-Brabantse bevolking in Midden-Brabant en de Meierij dolgelukkig was met de herkregen vrijheid, was de prijs voor de bij Operatie Pheasant bevochten vrijheid erg hoog.

 

Literatuurlijst

Didden, J. en M. Swarts, Autumn Gale. Kampfgruppe Chill and schwere Heeres Panzerjäger-Abteilung 559 and the German recovery in the autumn of 1944 (Drunen 2013).

Didden, J. en M. Swarts, Kampfgruppe Walther (Drunen 2016).

Didden, J. en M. Heijmans (red.), Zoveel Verhalen. Oorlogsslachtoffers in Sprang-Capelle, Waalwijk en Waspik, 1940-1949 (Drunen 2020).

Klep, C. en B. Schoenmaker (red.), De Bevrijding van Nederland 1944-1945. Oorlog op de flank (Den Haag 1995).