Operatie Suitcase

De bevrijding van West-Brabant

John Crocker

Portret van luitenant-generaal John Crocker, bevelhebber van het Britse I Corps in de Tweede Wereldoorlog. In deze functie speelde hij een hoofdrol bij Operatie Suitcase. Bron: Imperial War Museum, TR 2168.

De bevrijding van de provincie Noord-Brabant valt te vergelijken met een drietrapsraket. Operatie Market Garden (17-25 september 1944) was de eerste trap.

Na afloop van de gevechten was een brede strook Brabants gebied van de Kempen tot aan Grave in geallieerde handen. Maar het eigenlijke doel – een bruggenhoofd over de Rijn creëren en zo Holland afsnijden en naar Duitsland oprukken – werd niet gehaald. Intussen was de Duitse 15. Armee onder generaal Adolf von Zangen aangekomen in Midden- en West-Brabant. Toch wilde de Britse veldmaarschalk Montgomery niet inzien dat de kans op een snelle overwinning was vervlogen. Hij wilde proberen om alsnog vanuit Nijmegen Duitsland binnen te trekken. Hij gaf de First Canadian Army opdracht om Noord-Brabant in te nemen.

Tegelijkertijd viel een Amerikaanse divisie aan in de Peel om daar de Duitse troepen te verdrijven. Deze operaties vormden de tweede trap van de raket. Montgomery’s plan bleek al snel een enorme inschattingsfout. Zowel de Canadese operaties in Noord-Brabant als de Amerikaanse bij Overloon mislukten. De opmars naar Tilburg werd begin oktober gestuit bij Goirle, door de ‘brandweer’ van de 15. Armee, de Kampfgruppe Chill. Een poging van Canadese troepen om een week later bij Woensdrecht een doorbraak te forceren in de richting van Zuid-Beveland en Walcheren werd in bloed gesmoord door dezelfde Kampfgruppe, die zich razendsnel had verplaatst. Het was tijd voor de derde en laatste trap van de raket. 

Antwerpen

De belangrijke haven van Antwerpen was al sinds begin september in geallieerde handen. Maar deze was onbruikbaar zolang de vijand Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen bezet hield en zo de toegangsweg beheerste. Medio oktober werd Montgomery door zijn meerdere, de Amerikaanse generaal Dwight D. Eisenhower, tot de orde geroepen. Vanaf dat moment was alles gericht op het vrijmaken van de toegangswegen tot Antwerpen. Op 17 oktober vaardigde de Britse veldmaarschalk een nieuwe richtlijn uit, M 532. De First Canadian Army kreeg de taak het gebied Bergen op Zoom-Roosendaal in bezit te nemen in wat Operatie Suitcase ging heten. Tegelijk moest de Britse Second Army in Operatie Pheasant via ’s-Hertogenbosch oprukken naar Breda en Moerdijk om de Duitsers te verdrijven uit het gebied ten zuiden van de Maas. Als deze dubbele operatie slaagde, was Noord-Brabant bevrijd en zat de 15. Armee in de val. 

Suitcase werd als eerste gelanceerd, omdat de Canadezen de grootste afstand moesten overbruggen. De operatie, die onder leiding stond van I Corps van luitenant-generaal John Crocker, was uniek in Noord-Brabant omdat er eenheden van niet minder dan vier verschillende landen aan deelnamen. Het meest westelijk opereerde een Canadese divisie, de 4th Canadian Armoured Division. Oostelijk hiervan lag de Britse 49th (West-Riding) Division, bijgenaamd de Polar Bears, die kort daarvoor verplaatst was vanuit de omgeving van Goirle. Rechts naast de Britten arriveerde de Amerikaanse 104th US Division (Timberwolves). Het meest oostelijk, bij Alphen, bevonden zich de Polen met de 1st Polish Armoured Division. Daarnaast beschikte Crocker ook nog over twee brigades met tanks, de Canadese 2 Armoured en de Britse 34 Armoured, samen ook ongeveer een divisie sterk. Tegenover deze indrukwekkende troepenmacht met op papier bijna duizend tanks, stonden vijf zwaar aangeslagen Duitse divisies zonder ook maar één tank, al beschikten ze wel over eenheden met zogenoemde Sturmgeschütze, gepantserde rupsvoertuigen zonder koepel. Ook lag er bij Woensdrecht en Bergen op Zoom nog steeds de beste eenheid van de hele 15. Armee, de Kampfgruppe Chill. De geallieerde aanval begon met een enorme overmacht en was feitelijk een gelopen koers. Desondanks duurde het drie weken voor het eindpunt van de campagne, het Hollands Diep, overal was bereikt. 

