Ganzennest
Via de illegale organisatie LO-LPK (Landelijke Dienst Onderduikers en Landelijk Knokploegen) kwam Ies Zonneveld in contact met een groep zogeheten partizanen, de Commando Groep Biesbosch (CGB). Deze was ontstaan uit de samenwerking tussen verzetsgroepen uit Werkendam en Made. Met wat omzwervingen fietste hij op zijn fiets met massieve banden van Alphen aan den Rijn naar Werkendam en zo kwam hij in de Biesbosch terecht. Met onderduikers in de buurt wist hij zich vanaf augustus 1943 in leven te houden op een klein geel woonarkje voor griendwerkers in de grienden van het Ganzennest. Hier ging hij door met tekenen en studeren in de boeken over planten- en bodemkunde die hij op zijn verjaardag van zijn vader had gekregen. Zijn tekeningen en zelfportretten zijn bewaard en geven een indringend beeld van de oorlogsjaren die Ies Zonneveld doorbracht in de Biesbosch.
De eerste maanden
Van de oudere griendwerkers en rietsnijders leerde hij van alles over de griend- en rietcultuur. Urenlang kon hij rondzwerven door grienden en wildernissen, op zoek naar onbekende planten en bloemen, daarbij ijverig geassisteerd door een boerendochter uit de Biesbosch met een gelijkgerichte belangstelling. Voor hem was het de plek waar hij twee geliefden voor eeuwig in zijn hart zou sluiten: zijn toekomstige vrouw Maartje Kooijck en de fascinerende wereld van de zoetwatergetijden. Weinig kon hij vermoeden dat deze onderduikperiode zijn verdere leven zou bepalen.
Het uitgestrekte getijdengebied was moeilijk te betreden voor de Duitsers en was zodoende een perfecte plek voor onderduikers. Overdag kon Ies zich verbergen in de hoogstaande rietkragen en de niet-geknotte grienden. ’s Avonds en ’s nachts, bij hoog water, roeide hij door de smalle Biesboschkreken naar de boerderijen, waar hij welkom was om te werken en mee te eten. Veel boeren van de toen ongeveer 25 boerenbedrijven in de Biesbosch hielpen, met gevaar voor eigen leven, de vele onderduikers en verzetsgroepen aan voedsel en onderdak. Ies, bedreven in het vangen van een paling en andere vissen, eenden en ander klein wild, leerde hoe hij moest vechten, voedsel kon vinden en zich moest verbergen voor de bezetter.
Duitsers ontwapenen
Begin september 1944, rond Dolle Dinsdag, besloot de Biesboschgroep om, tegen de wil van hun districtshoofd, gewapende Duitse soldaten te gaan overvallen om hen daarna te ontwapenen en op te sluiten, zodat zij met de verkregen wapens tegen de vijand konden vechten. Met die wapens zouden ze mogelijk de Dongecentrale bij Geertruidenberg en de brug bij Keizersveer voor vernietiging kunnen behouden.
De veermannen in Drimmelen zetten Duitse soldaten de rivier over en zetten ze af op de dijk, waar de Mand staat en waar Ies geregeld wacht liep. Als de mand aan de paal was gehesen, wist de veerman dat er iemand uit de Biesbosch naar Drimmelen overgezet wilde worden. Wanneer er Duitsers vanuit Drimmelen meekwamen, liet de veerman, vóór zijn terugvaart, de mand ‘halfstok’ hangen, waardoor Ies van verre kon zien dat er gevaar dreigde.
Over de dijk liepen de Duitsers drie kilometer tot aan het Brugje van Sint Jan, om vandaar nog eens vier kilometer af te leggen naar het volgende overzetpunt op de polder De Dood, gelegen ten zuiden de zuidoever van de Ruigt, ook wel het Gat van de Noorderklip.
Op hun weg daarheen passeerden zij een aantal onderkomens die in gebruik waren bij de verzetsgroep, achtereenvolgens de Zwarte Keet, het kooikershuis, de eendenkooi, het brugje over de Sint Janssloot, de Blauwe Keet (ook wel Klutenhome op de keetheuvel), de Rode Keet, Het Ganzennest, de boerderij van Abraham Louwerse en het huis op De Dood van Aaike Kieboom bij het overzetpunt. Op al deze locaties was Ies als verzetsstrijder actief.
