Voor uw en onze vrijheid

De 1e Poolse Pantserdivisie in Noord-Brabant

1ste Poolse Pantserdivisie

Tanks van de 1ste Poolse Pantserdivisie in Groot-Brittannië, 1944. Bron: Imperial War Museum

Nederland is bevrijd door soldaten uit vele landen, met voorop Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Canada en Polen. Soldaten met de Poolse nationaliteit maakten deel uit van de 1e Poolse Onafhankelijke Parachute Brigade onder commando van brigadegeneraal Stanisław Sosabowski en de 1e Poolse Pantserdivisie van generaal-majoor Stanisław Maczek. De laatste divisie speelde ook een prominente rol tijdens de bevrijding van Noord-Brabant en is daarom het onderwerp van dit artikel. Het Poolse verhaal is er een van hoogte- en dieptepunten, van heldenmoed, zelfopoffering, optimisme en volharding, maar – uiteindelijk – diepe tragiek. De divisie van Maczek zette op 15 september 1944 voor het eerst voet op Nederlandse bodem in Oost Zeeuws-Vlaanderen. Daarvoor had ze al een intensieve veldtocht achter de rug. Maar het begin van het verhaal ligt nog veel verder in het verleden.

 

De voorgeschiedenis

In 1944 werd de kern van Maczeks divisie, drie bataljons met tanks, gevormd door de 10e Pantser Cavalerie Brigade. Deze was een jaar eerder gevormd in Engeland. Maar de geschiedenis van de brigade begint in 1938 in Polen. In dat jaar kreeg de 46-jarige kolonel Stanisław Maczek het bevel over de 10e Cavalerie Brigade. Het was een benoeming die hij met enige tegenzin aanvaardde. Maczek wilde dolgraag een hypermoderne tankeenheid opzetten, maar Polen had op dat moment noch de middelen, noch de manschappen. Maczek wist dat hij verwikkeld was in een strijd tegen de klok. Hij verloor die, maar zijn brigade onderscheidde zich in de strijd tegen de invallende Duitse troepen in september 1939 door dapper en vooral effectief optreden. Uiteindelijk moest Maczeks eenheid het hoofd buigen voor het onvermijdelijke, zeker nadat op 17 september ook de Sovjet-Unie vanuit het oosten Polen was binnengevallen. Op 5 oktober eindigde de strijd en hield Polen als onafhankelijk land op te bestaan: Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie verdeelden het Poolse territorium onder elkaar. Maczek en de meeste van zijn mannen wisten te ontsnappen aan krijgsgevangenschap door over de grens naar Hongarije te vluchten. Dat leidde tot allerlei diplomatieke verwikkelingen en al snel moesten de Polen hun biezen pakken. Maczek en zijn mannen kwamen terecht in een legerkamp in Frankrijk, Coëtquidan in Bretagne. Daar wilde de Poolse legerleider, generaal Władysław Sikorski, een nieuw Pools leger opbouwen. Maczek kreeg het bevel over het kamp vanwege zijn verdiensten tijdens de strijd in Polen. Hij werd meteen ook gepromoveerd tot brigadegeneraal. 

Maar in Frankrijk begon voor Maczek opnieuw een gevecht tegen de klok. In korte tijd stampte hij, samen met zijn rechterhand, kolonel Kazimierz Dworak, met de resten van andere gevluchte eenheden een nieuwe 10e Cavalerie Brigade uit de grond. Deze tweede versie, die was uitgerust met lichte Franse tanks, was nog lang niet klaar toen de Duitse legers op 10 mei 1940 de aanval openden op Frankrijk en de Lage Landen. Nog geen twee weken later kreeg Maczek de opdracht met zijn mannen zo snel mogelijk naar het front te gaan. Noodgedwongen splitste Maczek de brigade in tweeën. De ene helft voegde zich onder zijn leiding bij het Franse Zesde Leger in de buurt van Reims, de rest, onder Dworak, bleef voorlopig achter. Op 12 juni trokken Maczek en zijn mannen voor de tweede keer ten strijde tegen Duitse troepen. De Poolse militairen wonnen de eerste confrontatie. Maar het was een Pyrrhusoverwinning, want vanaf dat moment begon de ineenstorting van het Franse leger en wat volgde was een wilde vlucht in zuidelijke richting. In kleine groepjes bereikten de Franse en Poolse militairen de zogenoemde Vrije Zone, het deel van Frankrijk dat niet door de Duitsers bezet werd. Op deze manier wisten veel Polen te ontsnappen naar Engeland. Ook Dworaks groep was daar intussen naar toe gevlucht.