 

Een trage start

Het verloop van de strijd in West-Brabant was een drama in drie bedrijven, die allemaal ongeveer een week duurden. Het eerste bedrijf begon op vrijdag 20 oktober, de dag waarop Suitcase werd gelanceerd, en eindigde op 26 oktober. De operatie begon in typisch Nederlands najaarsweer, stromende regen, met een aanval van de twee divisies op de linkerflank, en eindigde bij Kalmthout en Wuustwezel. Al snel ontstonden de eerste problemen voor de aanvallers door felle Duitse tegenstand. Uiteindelijk kostte het de Canadezen drie dagen voordat ze Essen bereikten, op de Nederlands-Belgische grens. Diezelfde 23ste oktober verloren ze veel tanks op de Wouwse Plantage. De Britten hadden het ook moeilijk, want twee dagen lang hadden ze hun handen vol aan het afslaan van zware Duitse tegenaanvallen. Pas op 24 oktober kwam het front weer in beweging. Dat moest ook wel, want aan de andere kant van Noord-Brabant, bij ’s-Hertogenbosch, was twee dagen eerder Operatie Pheasant gelanceerd. De tijd begon dus te dringen voor Crockers eenheden. Gelukkig voor hem arriveerde juist die dag de Amerikaanse divisie, de Timberwolves. Op 25 oktober vond hun eerste echte actie plaats. De Amerikanen bereikten het grenskantoor net onder Wernhout. Toen deed de divisiecommandant, generaal-majoor ‘Terrible’ Terry Allen, iets ongebruikelijks voor geallieerde troepen: hij gaf zijn mannen opdracht de aanval die nacht voort te zetten. In het donker stuitten ze uiteindelijk op de Duitse hoofdlinie pal ten zuiden van Zundert. Die plaats werd de volgende dag bevrijd. Het was de eerste nachtaanval van de Timberwolves en het zou niet de laatste zijn. Hun voorlopige doel was Breda.

De ommekeer kwam op 26 oktober, maar dan ten zuiden van ’s-Hertogenbosch, in het kader van Operatie Pheasant. Op deze dag brak de Britse 7th Armoured Division, de befaamde ‘Woestijnratten’, door de Duitse linies heen en rukte razendsnel op van Esch naar Helvoirt en bereikte Udenhout. Dit succes betekende dat in één klap alle Duitse troepen zuidelijk daarvan, zoals in Oisterwijk en Tilburg, in de val dreigden te lopen. De enige ontsnapping lag in een snelle terugtocht tijdens de daaropvolgende nacht naar een nieuwe linie die liep van Dongen via Loon op Zand naar het Drongelens Kanaal. Deze zogeheten Stellung II was al lang van tevoren gepland, omdat de staf van de Duitse 15. Armee ook wel wist hoe bij een geallieerde aanval de hazen zouden lopen. Maar de terugtocht bleef natuurlijk niet beperkt tot deze sector. Om de samenhang in Noord-Brabant te bewaren, moesten nu ook de Duitse troepen in West-Brabant terug. Daar liep de nieuwe linie van Dongen, onder Breda langs, in een rechte lijn naar Roosendaal en Bergen op Zoom. Het gevolg was dat de Duitse troepen tegenover Crockers legerkorps zich die nacht losmaakten uit het front en zich terug begonnen te trekken. Overigens betekende deze terugtocht niet dat alle plaatsen ten zuiden van de nieuwe linie werden ontruimd. Hoewel de grote massa van de divisies terugging, bleven sterke achterhoedes achter. Die moesten voor oponthoud zorgen. De terugtocht betekende dat de aanvallende geallieerde troepen op 27 oktober minder tegenstand ontmoetten. De tweede fase was begonnen.