Crossingroutes in de Biesbosch in 1944 en 1945, gebruikt door het verzet. De routes zijn aangegeven met stippels, de Duitse wachtposten met sterren. Uit: L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 10b: Het laatste jaar, 1e band.
Overvallen
De overvallen op Duitse soldaten waren niet zonder risico. De Duitsers waren gewapend en hadden de autoriteit om verzetsstrijders te arresteren of, bij schermutselingen, standrechtelijk te executeren. Bij de overvallen op de passerende Duitsers vielen dan ook doden en gewonden. Ies was echter vastbesloten om zich te blijven inzetten voor de vrijheid. Andere Duitse soldaten waren de oorlog beu en verzetten zich niet. De verzetsgroep ontwapende hen, om ze daarna tijdelijk op te sluiten, ’s avonds te ondervragen en lopend of in roeiboten te verplaatsen naar andere keten, dieper de Biesbosch in, naar de Blauwe Keet, met een kamer die was ingericht als noodhospitaal, of naar de Grijsblauwe Keet aan het Ganzennest, die als opvangkamp en onderkomen voor bewakingsgroepen fungeerde.
Bewaker
De verzetsgroep van Ies zocht, buiten de griendwerkersketen, naar opvanglocaties. ‘In naam van de Koningin’ kon beslag worden gelegd op één van de tien in de Biesbosch ondergedoken binnenvaartschepen, te weten het Motorschip Martha Jacoba. Ies moest, samen met twee ondergedoken geallieerde jachtvliegers, de gevangenen bewaken. Om de Martha Jacoba dichter bij de overvalplaatsen te krijgen, werd het schip verlegd van de griend van Lijnoorden naar het Oude Steurgat.
Steeds meer gedeserteerde, ontwapende en gevangen genomen Duitse soldaten werden in de Biesbosch in ‘bewaring genomen’. Ze werden gepakt door het verzet rondom de Biesbosch en kwamen zelfs via Made uit kasteel Boschdal in Prinsenbeek. Het aantal krijgsgevangenen in de nog steeds bezette Biesbosch liep al snel op naar vijftig. Een tweede motorschip, het Motorschip de 8 Gebroeders, bracht uitkomst. Dit schip kwam naast de Martha Jacoba te liggen en de gevangenen werden verdeeld over de twee schepen.
Koerier
Er moesten voedseltransporten geregeld worden voor zowel onderduikers als gevangenen, dus werd Ies als koerier belast met het foerageren vanuit Hank. Met kleine bootjes, waaronder zijn eigen korjaal de Smient, voerde hij grote hoeveelheden proviand aan vanuit de lokale boerderijen en vooral ’s nachts vanuit de bezette plaatsen Werkendam, Hank en Drimmelen.
Ook dacht hij mee over de logistiek rond een overval op een distributiekantoor om de hoognodige bonkaarten te bemachtigen. Hiermee konden behalve voedsel ook andere benodigdheden in winkels verkregen worden. Onderduikers konden niet op pad met hun persoonsbewijs, zover ze dat al hadden, en konden daarom geen distributiebonnen of stamkaarten halen. De lokale bevolking aan de randen van de Biesbosch deed met de eigen persoonsbewijzen de boodschappen voor Ies.
Steeds meer vluchtende Duitse soldaten
Naarmate de Geallieerden de grote rivieren naderden, sloten de Duitsers de bruggenhoofden over de grote rivieren af. Duitsers die wilden vluchten, alleen of in groepjes, mochten zich niet terugtrekken van het slagveld: op desertie stond de doodstraf. Zij zochten daarom andere vluchtwegen, onder meer naar en door de nog steeds bezette Biesbosch.
In de twee interneringsschepen zaten Duitse soldaten, maar wel van verschillende nationaliteiten: Duits, Pools, Russisch, Hongaars, Frans, Italiaans, Tsjechisch, Oostenrijks en ook Nederlands, zoals de SS’ers Rinus, Loek en Rob. Ies, met zijn HBS-opleiding, wist hun in meerdere talen te vertellen wat de regels aan boord waren.