De Polen in Groot-Brittannië waren geconcentreerd in Schotland, rond de stad Perth. Uit de resten van het verslagen leger moest een nieuwe Poolse strijdmacht van de grond af opnieuw worden opgebouwd. Dat was geen eenvoudige opgave. Er was tekort aan alles, spullen en manschappen. Daarnaast woedde een discussie of er eerst een infanterie- of een tankdivisie moest komen. Pas in de herfst van 1941 werd met Britse tanks de eerste tankeenheid gevormd, de 16e Tank Brigade, later 16e Pantser Brigade genoemd. Ook de 10e Cavalerie Brigade werd nieuw leven ingeblazen, eveneens met Britse tanks. Op 26 februari 1942 werd de 1e Poolse Pantserdivisie geboren. Commandant werd Stanisław Maczek, inmiddels bevorderd tot generaal-majoor. Er was vanaf het begin rivaliteit tussen de twee brigades met tanks. Dat verergerde toen de divisie werd omgevormd tot het model van een Britse Pantserdivisie. Deze bestond namelijk uit slechts één brigade met tanks en één met infanterie. Maar op welke van de twee tankeenheden zou de keuze vallen? Het werd een prestigestrijd tussen de cavalerie, hoeder van een trotse Poolse militaire traditie, of de pantsereenheid, nieuwlichters in de ogen van veel veteranen. De eenheid werd aanvankelijk 10e/16e Pantserbrigade genoemd, maar dit was een wat halfslachtige poging een keuze te vermijden. Onder de oppervlakte sluimerde de ontevredenheid verder en uiteindelijk werd besloten dat de tanks vielen onder de 10e Pantser Cavalerie Brigade van kolonel Tadeusz Majewski. Zo werd de historische band met Maczeks eerdere brigade in ere gehouden. De andere helft van de divisie, de infanterie, viel onder de 3de Infanterie Brigade van kolonel Marian Wieroński. Het motto van de divisie was ‘Voor uw en onze vrijheid’ en hun symbool werd, niet toevallig, de oude zeventiende-eeuwse Poolse cavaleriehelm getooid met een hoge pluim van adelaarsveren. 

 

Terugkeer naar het vasteland

De divisie van Maczek was nog niet gereed op D-Day, 6 juni 1944, maar landde bijna twee maanden later bij Arromanches. Intussen had het Amerikaanse leger in het westen bij Saint-Lô de doorbraak geforceerd. Op de oostelijke flank, bij Caen, zat het front nog steeds muurvast. Operatie Totalize, die op 8 augustus werd gelanceerd, moest daar verandering in brengen. Samen met een Canadese pantserdivisie moesten Maczeks mannen de doorbraak forceren naar Falaise, de volgende grote stad in Normandië. De eerste opzet mislukte, maar na een tweede operatie, Tractable, trok de vijand zich definitief terug. De 1e Poolse Pantserdivisie stak als eerste de rivier de Dives over en stormde over de smalle, kronkelige weggetjes de Camembertstreek in. Op 19 augustus veroverden de voorste eenheden een deel van de berg Ormel in de buurt van Argentan. Een dag later werd contact gemaakt met de Amerikanen in het nabijgelegen Chambois. De Duitse troepen in Normandië zaten nu in de val. De Poolse troepen op Mont Ormel moesten vechten voor hun leven tegen de vluchtende Duitsers, maar ze hielden stand en na drie dagen was de strijd gestreden.

