De operatie was de uitwerking van Directive M 525, een op 14 september door de Britse veldmaarschalk, Bernard Law Montgomery (1887-1976) uitgevaardigde richtlijn. Het Duitse leger, dat sinds D-Day bijna drie maanden lang had geprobeerd de geallieerde troepen in Normandië te isoleren, was inmiddels verpletterend verslagen. Sinds eind augustus trokken de Duitse troepen zich alleen nog maar terug. Frankrijk en België vielen begin september grotendeels in geallieerde handen en Montgomery hoopte dat hier een eenmalige kans lag om Duitsland de genadeslag toe te brengen. Maar er was nog één grote hindernis: de Rijn. De kern van Montgomery’s krijgsplan was een oversteek over de Rijn forceren. Vervolgens moesten zijn troepen langs de IJssel naar het noorden oprukken om de Duitse troepen in Holland en Utrecht te isoleren en tegelijk het oosten van Duitsland intrekken (zie kaart). Het hoofddoel van deze operatie was het uitschakelen van het hart van de Duitse oorlogsindustrie in het Roergebied. En passant zouden, volgens punt 4 van Montgomery’s richtlijn en diens optimistische inschatting, ook de havens van Antwerpen en Rotterdam in geallieerde handen vallen. De vestiging van een bruggenhoofd over de Rijn moest bereikt worden in twee samenhangende operaties: in Garden zou het Britse landleger over de as Eindhoven-Grave-Nijmegen- Arnhem oprukken naar de Rijn. Dit moest gebeuren over een ‘tapijt’ gelegd door drie luchtlandingsdivisies en één luchtlandingsbrigade, in Operatie Market.
Het plan
Om met de luchtlandingen te beginnen: in Noord-Brabant zouden de parachutisten en de met mannen en materieel beladen zweef- en transportvliegtuigen van de 101st US Airborne Division (de zogeheten Screaming Eagles) onder aanvoering van generaal-majoor Maxwell D. Taylor in actie komen. Deze divisie moest de bruggen veiligstellen over het Wilhelminakanaal bij Son, de Dommel bij Sint-Oedenrode en de Zuid-Willemsvaart bij Veghel. Het tweede deel van het traject was de verantwoordelijkheid van de 82nd US Airborne Division (de All Americans) onder leiding van generaal-majoor James M. Gavin. Die was belast met het veroveren van de bruggen over de Maas bij Grave en het Maas-Waalkanaal bij Heumen. Een complicatie was dat Gavins mannen ook het hooggelegen terrein bij Groesbeek moesten innemen. De Britse 1st Airborne Division van generaal-majoor Roy Urquhart zou samen met de 1st Polish Parachute Brigade van generaal-majoor Stanisław Sosabowski het slotstuk van de operatie, de oversteek van de Rijn bij Arnhem, voor hun rekening nemen.
Over het terrein dat deze luchtlandingseenheden hadden ingenomen, moest Dempsey’s leger oprukken vanuit hun bruggenhoofd ten zuiden van Valkenswaard. Dit was de taak van de drie divisies van het XXX Corps onder luitenant-generaal Brian Horrocks. De linkerflank werd beschermd door het XII Corps van luitenant-generaal Neil Ritchie, de rechter door het VIII Corps van luitenant-generaal Sir Richard O’Connor. Terwijl Horrocks’ troepen zo snel mogelijk moesten oprukken over de as Eindhoven-Grave-Nijmegen-Arnhem, zouden de divisies van Ritchie door de Kempen aanvallen in de richting van Tilburg en die van O’Connor naar de Zuid-Willemsvaart en de Peel.