De gevangenen kregen hetzelfde voedsel en dezelfde medische verzorging als de verzetsstrijders en onderduikers. Als extraatje kregen de gevangenen elke dag drie rauwe aardappelen per man, waarmee zij konden doen wat ze wilden: bakken, koken of poffen op één van de kacheltjes die in de ruimen van de schepen waren geplaatst. Niet alleen de keten werden aangeduid met kleuren, ook de arkjes waren herkenbaar aan hun uiterlijk. Ies zat afwisselend in de Gele ark en in de Grijze ark bij het Brugje in de dwarssloot van de Sint Jansplaat.
Partizaan of terrorist
Het brugje bood voor twee mannen van de overvalsploeg, gekleed als boeren of griendwerkers, de beste gelegenheid om passerende Duitse soldaten aan te spreken. Van nu af aan was Ies partizaan, bijgenaamd Ies van de Bies; in de ogen van de bezetter was hij een terrorist. Jaren later, bij de herdenking in november 2006 van de ontwapening van 12 september 1944, herinnerden partizanen Ies Zonneveld en Piet van den Hoek (1921-2015) zich op het Brugje van Sint Jan het volgende:
Ies Zonneveld : “Ja, hier was het dan! Ja, het Bruggetje, het beroemde…. Ja…Ja, hier kwamen de eerste deserteurs over gefietst, en onze jongens wachtten ze hier op, ja, en zo is het begonnen! Maar vertel jij maar verder, joh”.
Piet van den Hoek : “Ja, het was zo mooi dus, dat ze daarvandaan kwamen, ze hadden die twee Duitsers bij zich en liepen lekker te keuvelen, en we stonden hier op ’t Brugje, hier allebei aan een kant, en ze lopen het Brugje op enne… Handen omhoog, hè, weet je nog. En toen haalde die Duitser zijn geweer van z’n schouder af en ik dacht dat-ie dus… wilde schieten en ik sprong hem bovenop z’n nek, boven op z’n nek, maar het mooiste was dat Kees van Noort, die had een pistool bij, en die schoot… gelukkig tussen z’n benen door, die bracht het er goed af!”
Zonneveld : “Ik weet nog dat ik toen wel een beetje op mijn benen stond te trillen! Ja….”
Wanneer Ies op een geschikt moment “Hände hoch” riep, schoten zijn medestrijders uit de twee overvalarkjes in de zijkreek van de Sloot van Sint Jan te hulp. Tijdens de schermutselingen kwamen hier drie Duitsers om het leven.
In totaal brachten de partizanen met deze overvallen bij het brugje 45 Duitse soldaten naar de 30, van elders afkomstige gevangenen op de twee schepen. Eén Duitse soldaat overleed op het schip aan zijn verwondingen, ondanks de hulp van een huisarts die uit Made of uit Werkendam was gekomen. Zo ging het in september en oktober 1944 anderhalve maand door. Er vielen doden en gewonden en Nederlandse SS’ers werden standrechtelijk geëxecuteerd.
Dilemma’s
Maar dan, eind oktober 1944, stokt de opmars van de geallieerden. Het zou langer gaan duren voordat de geallieerden de Biesbosch zouden binnentrekken. Het verzet zat met zijn gevangenen in de maag. Met zoveel gevangenen in de schepen, met alle organisatie van bewaking, voedselvoorziening en de dreiging van de Duitse bezetter, vroeg de leiding van de verzetsgroep zich af wat ze bij calamiteiten met de krijgsgevangenen moest doen. Van alle districtshoofden, tevens leiders van verzetsgroepen in de omliggende Biesboschregio, kregen ze het schriftelijk verzoek in zo’n geval de krijgsgevangenen niet te doden. Ze beriepen zich op het internationaal recht, christelijke beginselen en de zeker te verwachten ernstige represailles. Ze zouden de krijgsgevangenen dan moeten vrijlaten en zelf in een ander gebied moeten onderduiken.
Naar de vrijheid
Tijdens de moeizame Operaties Suitcase en Pheasant in oktober en begin november 1944 werd het westen van Noord-Brabant bevrijd. De Biesbosch bleef bezet gebied. Het verzet besloot de twee schepen met krijgsgevangenen op 5 november 1944, ’s avonds om negen uur, bij hoog water, over de Ruigt, de Noorderklip en het Gat van de Honderd en Dertig, de Amer over te varen naar bevrijd gebied. Ze legden aan bij de Koekoek, om van daaruit bij daglicht, onder het zingen van vrijheidsliederen en met Ies Zonneveld op de uitkijk op de voorplecht van het schip, de haven van Drimmelen binnen te varen. Onder luid applaus droegen zij de krijgsgevangenen over aan de commandant van de 1ste Poolse Pantserdivisie.
