Fliegerhorst Gilze-Rijen
Kort na de bezetting breidt de Luftwaffe de bestaande vliegvelden Nerhoven en Molenheide uit tot Fliegerhorst Gilze-Rijen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog groeit het vliegveld uit tot een van de belangrijkste en grootste luchtmachtbases van West-Europa. Naarmate de oorlog vordert, neemt het aantal geallieerde bombardementen op de Fliegerhorst toe. De start- en landingsbanen van het vliegveld raken hierdoor steeds vaker onbruikbaar en moeten voortdurend gerepareerd worden. Terugkerende Duitse vliegtuigen kunnen dan niet landen. Om dit probleem op te lossen besluit de bezetter een noodvliegveld aan te leggen. De keuze valt op een agrarisch gebied dat in ontwikkeling is tussen Tilburg en Dongen en op veilige afstand ligt van Fliegerhorst Gilze-Rijen. Het voorgenomen noodvliegveld krijgt dezelfde naam als het nabijgelegen café de Heidebloem aan de Dongenseweg, waar de gemeentegrenzen van Tilburg, Dongen en Loon op Zand bij elkaar komen.
Aanleg van noodvliegveld Heidebloem
In april 1944 vordert de bezetter een groot aantal percelen tussen het Wilhelminakanaal en de Dongenseweg. De Duitsers beginnen meteen met de aanleg van het noodvliegveld. Een groot aantal Nederlandse bedrijven is daarbij ingeschakeld. Vijfhonderd arbeiders gaan dagelijks met bussen van en naar het terrein en de Duitsers dwingen omwonende boeren hun paard en wagen in te zetten.
Hoewel ook de boerenfamilie Vesseur een aantal percelen kwijtraakt, mogen zij toch blijven wonen in hun ontginningsboerderij aan de Dongenseweg 150. De familieleden maken hierdoor de aanleg van het noodvliegveld, pal achter de boerderij, van dichtbij mee. De aantekeningen in hun oorlogsdagboeken geven een goed beeld van de werkzaamheden.
Om ruimte te maken voor de start-, landings- en taxibanen wordt een groot aantal bomen gerooid en om een egaal terrein te krijgen plaatst men betonnen duikers in de ontwateringssloten. Er wordt zwaar materieel ingezet en voor het transport over het terrein komt er een smalspoor met een locomotief en tientallen kiepkarren.
Er komen twee parallelle start- en landingsbanen. De langste baan meet 1200 bij 200 meter; daar tegenaan ligt een kortere baan van 1000 bij 100 meter. Stoomwalsen egaliseren de start- en landingsbanen, die vervolgens met gras ingezaaid worden. Aan de rand van het bos, naast de start- en landingsbanen, wordt een verkeerstoren gebouwd.
Projectie van het noodvliegveld Heidebloem op twee luchtfoto’s van de RAF.
Geel: Wilhelminakanaal, groen: Dongenseweg, blauw: café Heidebloem, oranje: boerderij Dongenseweg 150, lichtpaars: grote startbaan, donkerpaars: kleine startbaan, lichtblauw: verkeerstoren, rood: hangars, wit: barakken. Bron: RAF luchtfoto's: 106 G 2769 3110 & RA/959 3013
Voor de op het vliegveld gelegerde manschappen en officieren zijn vijf barakken beschikbaar. De communicatie verloopt via vier telefoonverbindingen: twee gaan naar de lighallen voor tbc-lijders die daar staan en twee gaan naar de nabijgelegen sluis in het kanaal. Naarmate het werk vordert, neemt het aantal arbeiders toe tot duizend. Al met al is het een enorme logistieke operatie om het vliegveld in korte tijd aan te leggen.
In de bospercelen op het terrein komen zeventien gecamoufleerde hangars. Het zijn geen ‘bouwwerken’, maar T-vormige uitsparingen die ontstaan door in het bos bomen te kappen. Overdekt door camouflagenetten zijn deze hangars vanuit de lucht nauwelijks zichtbaar.
De Tilburgse Miet Schijns (1896-1984) schrijft op 13 juni 1944 in haar dagboek dat ze, tijdens een van haar fietstochtjes van Tilburg naar ’s Gravenmoer, ziet hoe de werkzaamheden op het noodvliegveld vorderen: “Gisteren na de Engelse les zijn we nog eens naar ’s Gravenmoer gefietst voor groenten. Op ’t fietspad tot aan het vliegveld kwam je één stroom van fietsers en voetgangers tegen, maar lastig op dat smalle paadje. Er zijn nog wat gebouwtjes bijgekomen, gaten gegraven in weilanden, en nog wat meer wegen zijn verboden.”
Operationeel
Op 13 augustus 1944 zijn de werkzaamheden op de Heidebloem afgerond. Vier dagen later arriveren er benzinetanks, luchtdoelgeschut en zoeklichten. Het vliegveld is gereed en kan in geval van nood vliegtuigen van Fliegerhorst Gilze-Rijen ontvangen. Het moment dat de Heidebloem operationeel wordt, lijkt dichterbij te komen.