Aan Duitse kant was de situatie sinds begin september uiterst fluïde. Na het oversteken van de Seine door geallieerde troepen, gingen Noord-Frankrijk en België in hoog tempo verloren. De bevrijding van Antwerpen op maandag 4 september zorgde in heel Nederland voor euforie: Dolle Dinsdag. De ontnuchterende werkelijkheid was echter dat de Britten na de inname van de Belgische havenstad een gevechtspauze van een etmaal hadden ingelast. Van die 24 uur respijt maakte de Duitse tegenstander handig gebruik, allereerst door de smalle verdedigingslinie langs het Albertkanaal te verstevigen. Wat eerst een systeem van losse posten was, veranderde snel in een zwakke, maar overal bezette frontlijn. Twee factoren maakten dit mogelijk: het ingrijpen van de Duitse generaal Kurt Chill met zijn haastig geformeerde Kampfgruppe en de aankomst van de eerste eenheden van het 15. Armee van generaal Adolf von Zangen. Na vanuit het ingesloten westen van Vlaanderen over de Westerschelde te zijn gezet, druppelden zijn divisies een voor een via de landengte bij Woensdrecht Noord-Brabant binnen. Tussen 5 en 24 september slaagde Von Zangens leger erin aan de Canadese en Poolse achtervolgers te ontsnappen: uiteindelijk werden bijna 100.000 man overgezet. Op 17 september, de dag waarop Market Garden werd gelanceerd, waren al ruim 70.000 Duitse militairen in veiligheid gebracht en bevonden vier van de zeven divisies zich in Noord-Brabant. Vanuit geallieerd perspectief bezien hadden ze niet op een slechter moment kunnen arriveren. Hun aanwezigheid ten westen van de lijn Eindhoven-Grave vormde een potentiële bedreiging voor de geallieerde operatie.
De operatie gaat van start
Op zondag 17 september rond het middaguur liepen veel Brabantse kerkgangers na de Hoogmis terug naar huis. In de verte hoorden ze een luid gebrom dat steeds dichterbij kwam. Een schier eindeloze stoet vliegtuigen trok laag over het Brabantse landschap. Ruim tweeduizend transport- en zweefvliegtuigen, opgestegen in Engeland, waren op weg naar hun einddoel, beschermd door bijna duizend Britse en Amerikaanse jachtvliegtuigen. Aan boord bevonden zich 20.000 militairen, 511 voertuigen en 330 stuks geschut. Kort na de middag landden de Britten bij Oosterbeek en Arnhem. Zuidelijk daarvan arriveerde de Amerikaanse 82nd Airborne bij Nijmegen en Grave, terwijl de 101st neerkwam bij Son en Veghel. Het lukte de Britten om vanuit Renkum de noordelijke oprit van de brug bij Arnhem te bereiken en met een bataljon te bezetten. De Amerikanen veroverden de bruggen bij Grave en Heumen, maar een eerste poging om in Nijmegen de Waalbruggen te bereiken liep vast bij het huidige Keizer Karelplein. De 101st veroverde de bruggen in Veghel en Sint-Oedenrode, maar strandde net boven Eindhoven. Om kwart over twee startte de grondoperatie, Garden. Die kwam vrijwel meteen in de problemen, maar de Duitse tegenstand werd snel uitgeschakeld en aan het einde van de dag was Valkenswaard bevrijd.
De tweede dag deden zich de eerste grote problemen voor. Vanwege grondnevel op de Britse vliegvelden kwamen de geplande versterkingen pas in de loop van de middag aan. In Arnhem mislukten pogingen om het geïsoleerde 2nd Parachute Battalion van luitenant-kolonel John Frost bij de brug te bereiken. Die laatste eenheid slaagde er ook niet in om de zuidelijke oprit te veroveren. In Nijmegen liep de tweede poging van de 82nd Airborne om dwars door de stad op te trekken naar de Waal vast, slechts een paar honderd meter van de verkeersbrug. In Noord-Brabant waren de parachutisten succesvoller. Eindhoven werd bevrijd door de parachutisten van de 101st Airborne. Aan het verzet van een aantal Duitse kanonnen bij de kruising Kloosterdreef-Frankrijkstraat werd snel een einde gemaakt en kort na het middaguur stroomden Amerikanen van het 506th Regiment de stad binnen. Intussen was de opmars van de Guards van het XXX Corps opgehouden door een klein groepje Duitsers bij Eikenburg, ten noorden van Aalst. Pas aan het einde van de middag trokken deze militairen zich terug en konden de Britten van het grondleger de Amerikanen in Eindhoven de hand reiken. Voordat ze verder konden oprukken naar Nijmegen, moest eerst de opgeblazen brug bij Son worden gerepareerd. Bij Lommel stak de 53rd Welsh Division het Maas-Scheldekanaal over. Ze kwamen deze dag niet verder dan Wilreit en Luyksgestel.