Na een week rust begon de tweede fase van de veldtocht voor de 1e Poolse Pantserdivisie. Nadat de divisie op 31 augustus de Seine was overgestoken, begon een opwindende achtervolging van de terugtrekkende Duitse troepen langs de Kanaalkust. Als jachthonden zaten de Polen de Duitse achterhoedes op de hielen, al slaagden ze er telkens net niet in om de vijand de pas af te snijden. Vanaf de Seine moesten steeds meer waterwegen worden overgestoken en de genisten van de divisie ontwikkelden een grote routine in het leggen van Baileybruggen, al dan niet onder vijandelijk vuur. Het was een ervaring die later in Nederland en Duitsland van pas zou komen. De achtervolging eindigde bij het Gent-Bruggekanaal, waar een oversteek op 9 september bij Aalter mislukte en de Poolse voorhoede werd teruggeslagen. Hierna moest Maczeks divisie zich verspreiden over een groot gebied. De infanterie bevrijdde eerst het noordelijk deel van Gent, om zich daarna bij de tanks te voegen die door het Waasland langzaam oprukten in de richting van oostelijk Zeeuws-Vlaanderen. De oversteek van het Zijkanaal naar Hulst mislukte in eerste instantie, maar slaagde de tweede keer en op 20 september had de divisie de Westerschelde over de volle breedte bereikt en was er een gevechtspauze van een week. 

Terwijl de divisie vocht in West-Europa, woedde in Warschau de opstand tegen de Duitse bezetter. In de hoop dat het Sovjetleger, dat voor de poorten van de Poolse hoofdstad stond, snel te hulp zou schieten, probeerde het Poolse verzet het Duitse juk af te werpen. De hoop bleek ijdel, want Stalin liet het Poolse verzet aan zijn lot over omdat hij niet wilde dat democratische krachten na het einde van de oorlog enige rol zouden spelen in een nieuwe Poolse regering. Het nieuws over het neerslaan van de opstand in Warschau op 2 oktober was de eerste knauw voor het moreel van Maczeks mannen. Het zou niet de laatste zijn. 

 

Noord-Brabant

Ironisch genoeg overschreed de 1e Poolse Pantserdivisie dezelfde 2 oktober de Belgisch-Nederlandse grens voor de tweede keer, deze keer bij Zondereigen, ten zuiden van Baarle-Nassau. De aanval was onderdeel van een operatie in de richting van de Noord-Brabantse hoofdstad. Nadat Operatie Market Garden op 24 september zonder het gewenste resultaat beëindigd was, stabiliseerde zich het front in Noord-Brabant. Een brede strook vanuit de Kempen via Best, Veghel en Uden tot Grave was bevrijd. De rest, Midden- en West-Brabant, was nog in Duitse handen. De Britse veldmaarschalk Montgomery gaf het Eerste Canadese Leger onder generaal Crerar twee taken. De eerste was een aanval in de richting van Woensdrecht om Walcheren te isoleren, de tweede het openbreken van het Duitse front in Noord-Brabant door via Tilburg naar ’s-Hertogenbosch op te rukken. Deze opdracht werd toegewezen aan de Britse 49e Divisie (de Polar Bears) en Maczeks eenheid. Montgomery’s opzet mislukte volledig door een combinatie van handig tactisch opereren van Duitse kant en een Canadees leger dat te veel taken tegelijk moest ondernemen. 