Zuid-Nederland bevrijd
De verzetsstrijders, die in bevrijd Zuid-Nederland bleven, werden ingelijfd bij de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), onder leiding van Prins Bernhard. Ies Zonneveld werd op 5 november 1944 ingelijfd bij de Stoottroepen als wachtcommandant, als patrouillecommandant bij de bewaking van de frontlijn en als tolk bij de BS. Zo hielp hij de Geallieerden bij hun opmars door Nederland. Andere verzetsstrijders, frontkoeriers en linecrossers, onder wie zijn vriend Piet van den Hoek, bleven tot aan de bevrijding in mei 1945 actief in de landelijke verzetsgroep Albrecht. Deze crossers en koeriers onderhielden in de laatste winter van de oorlog de verbinding tussen bevrijd en bezet Nederland, op en neer tussen Werkendam en Drimmelen en tussen Sliedrecht en Lage Zwaluwe. Dat resulteerde in circa 374 crossings tussen Zuid- en Noord-Nederland door 21 linecrossers.
Toekomst in vrijheid
Na de oorlog ging Ies Zonneveld opnieuw studeren. In 1960 promoveerde hij op een proefschrift met de titel De Brabantse Biesbosch, een studie van bodem en vegetatie van een zoetwatergetijde delta. Vanaf 1966 was hij hoogleraar toegepaste landschapsecologie aan de Universiteit Twente. Zo bepaalde zijn onderduik- en verzetsperiode ook zijn professionele loopbaan.
Bronnen en literatuurlijst:
Interviews van Hans Winkelman met Ies Zonneveld (2008), Floris van den Hoek, zoon van Piet (2018) en Bas Zijlmans (2020).
Appeldoorn, K., Installatiebureau A.L. van Wijlen 75 jaar ondergronds en bovengronds (Sprang-Capelle 2007).
Buitkamp, J., Verzet in West-Brabant. Dl. 1. Van de L.O./L.K.P. en Trouw (Breda 1984).
Driel, B. van, Commandogroep Biesbosch (Breda 1983).
Fijnekam, L. en A. van Bokhorst, De Biesbosch in de Tweede Wereldoorlog. Over onderduikers, verzet en crossings (Alblasserdam 2021, tweede druk).
Hazeleger, B. en J. Span, Kerend tij. Een documentaire over Ies Zonneveld en de Biesbosch (film Werkgemeenschap Landschapsecologisch Onderzoek (WLO), Agrapen en Landschap, Utrecht 2006).
Hoek, P. van den, Biesbosch-crossings 1944-1945 (Kampen 1993).
Hoek, P. van den e.a., Ik herinner mij (Werkendam 2015).
Ierland, J. van en J. Houdijk, Moord op het Ganzennest. 40 opmerkelijke verhalen uit De Biesbosch (Rotterdam 2010).
Klinkert, W., ‘Poolse bevrijders op weg naar Breda’, Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring “De Oranjeboom” 57 (2004) 221-230.
Schaminée, J.H.J., ‘In Memoriam: Ies Zonneveld (1924-2017)’, Stratiotes 53 (2018) 66-68.
Schuller, K., Post in de Biesbosch, Drimmelen. Van Maltha, Moordplaat, De Dood en Vischplaat naar 4924 AA (Drimmelen 2017).
Simons, J., Liniecrossers. Frontkoeriers van het verzet (Utrecht 2021).
Westerhout, T., Werkendam 1940-2000. Een Biesboschdorp in andere tijden (Werkendam 2004).
Zijlmans, B., Het geheim van de Biesbosch in de Tweede Wereldoorlog. Van onderduiker tot partizaan (Geertruidenberg 2002).
Zijlmans, B., Terug in de tijd. Een terugblik op de tweede wereldoorlog voor zonen van de Poolse bevrijders (Geertruidenberg 2016).
Zonneveld, I., Het leven van een jonge man in de laatste twee oorlogsjaren (Enschede 1993).