 

Achtervolging

Op deze dag kwam ook de laatste van Crockers divisies, de 1st Polish Armoured Division, in actie. Vanwege de Duitse terugtocht in de nachtelijke uren rukten de Polen op in een soort vacuüm. Ze bereikten dan ook pijlsnel Gilze, het vliegveld Gilze-Rijen en het Wilhelminakanaal ten zuiden van Dongen. De volgende dag, zaterdag 28 oktober, maakten de Timberwolves zich op voor de aanval op Breda. Tegelijk kreeg de Poolse divisie van generaal-majoor Stanisław Maczek opdracht van Crocker om de stad vanuit het oosten aan te vallen. Het zou een wedstrijd worden tussen de Amerikanen en de Polen om wie het eerst in de Baroniestad arriveerde. Op de linkerflank bereikten de Canadezen en Britten dezelfde dag Bergen op Zoom en de rand van Roosendaal. Hiermee was de nieuwe Duitse frontlijn bereikt. Allens mannen lagen op schema en om vijf uur ’s middags bereikten de Amerikanen Rijsbergen, klaar voor de laatste sprong naar Breda. Precies op dat moment kwam er een nieuwe instructie van Crocker: de Polen zouden Breda bevrijden en de Timberwolves moesten afdraaien in noordwestelijke richting om zo snel mogelijk het riviertje de Mark te bereiken. Dat was ook de bestemming van de tegenstander nu Linie II al na één dag dreigde te bezwijken. De derde Duitse geplande linie volgde het verloop van de Mark en het Markkanaal.

Zondag 29 oktober probeerde de Poolse divisie Breda te omsingelen door een aanval van de tanks in het noorden en van de infanterie, de voetsoldaten, in het zuiden. De opzet mislukte door een onverwachte Duitse tegenactie bij Dorst. De Poolse tanks hadden een flink deel van de dag nodig om deze af te slaan en het was de Poolse infanterie die de stad bevrijdde. De inname van Breda en die van Etten-Leur door de Amerikanen betekende dat de Duitse troepen zich nu nog sneller gingen terugtrekken in noordelijke richting. De volgende dag achtervolgden de Amerikanen en Polen de achterhoedes tot ze op de volgende, echte hindernis stuitten, de rivier de Mark. Beide divisies slaagden erin een klein bruggenhoofd te vestigen op de andere oever, de Polen bij Nieuwe Veer, de Amerikanen bij Standdaarbuiten. Diezelfde dag bereikten de Britse Polar Bears de Dintel bij Stampersgat, maar zaten de Canadezen vast bij Welberg. De Duitse verdediging reageerde fel op de twee bruggenhoofdjes, vooral omdat deze een ordentelijke terugtocht over de Moerdijk in gevaar brachten. Zware gevechten braken uit en zowel de Amerikanen als de Polen zagen zich gedwongen het veroverde terrein weer op te geven. Op 1 november vormden de riviertjes de Mark en de Dintel de laatste barrières voor de geallieerden. Het was tijd voor nieuwe plannen. Tijdens een stafoverleg in Roosendaal besprak Crocker diezelfde dag met zijn vier divisiecommandanten het vervolg van Suitcase. De nieuwe operatie moest de volgende dag beginnen, eindpunt: het Hollands Diep. 