Op dinsdag 19 september mislukte in Arnhem iedere poging om het bataljon van Frost bij de brug te bereiken. Uiteindelijk trok de divisie zich terug richting Oosterbeek. Om zes uur ’s ochtends hervatte de voorhoede van de grondtroepen van het XXX Corps, de Guards Division, de opmars vanuit Noord-Brabant en al om kwart voor negen werd contact gemaakt met de 82nd bij Grave. Pogingen van de Britten om samen met de Amerikaanse parachutisten de verkeersbrug bij Nijmegen te veroveren, liepen vast bij het Hunnerpark. Een aanval op de spoorbrug mislukte ook. Horrocks, bevelhebber van het XXX Corps, stelde voor om de volgende dag de Waal in boten over te steken. Bij Best slaagde de 101st erin een Duitse tegenaanval af te slaan. De poging van de 59. Infanterie-Division van luitenant-generaal Poppe om de landingsterreinen in te nemen liep uit op een gigantisch debacle. Intussen was er vanuit het oosten een nieuwe dreiging gearriveerd, de 107. Panzerbrigade. Bij Son probeerden deze met tanks de brug te bereiken. Maar nadat de voorste Panthertank was uitgeschakeld, trok de rest zich terug. Ook op de flanken van de hoofdroute was de strijd losgebrand. De 53rd Welsh Division bevrijdde Eersel en Duizel. Bij Neerpelt stak de Britse 3rd Division het Kanaal Bocholt-Herentals over. Kort daarna werd Eindhoven getroffen door een ramp. Op het moment dat het begon te schemeren, tegen half acht, dwarrelden de eerste lichtfakkels omlaag boven de lichtstad. Het was de aankondiging van een Duitse luchtaanval, tamelijk bijzonder in dit stadium van de oorlog. Het was een poging om de geallieerde aanvoerroute vanuit België te blokkeren. Bij het bombardement op de stad kwamen 227 burgers om het leven.
Moeizame voortgang
Op de vierde dag van Market Garden, woensdag 20 september, hielden de mannen van Frost bij de Arnhemse brug met de moed der wanhoop stand in hun stellingen. Frost zelf raakte gewond. Die avond was het bataljon zwaar geslonken. Voor de tweede keer moest, vanwege slecht weer, het droppen van de Poolse parachutebrigade worden uitgesteld. In Nijmegen begon de oversteek van de Waal iets over drieën ’s middags. Met ware doodsverachting roeiden de Paratroopers van het 504th Regiment naar de overkant van de rivier. De opzet slaagde en om half zeven reden de eerste Britse tanks over de verkeersbrug naar het noorden. Verder doorrijden werd vanwege het invallende duister te riskant geacht. In Noord-Brabant probeerde de 107. Panzerbrigade voor de tweede keer de geallieerde aanvoerlijn, intussen de Corridor genoemd, te doorsnijden en tegelijk Eindhoven te heroveren. Beide pogingen werden verijdeld. Bij Nuenen en Nederwetten ontwikkelde zich de eerste tankslag op Nederlands grondgebied. De operaties op de flanken leverden wisselende resultaten op. In de Kempen werden Veldhoven, Hapert en Wintelre bevrijd, maar de tegenstand begon merkbaar sterker te worden met de aankomst van weer een Duitse divisie van het 15. Armee, in dit geval de 245. Infanterie-Division. Oostelijk van de Corridor rukte de 11th Armoured Division op naar Heeze, Geldrop en Mierlo. De aangrenzende 3rd Division kwam niet verder dan Hamont, nog steeds aan de Belgische kant van de grens.
Op donderdag 21 september hield het slechte weer aan en slechts 750 Polen landden bij Driel, ten zuiden van de Rijn. Bij de brug in Arnhem gaven de laatste Britse parachutisten zich over aan de Kampfgruppe Knaust. Die stak meteen de brug over en ging op weg naar Nijmegen. De rest van de Britse Airborne divisie bevond zich in een bruggenhoofd rond Oosterbeek. De Guards Divisie lanceerde vanuit het bruggenhoofd bij Nijmegen de aanval richting Arnhem, maar kwam niet verder dan Elst, waar ze op Knaust en zijn mannen stuitte. Het wachten was nu op versterking in de vorm van de 43rd Wessex Division. Die arriveerde in de loop van de dag. Bij Nuenen, Gerwen en Stiphout vonden opnieuw tankgevechten plaats. Als gevolg daarvan moest de 107. Panzerbrigade zich terugtrekken naar Helmond. Zij werd nu toegewezen aan de Kampfgruppe Walther met de opdracht opnieuw de Corridor te doorbreken, maar nu bij Veghel. In het oosten staken de Britten ’s avonds om negen uur de Zuid-Willemsvaart over bij Someren. In de loop van de nacht werd daar een Baileybrug aangelegd.