De 1e Poolse Pantserdivisie kwam niet verder dan Alphen en zeeg daar op 6 oktober uitgeput neer. Deze datum markeert ook de grootste crisis in het korte bestaan van de eenheid. De divisie was aan het einde van haar Latijn. Vooral bij de infanterie waren de tekorten te groot geworden. Maczek stuurde een vertegenwoordiger naar Londen met de mededeling dat in dit tempo zijn divisie binnen een week uit het front zou moeten worden genomen. Zover kwam het gelukkig niet. Het probleem werd niet echt opgelost, ook later niet, maar door te rekruteren uit Polen die verplicht in de Wehrmacht hadden gediend en krijgsgevangene waren gemaakt, kon de nood enigszins worden gelenigd. De divisie kreeg bovendien drie weken de tijd om zich te herpakken. In die tijd arriveerden versterkingen vanuit Engeland, zowel vrije Polen als voormalige krijgsgevangenen. Zo was de divisie net op tijd gereed voor de volgende memorabele fase, de opmars door de Baronie.

Operatie Breda ging op 27 oktober van start en verliep over het algemeen voorspoedig. Door een overhaaste Duitse terugtocht rukte de 1e Poolse Pantserdivisie op in een vacuüm en bereikte de eerste dag al het Wilhelminakanaal in de buurt van Dongen. De volgende dag draaide de eenheid negentig graden en stoomde op naar Breda. De Nassaustad werd zonder al te veel problemen op 29 oktober bevrijd. Opnieuw werd de opmarsrichting negentig graden gedraaid en rukten de Polen op naar het noorden. Hier volgde de eerste serieuze tegenslag, niet toevallig weer bij een oversteek, deze keer van het riviertje de Mark. Bij een tweede poging, een paar dagen later, tussen Oosterhout en Ter Aalst, lukte het wel om over te steken. Vanaf dat moment werden de Duitse troepen iedere dag een paar kilometer teruggedrongen en op 6 november bereikten de voorste Poolse eenheden de omgeving van Moerdijk. De bruggen over het Hollands Diep waren kort daarvoor opgeblazen. Dankzij formidabele betonnen hindernissen rond Moerdijk kostte het Maczeks mannen toch nog drie dagen voor ook zij het water bereikten. De veldtocht op Noord-Brabants gebied was afgesloten. 

 

Een lange winter

Vanaf dat moment, tot het voorjaar van 1945, had het Eerste Canadese Leger de weinig benijdenswaardige taak om het lange front van West-Brabant tot Grave te bezetten. Deze taak, te omschrijven als het bewaken van een statisch front, leek op papier eenvoudig, maar er schuilden talloze adders onder het gras. De belangrijkste problemen waren de gaten in de frontlijn. Het was simpelweg onmogelijk om met een paar honderd man enkele kilometers frontlijn overdag maar vooral tijdens de lange winternachten in de gaten te houden. Het ‘front’ bestond dan ook uit niet meer dan een serie wachtposten. Daartussen liepen patrouilles, meestal leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Het Maasfront was dan ook uiterst poreus en daarom gevaarlijk. Duitse patrouilles slopen in het donker ongezien tussen de posten door om inlichtingen in te winnen, mijnen te leggen en, een enkele keer, krijgsgevangenen te maken. Uiteraard kregen ook geallieerde militairen dit soort riskante opdrachten, met als gevolg dat er nogal eens doden en gewonden vielen. Bovendien beschoot de vijand de stellingen met grote regelmaat. Daarnaast was het bemannen van een post, vaak een schuttersput in een dijk, saai en buitengewoon onplezierig tijdens de lange, koude winter van 1944 op 1945. Om te voorkomen dat de belasting te groot werd, rouleerden de eenheden onderling. Ook wisselden divisies van plaats. 