 

Het laatste bedrijf

In de Westhoek van Noord-Brabant kregen de geallieerden er een nieuwe tegenstander bij: het terrein. Dat was niet alleen overal zo plat als een dubbeltje, open polders, een weids landschap met dorpen en stadjes her en der verspreid, maar vooral nat, erg nat. Canadezen, Britten, Amerikanen en Polen betraden een gebied dat, in de woorden van een Canadese militair, alleen “geschikt was voor eenden”. Dat kwam deels door de tijd van het jaar, maar ook omdat in het voorjaar van 1944 de Duitse militaire autoriteiten grote delen onder water hadden laten zetten. Nu, in november, deden deze inundaties precies dat waarvoor ze waren uitgevoerd: een aanvaller dwingen gebruik te maken van de weinige wegen en dijken. Dat hielp de Duitse verdediging omdat ze nu gemakkelijker konden voorspellen waar een aanval zou plaatsvinden. Die verdedigers was er bovendien alles aan gelegen om de geallieerde opmars te vertragen omdat alleen op deze manier zoveel mogelijk eenheden in veiligheid konden worden gebracht op de noordelijke oever. Een en ander had tot gevolg dat ook de nieuwe operatie langzamer dan gepland zou verlopen. 

In de avond van 2 november staken de Timberwolves op twee plaatsen in de buurt van Standdaarbuiten met succes de Mark over. Een felle Duitse tegenaanval werd afgeslagen en nog tijdens deze actie begon de Britse genie een Baileybrug te bouwen. Maar de Duitse troepen wisten van geen wijken en aan het einde van 3 november was Allens divisie nog maar één kilometer opgerukt in de richting van Zevenbergen. Ongeveer tegelijk met de Amerikanen staken de Polar Bears de Dintel over bij het buurtschap Barlaque, ten noordwesten van Standdaarbuiten. Ook hier werd met succes een bruggenhoofd gevestigd, maar de opmars naar Fijnaart moest nog even wachten. Diezelfde derde november staken de Polen op twee plaatsen het Markkanaal over, bij Ter Aalst en bij Oosterhout. Geholpen door de Britse luchtmacht lukte het de Polen, ondanks een aanvankelijke tegenslag, om in de loop van de middag een solide bruggenhoofd in te richten dat reikte tot in Den Hout. Deze geslaagde oversteken luidden het derde en laatste bedrijf in van de opmars door Crockers legerkorps in de richting van het Hollands Diep. 

Vanwege het drassige terrein trokken de vier divisies langzaam maar gestaag op naar hun eindpunt. De opmars verliep op zaterdag 4 november niet overal even snel. De Polen bereikten Made, Wagenberg en Terheijden. De daaropvolgende geïmproviseerde Duitse linie benutte de iets hoger gelegen spoorlijn van Geertruidenberg naar Moerdijk en zorgde opnieuw voor oponthoud.

Helemaal in het westen had de Kampfgruppe Chill zich de nacht daarvoor teruggetrokken uit Steenbergen om vanuit Dintelsas overgezet te worden naar Zuid-Holland. De Canadezen konden niet meteen volgen omdat de brug over de Steenbergse Vliet was opgeblazen en pas de volgende dag bereikten ze Dintelsas en was hun deel van de campagne afgerond. De Amerikanen trokken die zaterdag om Klundert heen en ook zij rondden hun aandeel in de operatie af op zondag 5 november. De Britse Polar Bears waren minder fortuinlijk. Ze bevrijdden Fijnaart en Oudemolen, maar bij Stampersgat werd nog zwaar gevochten. Ook de volgende dag duurde het tot in de middag voor de Britten hun opmars in de richting van Willemstad konden beginnen. Ook in Klundert was veel tegenstand. Een combinatie van Duitse vernielingen en Britse luchtaanvallen veranderde het dorp uiteindelijk in een vuurzee. 