In zwaar weer
Voor de derde dag op rij maakte slecht weer op 22 september de geallieerde bevoorrading vanuit de lucht problematisch. In Oosterbeek slonk het bruggenhoofd rond de Britse 1st Airborne Division. De opmars in de Betuwe liep vast bij een Duitse blokkade, maar verkenners slaagden er toch in contact te maken met de Polen bij Driel. Bij Veghel ging de aanval van de Kampfgruppe Walther van start. Vanuit Gemert rolden Duitse tanks en andere voertuigen naar het noorden. Tegelijk viel aan de andere kant van de Zuid-Willemsvaart vanuit Schijndel de Kampfgruppe Huber aan. De twee Duitse voorhoedes bereikten elkaar bijna. De Amerikaanse Paratroopers konden de beide aanvallen maar net afslaan. Maar de Duitse troepen hadden ten oosten van Veghel wel een gedeelte van de Corridor in handen gekregen en daarmee de aanvoer naar Nijmegen en de Betuwe geblokkeerd. Zuidelijker werd het Britse bruggenhoofd bij Someren en Asten aangevallen. Desondanks werd rond het middaguur Asten bevrijd. Ten westen van de Corridor slaagde de 53rd Welsh Division erin Bladel en Vessem te bevrijden. Middelbeers, daarentegen, was nog in Duitse handen. Ook bij Best boekte de 15th Scottish Division na het oversteken van het Wilhelminakanaal nauwelijks vooruitgang.
Op zaterdag 23 september klaarde het weer op. Voor het eerst sinds het begin van de operatie was het zonnig en helder. Vanuit de lucht arriveerde eindelijk versterking bij Overasselt en Son. In de Betuwe veroverden de Britten Elst; tegelijk kwamen in Oosterbeek de Britse Airbornes steeds meer in het nauw. De geallieerden lanceerden een tegenaanval vanuit Veghel en Uden om de Corridor vrij te maken. Opnieuw vonden tankgevechten plaats tussen Veghel en Erp. De Duitse troepen werden langzaam teruggedrongen en om half vier kon het verkeer over de Corridor worden hervat. De oostelijke flank (VIII Corps) rukte op in de richting van Deurne. De Kampfgruppe Walther bij Erp, Boekel en Gemert zag zich hierdoor in de rug bedreigd. In de Kempen zat het XII Corps intussen muurvast. Er werd fel gevochten in Netersel en Middelbeers, maar beide plaatsen bleven in Duits bezit. Dat gold ook voor Best, waar de aanvallende Schotten grote verliezen leden.
Het einde
Precies een week na het begin zag het er slecht uit voor Operatie Market Garden. Bij Oosterbeek hielden op zondag 24 september de Britse Airbornes dapper stand, mede dankzij steun vanuit de lucht en van geschut van het XXX Corps, dat inmiddels Bemmel had bevrijd. Vanaf de kerktoren van Driel zag Horrocks het belegerde Oosterbeek. Hij twijfelde, terugtrekken of niet? Hij overlegde met generaal Dempsey van het Second Army. Die zag twee mogelijkheden: een brug slaan over de Rijn of de operatie stoppen en de Airbornes bij Oosterbeek terugtrekken. De beslissing zou de volgende dag vallen. Terwijl de Britten twijfelden, brak een bataljon van de Kampfgruppe Chill door de Amerikaanse linies bij Schijndel. Opnieuw werd een deel van de Corridor bezet, nu bij de Koevering. Aan oostzijde van de Zuid-Willemsvaart trokken de Duitse troepen zich langzaam terug naar Gemert. De stemming bij de Kampfgruppe Walther werd steeds nerveuzer nadat de Britten Deurne hadden bevrijd. Bij Vlierden ondernam de 100. Kavalerie Ersatz Abteilung de allerlaatste cavaleriecharge met paarden van de Tweede Wereldoorlog. Veertig van de zeventig paarden en een tiental gesneuvelde Duitse ruiters bleven achter op het slagveld. In de Kempen werd intussen de vooruitgang van het XII Corps in meters uitgedrukt. Oostelbeers werd bevrijd, maar bij Best joeg een Duitse tegenaanval de Schotten terug tot vlak bij de spoorlijn. Een aanval in de richting van Boxtel was evenmin succesvol.