Een Pools onderdeel bleef in de regel één week in dezelfde sector om daarna twee of drie weken bij te komen op een locatie een paar kilometer achter het front. De divisie van Maczek wisselde daarnaast in totaal vier keer van sector tussen 9 november 1944 en 1 april 1945. De meest westelijke positie was in Moerdijk, de meest oostelijke in Lith, ruim vijftig kilometer verderop. Tijdens de ruim vijf maanden waarin de Poolse divisie in Noord-Brabant verbleef, werden banden voor het leven gesmeed. Het is dan ook geen toeval dat Maczek in zijn memoires Breda, waar zijn hoofdkwartier was gevestigd, ‘de meest Poolse stad van Nederland’ noemt. In allerlei dorpen en steden ten zuiden van de Amer en de Bergsche Maas, van West-Brabant tot het gebied boven Oss, namen Poolse militairen posities in en waren ze ingekwartierd bij Brabantse burgers. Hierdoor ontstond bij veel mensen in deze plaatsen het onjuiste idee dat ze bevrijd waren door de Polen, ook als het Britse, Canadese of Amerikaanse troepen waren geweest die in het najaar van 1944 de vijand hadden verjaagd. Daar staat tegenover dat het Poolse militairen waren die tijdens de lange winter een beschermende wal vormden tussen de vijand en deze Brabanders. Als we het begrip bevrijders breder uitleggen, dan waren de mannen van Maczek dus wel degelijk ook de bevrijders van een groter gebied.

Een bijzonder bloedige uitzondering op het saaie wachtlopen vormt de strijd rond een klein Duits bruggenhoofd bij Kapelsche Veer die net voor Kerstmis 1944 begon. Nadat twee Poolse patrouilles een bloedneus hadden opgelopen, besloot Maczek dat de Duitse positie moest worden ingenomen. Twee pogingen om dat te bereiken liepen vast in de vlakke, ondergesneeuwde polders. De klus werd uiteindelijk eind januari 1945 geklaard door de 4e Canadese Pantserdivisie van generaal-majoor Chris Vokes. Al met al vielen er meer dan duizend doden en gewonden als gevolg van de prestigestrijd rond dit piepkleine bruggenhoofd. Daarnaast was er nog een gebeurtenis die een schaduw wierp over de Poolse troepen. Zoals hierboven gezegd liep het moreel van de Poolse troepen al in september 1944 een flinke knauw op na het neerslaan van de opstand in Warschau door de Duitse bezetter. Maar een nog veel grotere impact had de Conferentie van Jalta, die duurde van 4 tot 11 februari 1945. 

Hier werd Europa door Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie op schaamteloze wijze verdeeld in invloedssferen, alsof het continent een reuzentaart was die in parten kon worden gesneden. Duitsers die in Sudetenland woonden of in Pruisen, Pommeren en Silezië, kregen te horen dat ze hun spullen moesten pakken en moesten vertrekken naar wat er nog over was van het vooroorlogse Duitsland. De grenzen van Polen werden in westelijke richting opgeschoven en de Sovjet-Unie mocht het deel van het land dat ze in september 1939 had ingepikt, behouden. Dit betekende dat Polen die in het oostelijk deel woonden, te horen kregen dat ze hun huizen moesten verlaten. Het gevolg was een volksverhuizing op ongekende schaal in Midden-Europa. Zo kregen de Duitse inwoners van Breslau het bevel te vertrekken en werd hun plaats ingenomen door Polen uit de oude universiteitsstad Lemberg, in het Pools Lwów, tegenwoordig het Oekraïense Lviv, die op hun beurt weer werden verdrongen door Oekraïners en Russen. Breslau werd omgedoopt tot Wrocław. Polen had als natie overleefd, maar het was niet langer het trotse en onafhankelijke land waar zes jaar eerder de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken. De Duitse bezetter was vervangen door de Sovjet-Russische en vrijheid was nog steeds buiten bereik. Het motto van de 1e Poolse Pantserdivisie, ‘Voor uw en onze vrijheid’, kreeg zo een heel bittere nasmaak.