Als Schijns op 21 augustus 1944 opnieuw langs het noodvliegveld fietst, heeft ze de indruk dat er niet meer gewerkt wordt: “Op het vliegveld aan de Dongense weg wordt nu helemaal niet meer gewerkt, men zegt dat het afgekeurd is. Maar hoeveel hectaren bouw- en weiland en bosch is daar weer verknoeid. Ze waren vanmorgen al een barak aan ‘t leeghalen.” Ze kan op dat moment nog niet weten dat het noodvliegveld enkele dagen later daadwerkelijk gebruikt gaat worden. Op 30 augustus ligt het noodvliegveld nog altijd ongebruikt tussen de weilanden ten noordoosten van Tilburg als de legering van circa vijfhonderd Duitse manschappen in Dongen aangekondigd wordt. Een dag later arriveren manschappen van de Luftwaffe. Het blijkt te gaan om het grondpersoneel voor het noodvliegveld. Meteen is er activiteit op de landingsplaats. Opnieuw worden er afweergeschut en zoeklichten geplaatst. Grote tankwagens arriveren en worden goed gecamoufleerd opgesteld onder de bomen. Om twee uur die middag landen er 28 jachtvliegtuigen van het type Messerschmitt Bf 109. Noodvliegveld Heidebloem is operationeel!
Het verzet in de regio heeft, via de Groep Albrecht, een kort lijntje naar Londen. Al op 24 mei 1944 was Londen op de hoogte gebracht van de aanleg van het nieuwe vliegveld bij de Heidebloem. Op 1 september 1944, de dag nadat de jachtvliegtuigen landden, ontvangt men in de Engelse hoofdstad het bericht dat het noodvliegveld operationeel is. Behalve de locatie van het ‘hulpvliegveld’ wordt ook de aanwezigheid van de vijfhonderd manschappen van de Luftwaffe en de jachtvliegtuigen doorgegeven. Als Fliegerhorst Gilze-Rijen op 3 september 1944 zwaar gebombardeerd wordt, staan de Messerschmitts op veilige afstand in de hangars op het noodvliegveld.
Het silhouet van een Messerschmitt op schaal geprojecteerd op de camouflagenetten die boven een van de T-vormige opstelplaatsen gespannen zijn. Bron: RAF luchtfoto: 106 G 2769 3110
Verlaten
Het geallieerde front nadert inmiddels de Nederlandse grens en de RAF is heer en meester in het luchtruim boven het zuiden van Nederland. De Duitsers beseffen dat hun rol hier uitgespeeld is. De volgende ochtend stijgen de Duitse jachtvliegtuigen op en laten de Heidebloem achter. Ook het grondpersoneel vertrekt, net als de Duitse manschappen, op 4 september 1944, een dag voor ‘Dolle Dinsdag’, uit Tilburg. Het noodvliegveld blijft verlaten achter. De bezetter keert er niet meer terug.
Vergeten
In het laatste oorlogsjaar vordert de bezetter een enorm terrein ten noordwesten van Tilburg. Met een enorme investering en de inzet van vele honderden arbeiders en boeren is een opmerkelijk groot en compleet vliegveld aangelegd. En dat allemaal voor een noodvliegveld dat uiteindelijk slechts één keer gebruikt wordt.
Na de bevrijding krijgen de eigenaars de gevorderde percelen terug. Begin jaren tachtig wordt het terrein van het voormalige noodvliegveld bouwrijp gemaakt voor de aanleg van industrie. De betonnen duikers die onder de start- en landingsbanen lagen, worden verwijderd. De laatste infrastructuur die aan noodvliegveld Heidebloem herinnert, verdwijnt. Het bos, waarin tijdens de oorlog hangars uitgespaard waren en waar de verkeerstoren stond, wordt gerooid voor de bouw van de fabriek van Fuji.
Niet ver van de locatie waar nu het pand van Hornbach staat, verschijnen jaren later op de voormalige percelen van de familie Vesseur nog meer bedrijfspanden. Inmiddels heeft het volledige terrein van het noodvliegveld plaatsgemaakt voor industrieterrein Vossenberg. In de jaren die volgen, raakt noodvliegveld Heidebloem langzaam maar zeker vergeten. Tot jaren later een klein detail op een afbeelding in een oud boek de aandacht trekt. Om de geschiedenis van het noodvliegveld verder in beeld te kunnen brengen, wordt het delen van aanvullende informatie door de lezers op prijs gesteld.
Bronnen
NL-TbRAT, Regionaal Archief Tilburg, Archief 323, Archief van de dames A.M.J. en M.F.L.J. Schijns, 1915–1948, deel 19.
Bulletin Air War, nummer 357, maart-april 2015.
Hout, J.P. van den, Vijf jaar luchtfront. Het vliegveld Gilze-Rijen in de Tweede Wereldoorlog (5 dln.; Gilze 1984-1988 (5 dln.; Gilze 1984-1988) deel 4, 83.
Sprangers, H., Geheugen in oorlog. Drie oorlogsdagboeken uit Dongen 1940-1945 (Dongen 2009) 69.
Wijnen, P.A., Dongen van mobilisatie tot bevrijding 1939-1945 (Dongen 1984) 83.
Zeegers, N., ‘Miet Schijns: een ándere vrouw in het Tilburgse verzet’, Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur 37 nr. 2 (2019) 57-72.