Op maandag 25 september was duidelijk dat de aanval van de Kampfgruppe Chill de genadeslag was voor Market Garden. Dempsey concludeerde kort na het middaguur op het hoofdkwartier van de 50th Northumbrian Division tussen Nijnsel en Sint-Oedenrode dat het bruggenhoofd bij Oosterbeek door de Duitse blokkade niet langer levensvatbaar was. Hij gaf Horrocks opdracht tot de terugtocht van de Britse 1st Airborne Division. De evacuatie vond die nacht plaats en ongeveer 2.200 van de 11.000 man bereikten veilig de overkant. Hoewel de operatie hiermee was beëindigd, ging de strijd in Brabant door. De Duitse strijdgroep bij Koevering zat stevig ingegraven en liet zich niet zomaar verjagen. Pas de volgende dag, na 44 uur, was de weg weer vrij. In de Peel trok intussen de Kampfgruppe Walther zich terug tot bij Boxmeer en Overloon. Tegelijk rukte de Britse 11th Armoured Division op in dezelfde richting. De Britse opmars en de Duitse terugtocht kruisten elkaar in Sint Anthonis. Hierbij sneuvelden twee Britse bataljonscommandanten en raakte een brigadegeneraal gewond. In de Kempen was intussen de strijd om Reusel begonnen. Hier werd twee dagen lang om iedere meter gevochten. Bij Best slaagden de Schotten erin de vijand iets terug te dringen, maar tot een echte doorbraak kwam het niet. Pas eind oktober, tijdens operatie Pheasant, zouden de Duitse troepen uit Midden- en West-Brabant verdreven worden. Toen eind september de balans kon worden opgemaakt, was in Noord-Brabant een strook bevrijd tussen de Kempen in het zuidwesten en Boxmeer in het noordoosten (zie kaart). Ten noorden van de Maas bij Grave en de Waal bij Nijmegen was een groot deel van het Rijk van Nijmegen en de Overbetuwe in geallieerde handen.
Schuldvraag
Vrij snel na het mislukken van de operatie werd Montgomery hiervoor verantwoordelijk gehouden. Vooral van Amerikaanse kant was de kritiek niet mals: Montgomery’s plannen zouden te gewaagd zijn geweest, zijn ambities te groot. Helaas is deze simplificatie een misvatting die tot op de dag van vandaag het narratief beheerst. (Zie recent nog Maarten van Rossum, Allemaal de schuld van Montgomery (Amsterdam 2020)) De veldmaarschalk werd ervan beschuldigd dat hij in zijn overmoed het onmogelijke wilde. De werkelijkheid was toch anders. Montgomery ontwierp niet het plan, hij schetste alleen de grote lijnen. De uitwerking werd vervolgens gedelegeerd aan de bevelhebber van het Second British Army, luitenant-generaal Miles Dempsey, en die van het First Allied Airborne Army, generaal Brereton. De precieze details werden uiteindelijk uitgewerkt door de legerkorps- en divisiecommandanten in samenspraak met de verantwoordelijke luchtmachtofficieren. Montgomery’s baas, de hoogste geallieerde bevelhebber, generaal Dwight D. Eisenhower, blijft, vreemd genoeg, altijd buiten schot in een discussie over Market Garden. Toch was het Eisenhower die uiteindelijk toestemming moest geven over de inzet van het First Allied Airborne Army, omdat deze zijn strategische reserve vormde.