 

Slotakkoord

De opdeling had ook grote gevolgen voor de Poolse militairen die in West-Europa en Italië aan geallieerde zijde vochten. Er dreigde zelfs een muiterij toen het nieuws over de conferentie naar buiten kwam, maar uiteindelijk besloten de Polen dat Duitsland toch hun grootste vijand was en werd de strijd voortgezet aan de zijde van de geallieerden. De 1e Poolse Pantserdivisie vertrok op 7 april 1945, na bijna een half jaar, uit Noord-Brabant, en voegde zich bij het Eerste Canadese Leger in Gelderland en Overijssel. De laatste fase van de oorlog werd een soort herhaling van de triomfantelijke opmars van de Seine naar de Westerschelde. De tegenstander voerde ook nu uiterst bekwaam het vertragend gevecht, maar dag na dag werd hij onvermijdelijk teruggedrongen. Eerst in noordelijke richting, tot aan de Dollard, en vervolgens in Duitsland zelf tot aan Wilhelmshaven, de thuisbasis van de Duitse marine. Een andere overeenkomst was dat ook nu een eerste oversteek, van het Küstenkanaal, dat de Hunte bij Oldenburg verbindt met de tot Dortmund-Eemskanaal uitgebouwde Eems, mislukte en pas de tweede, goed georganiseerde wel lukte. Ook nu moest, net als in Frankrijk, België en Nederland, de Poolse genie flink aan het werk om de opmars te ondersteunen door middel van Baileybruggen. Alle inspanning werd beloond en vanaf 11 mei 1945 werd de divisie onderdeel van het geallieerde bezettingsleger in Duitsland. Maar wat daarna?

De nasleep van de Tweede Wereldoorlog bracht voor de Poolse militairen niet de gehoopte vrijheid. Zij moesten een haast onmogelijke keuze maken: een nieuw leven beginnen in het vrije Westen, ver van huis en haard, of terugkeren naar een Polen en in onvrijheid verder leven. Van de mannen in Maczeks divisie en die in de 1e Poolse Parachutistenbrigade van Sosabowski keerden er uiteindelijk 5.653 terug naar Polen, terwijl tweemaal zoveel, ongeveer 11.000 mannen, kozen voor een vrijwillige ballingschap. Van hen kwamen er 9.300 in het Verenigd Koninkrijk terecht, 600 in Frankrijk en 1.000 in Nederland en België. 

Pas na het einde van de Koude Oorlog in 1989 volgde eerherstel voor de Poolse militairen, ook voor Maczek. Zijn glorieuze carrière kende een roemloos einde: vlak voor zijn pensioen verdiende hij de kost als barman in een Schots hotel van een van zijn vroegere onderofficieren en als portier bij een squashclub. Hij leefde lang genoeg om de ineenstorting van het Sovjetimperium mee te maken en de herwonnen vrijheid van zijn vaderland. Op zijn honderdste verjaardag ontving hij de hoogste Poolse onderscheiding, de Orde van de Witte Adelaar. Hij overleed twee jaar later, in 1994. Hij ligt begraven bij zijn mannen, op het Poolse ereveld voor het Maczek Memorial in Breda. Het veld en het Memorial zijn een permanente herinnering aan de opoffering van de Poolse militairen, niet alleen tijdens, maar zeker ook na de oorlog. Het onderstreept ook de historische band tussen Noord-Brabant en Polen, ontstaan tijdens de winter van 1944-1945.

 

Literatuur

Didden, J. en M. Swarts, Autumn Gale. Kampfgruppe Chill, schwere Heeres Panzerjäger-Abteilung 559 and the German recovery in the autumn of 1944 (Drunen 2013).

Didden, J. en M. Swarts, The Army that got away. The 15. Armee in the summer of 1944 (Drunen 2022).

Didden, J. en M. Swarts, Quest for Victory. The History of the 1st Polish Armoured Division 1939-1946 (Breda 2025).

Wiacek, J., Histoire de la 1re Division Blindée Polonaise 1939-1945 (Louviers 2019).