Daarna kregen de Polar Bears nog te maken met een krijgslist in Willemstad. De Duitse commandant en de Britse divisiecommandant Barker kwamen op 6 november een gevechtspauze overeen: de bevolking mocht het stadje verlaten. Terwijl de Britten de burgers van Willemstad opvingen, glipte de vijand ongezien weg. De volgende ochtend, toen de Britten het stadje in handen hadden, merkten ze dat ze waren beetgenomen. Intussen hadden de Polen Moerdijk bereikt. Ook daar waren inmiddels bijna alle Duitse troepen vertrokken, maar de laatste verdedigers zaten verscholen achter drie betonnen tankmuren van twee meter dik en twee meter hoog. Die werden uiteindelijk geslecht in een spectaculaire actie waarbij gedurende een nacht en een dag Poolse tanks onafgebroken van dichtbij tweeënhalfduizend antitankgranaten afvuurden op de betonnen kolossen. Zodra de gaten groot genoeg waren, konden de Poolse troepen het dorp binnentrekken. Opnieuw braken er zware gevechten uit en pas in de ochtend van 9 november waren de laatste Duitsers verdwenen. De bevrijding van West-Brabant was hiermee afgesloten. 

 

Balans

Montgomery’s Directive M 532 was hiermee gedeeltelijk geslaagd in zijn opzet. De vijand was teruggedreven tot benoorden het Hollands Diep, de Amer en de Bergsche Maas en vormde zo niet langer een bedreiging voor de Britse troepen, die hun aandacht weer op Duitsland konden richten. Maar de operaties hadden veel te lang geduurd. Door een combinatie van voorzichtig geallieerd optreden, handig Duits tactisch handelen en, in de slotfase, een terrein dat manoeuvreren onmogelijk maakte, duurde de bevrijding van West-Brabant op de kop af 21 dagen. Het was ook een kostbare operatie geweest en de militaire verliezen in dit deel van de provincie waren aanzienlijk. Aan Duitse zijde sneuvelden rond de 1.700 man, aan de geallieerde bijna duizend. Deze cijfers betekenen dat er bovendien minstens achtduizend Duitse en geallieerde militairen gewond moeten zijn geraakt. Maar ook de burgerbevolking kwam niet bepaald ongeschonden uit de strijd.

Net als elders in Noord-Brabant waren ook in het westelijk deel van de provincie het leed en de verwoesting groot, maar, net als in andere delen, was de menselijke en materiële schade niet gelijkelijk verdeeld. Wel was het aantal zwaar getroffen plaatsen hoger dan gemiddeld. Breda bijvoorbeeld werd vrijwel gespaard, net als Bergen op Zoom ten zuiden van de oude turfvaart, maar verder was de verwoesting overal groot. Die was vooral het gevolg van het geallieerde adagium ‘eerst schieten, dan aanvallen’. Enkele dorpen en steden werden tijdens de bevrijding buitensporig zwaar getroffen, zoals Woensdrecht en Hoogerheide, maar ook Klundert werd vrijwel volledig verwoest. Daarnaast staan in de top tien van getroffen plaatsen Made, Roosendaal, Standdaarbuiten en Moerdijk. Het aantal burgerslachtoffers – met inbegrip van de doden van de eerdere strijd bij Woensdrecht en Hoogerheide – was navenant: waarschijnlijk waren er bijna zevenhonderd doden te betreuren ofwel een derde van het totaal aantal burgers dat tijdens de bevrijding van Noord-Brabant omkwam. Als we bedenken dat het hier om een relatief dun bevolkt gebied gaat, dan is duidelijk dat de prijs van de bevrijding erg hoog is geweest. 

 

Bibliografie

Catsburg, R.W., Het negende beleg. Operation Suitcase, de bevrijding van Essen, Wouwse Plantage, Bergen op Zoom en Tholen (20 oktober-4 november 1944) (Steenbergen 2019).

Catsburg, R.W., Polar bears in Nispen en Roosendaal. Operation Thruster (26-31 oktober 1944) (Steenbergen en Roosendaal 2020).

Didden, J. en M. Swarts, Brabant Bevrijd (Hulst z.j.).

Didden, J. en M. Swarts, Autumn Gale. Kampfgruppe Chill, schwere Heeres Panzerjäger-Abteilung 559 and the German recovery in the autumn of 1944 (Drunen 2013).

Van Doorn, J., Operatie Rebound, bevrijding van de Westhoek (Willemstad 1994).

Van Doorn, J., Slag om Woensdrecht, bevrijding van de Zuidwesthoek (Willemstad 1995).