De luchtmachtbazen
Wat in de discussie meestal onderbelicht blijft is de negatieve rol van de luchtmacht, zowel de Britse als de Amerikaanse. Steun aan de grondtroepen was de taak van de Second Tactical Air Force van Air Marshal Sir Arthur Coningham. Tijdens Market Garden schitterde Second TAF door afwezigheid. Slechts bij twee gelegenheden greep zij in. De eerste keer was op 17 september, toen de opmars van de Guards vast dreigde te lopen bij de Belgisch-Nederlandse grens. De tweede actie vond plaats op 22 september bij Veghel. Het grootste verwijt valt echter de Amerikaanse luchtmacht te maken, vooral het IX Troop Carrier Command. De staf van deze luchtvloot met transportvliegtuigen, geleid door luchtmacht generaal-majoor Paul Williams, trapte al bij de planning op de rem. Bij iedere aanval is het essentieel om een lokaal overwicht te creëren. Anders gezegd, er moeten zo snel mogelijk zoveel mogelijk eigen troepen ingezet worden. Juist daar ging het mis bij Market Garden. De luchtlandingseenheden kwamen allemaal uit Engeland en moesten in zweef- en transportvliegtuigen naar hun operatiegebied in Nederland worden gebracht. Hoe sneller, hoe liever, temeer omdat deze eenheden niet zulke zware wapens hadden als gewone divisies en dus sowieso kwetsbaarder waren. Brereton van het First Allied Airborne Army en Williams van IX Troop Carrier Command hadden echter besloten dat twee keer op een dag naar Nederland vliegen voor de vliegtuigbemanningen te vermoeiend was. Ze besloten daarom het transport over drie dagen te spreiden. Hiermee werd een enorm risico genomen, in verband met mogelijke weersveranderingen op de daaropvolgende dagen. Ook betekende het dat op de eerste dag nog niet de helft van de divisies in Nederland arriveerde. Een andere beperkende factor was dat de Amerikaanse jachtvliegtuigen, ofschoon bestuurd door de best opgeleide piloten, alleen bij goed zicht konden vliegen en dus niet vroeg in de ochtend of laat op de dag. De luchtmachtbazen, door de landmacht niet toevallig air barons genoemd, drukten dus van meet af aan een negatief stempel op de operatie.
Een brug te ver?
Het idee dat de hele operatie ‘een brug te ver’ was, ooit door Cornelius Ryan bedacht als titel voor zijn gelijknamige boek, is feitelijk onzin. Het punt is namelijk dat de brug in Arnhem, want die wordt hier bedoeld, nooit een doel op zich was. Een intacte brug is de eenvoudigste manier voor een leger om ergens het water over te steken. Maar er zijn legio andere mogelijkheden. Als het geallieerde leger sinds de uitbraak uit Normandië ergens goed in was geworden, dan was het wel het snel oversteken van kanalen en rivieren. Overal in Frankrijk, België en Nederland hadden de terugtrekkende Duitse troepen de bruggen opgeblazen en overal was de Britse, Canadese en Amerikaanse genie erin geslaagd om razendsnel noodbruggen, de zogenoemde baileybruggen, aan te leggen zodat de opmars kon worden voortgezet. Met andere woorden, de Arnhemse brug was geen doel op zich.
Aanvankelijk wilde generaal-majoor Urquhart van de 1st Airborne Division de brug in een verrassingsoperatie veroveren. Een aantal zweefvliegtuigen zou in de buurt van de brug landen en deze in een snelle actie veiligstellen tot de rest van de divisie was gearriveerd. Dit soort operaties was niets nieuws. Het meest recent was de verovering door Britse troepen van de Pegasusbruggen ten noorden van Caen in de nacht van 5 op 6 juni 1944. Een ander voorbeeld van dit soort geslaagde operaties was de Duitse verovering van de Moerdijkbruggen helemaal aan het begin van de oorlog. Maar ook dit veelbelovende plan werd getorpedeerd door Air Vice Marshal Leslie Hollinghurst, die de leiding had over de Britse transportvliegtuigen van de 38 Group. Hij was vooral bevreesd voor het Duitse luchtdoelgeschut in de buurt van de brug. Het schrappen van deze operatie – en een soortgelijke bij de Waalbruggen in Nijmegen – betekende dat een snelle oversteek over de Rijn er niet in zat. Desondanks kreeg Market Garden de doodsteek niet bij Arnhem, maar in Noord-Brabant.
Slag bij Arnhem?
Zoals hierboven beschreven was de opmarsroute van Eindhoven naar Grave in handen van de geallieerden de eerste dagen niet breder dan de weg zelf en dus kwetsbaar. Het is dan ook geen wonder dat deze levensader twee dagen na het begin van de operatie al ernstig bedreigd werd, namelijk bij Son. Kort daarna slaagde de Kampfgruppe Walther erin een stuk van de Corridor te bezetten tussen Veghel en Uden. Het duurde ruim 24 uur voordat de Duitse troepen waren verdreven en de route weer open was. Het respijt was van korte duur, want twee dagen later, op 24 september, veroverde de Kampfgruppe Chill opnieuw een stuk van de Corridor, nu tussen Sint-Oedenrode en Veghel. Dit keer werd de aanvoerroute twee dagen stilgelegd. De laatste blokkade was ongetwijfeld de doodsteek voor Market Garden. Onderschatting van de Duitse veerkracht lag ten grondslag aan de verwachting dat het Britse XXX Corps na het bereiken van Nijmegen weinig gevaar meer te duchten had van de aanwezige Duitse eenheden. Zo bezien waren de succesvolle Duitse acties in Noord-Brabant een belangrijkere factor in het mislukken van de grootste geallieerde luchtlandingsoperatie van de Tweede Wereldoorlog dan de verloren brug in Arnhem.
Tot slot is er nog de timing van Market Garden. De operatie was in feite een vergrote versie van een eerder geplande luchtlandingsoperatie, Comet. Montgomery had dit plan geformuleerd op 3 september. Met het oog op de Duitse ineenstorting aan het westelijk front dirigeerde hij het Second Army van Dempsey naar de Rijn in een ultieme poging om het Roergebied heen te trekken. Om die opmars mogelijk te maken moest Urquharts 1st Airborne Division samen met Sosabowski’s Parachute Brigade en een Amerikaans Engineer bataljon op 6 of 7 september bruggen veroveren over de Maas bij Grave, de Waal bij Nijmegen en de Rijn van Arnhem tot Wesel. De bruggen zouden veroverd worden in snelle acties door kleine groepjes die vlakbij de bruggen zouden landen. Zodra de situatie veilig was, zouden de luchtlandingseenheden versterkt worden met de 52nd Lowland Division. De Britse luchtmacht wees er meteen op dat het in de omgeving van Wesel, zoals overal in het Roergebied, wemelde van Duits luchtafweergeschut en dus verschoof de focus naar de omgeving van Arnhem. De plannen waren nog niet geformuleerd of de situatie aan het front begon langzaam te verschuiven.
De Britse opmars vanuit Brussel werd op 6 september hervat. Het Second Army had na de inname van Antwerpen een gevechtspauze van 24 uur ingelast. Dit bleek een fatale fout, want de vijand had deze periode benut om een provisorische linie op te zetten achter het Albertkanaal en alle bruggen op te blazen. De voorgenomen opmars richting Nijmegen liep dan ook meteen vast bij dit kanaal en het kostte de voorhoede vijf dagen om een bruggenhoofd te slaan over de volgende waterhindernis, het Kanaal Bocholt-Herentals bij Lommel. Operatie Comet werd dan ook telkens opnieuw uitgesteld. Met deze tegenslag in zijn achterhoofd, en omdat Dempsey intussen ook berichten had ontvangen over Duitse tanks in de omgeving van Arnhem en Nijmegen, viel op 10 september de beslissing dat Comet met zo weinig troepen geen haalbare kaart meer was. Het plan werd geschrapt. Versterking met minstens twee divisies werd geopperd. Market Garden was geboren. Zoals hierboven al gemeld, schrapten de air barons bij de uitwerking meteen de verrassingsacties bij de bruggen van Nijmegen en Arnhem. Het was waarschijnlijk beter geweest om na de inname van Antwerpen de opmars voort te zetten. Op dat moment was er nauwelijks Duits verzet langs het Albertkanaal en daarachter, een dag later wel. Daarom zou het motto ‘een brug te ver’ misschien beter ‘een week te laat’ hebben kunnen luiden.
Bronnen
Didden, J. en M. Swarts, Autumn Gale, Kampfgruppe Chill and schwere Heeres Panzerjäger-Abteilung 559 and the German recovery in the autumn of 1944 (Drunen 2013).
Didden, J. en M. Swarts, Kampfgruppe Walther (Drunen 2016).
Klep, C. en B. Schoenmaker, red., De bevrijding van Nederland 1944-1945, Oorlog op de flank (’s-Gravenhage 1995).
Margry, K., Operation Market-Garden, Then and Now (two volumes) (Londen 2002).
Roosendaal, J., De bevrijding in beeld. Van Neerpelt tot Wesel, 1944-1945 (Nijmegen 2014).
Urquhart, R.E., De Slag om Arnhem (Leiden 1970).