De naam van de gesneuvelde motorrijder is niet bekend, maar hij kan Jean Theodore Lenoir zijn geweest, een sergeant uit Rombas in het Franse departement Moselle, vlakbij Metz. Zijn leven eindigde abrupt op vierentwintigjarige leeftijd. Ook luitenant Albert Doneau uit Angers, departement Maine et Loire, en korporaal Louis Joseph Denis uit Toutencourt, departement Somme, verloren in Hooge Mierde het leven op deze eerste pinksterdag, 12 mei 1940. Zij werden allebei slechts drieëntwintig jaar oud. De drie gesneuvelde Franse soldaten werden op het parochiekerkhof van Hooge Mierde begraven. Maar wat deden Jean Lenoir, Albert Doneau en Louis Denis eigenlijk in Hooge en Lage Mierde? Waren deze boerendorpjes zo belangrijk dat erom gevochten moest worden en dat er doden voor moesten vallen?
Voorspel en opmars
Met afspraken over de stationering van Franse troepen aan weerszijden van de Belgisch-Nederlandse grens dachten de Fransen hun verdediging tegen de Duitsers rond te hebben. Zij hadden alle vertrouwen in hun indrukwekkende Maginotlinie, die liep van de Zwitserse tot de Belgische grens. De Belgische Ardennen werden als natuurlijke barrière gezien waar de Duitse troepen niet zomaar hun hoofdaanval zouden inzetten.
De angst was dat de Duitse legers een omtrekkende beweging zouden maken om Frankrijk via Nederland binnen te vallen. De Nederlandse regering ging uit van neutraliteit en het leger was qua mankracht en bewapening niet opgewassen tegen de Wehrmacht. Bij een aanval was Franse assistentie dan ook dringend gewenst. De afspraak was dat het Franse Zevende Leger bij een Duitse inval naar het noordoosten zou oprukken tot in Zeeland en Noord-Brabant. Volgens Loe de Jong hielden de orders in dat de hoofdmacht van het Zevende Leger in eerste instantie de lijn Antwerpen-Mechelen moest bereiken. "Zou dan een nadere order gegeven worden om met die hoofdmacht Nederland binnen te gaan, dan moest zij zich in de lijn Antwerpen-Breda opstellen, zo mogelijk verder oostwaarts; dat laatste zou afhangen van het verloop van het Duitse offensief, eventueel ook van het succes van de Belgische en de Nederlandse verdediging." Dat de Franse troepen zodoende in De Mierden en in Diessen terechtkwamen, was dus geheel volgens plan.
Op vrijdag 10 mei 1940 stak de Duitse oorlogsmachine in alle vroegte de Nederlandse grens over en al meteen was er geen houden aan. Het Nederlandse leger kon in Limburg hooguit voor enig oponthoud zorgen. Dat gaf de Fransen de tijd om volgens afspraak op te trekken naar België en Nederland. In de vroege ochtend van die tiende mei gingen in Frankrijk alle alarmbellen af. Kort daarna zetten de drie bataljons van het 4e Régiment de Dragons Portés zich vanuit het Noord-Franse Clairmarais in beweging. De Dragons Portés waren een cavalerieafdeling en onderdeel van de 1e Lichte Gemechaniseerde Divisie (1.DLM) van het Franse Zevende Leger,.
Robert Lepoutre was korporaal eerste klas en codeerder bij het bataljonscommando van het derde bataljon, dat zich op 11 mei 1940 in Hooge en Lage Mierde ingroef. Hij herinnerde zich in een interview in 2003 de vermoeiende tocht op 10 mei, die tot zes uur ’s avonds zonder problemen verliep. Rond dat tijdstip werd de brug over de Schelde bij Dendermonde door Duitse bommenwerpers vernield. Hierdoor moesten de Fransen een andere route nemen maar rond middernacht bereikten ze Oostmalle, ten noordoosten van Antwerpen. Daar werd het hoofdkwartier ingericht en kreeg het regiment de opdracht posities in te nemen tussen het kanaal van Turnhout en het gebied onder en ten oosten van Tilburg. Hier zou contact worden gelegd met de Nederlandse eenheden die Tilburg verdedigden. Robert Lepoutre vertelde: "We hebben de weg Oostmalle-Merksplas-Poppel gevolgd. Die dag waren er bijna de hele dag hevige bombardementen op de colonnes en de dorpen, waarbij de bommenwerpers met veel lawaai van sirenes laag overvlogen. De Stuka’s zetten bij hun duikvluchten sirenes aan om de mensen bang te maken." De Fransen konden stellingen betrekken in De Mierden, Esbeek en Diessen. Het eerste bataljon werd in reserve gehouden in het Belgische Beerse.
Hooge en Lage Mierde
In 1994 en 1995 hielden de plaatselijke heemkundekringen in het kader van vijftig jaar bevrijding vraaggesprekken met ooggetuigen uit Hooge en Lage Mierde. Voor een reconstructie van de gang van zaken kunnen we verder een beroep doen op verslagen van de officieren van het 4e Régiment de Dragons Portés, het Journal des Marches et Opérations en informatie uit briefwisselingen met Franse veteranen en op het interview met Robert Lepoutre.
Volgens ooggetuigen kwamen de Franse dragonders van twee kanten Hooge en Lage Mierde binnen: vanuit Arendonk over het Turnhoutse pad en via Poppel. Het derde bataljon nam stelling in Hooge en Lage Mierde en het Hoge Vijversbos, aan de Belgische grens, vlak bij het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten. Het tweede bataljon installeerde zich op de lijn Wellenseind (Lage Mierde)-Esbeek-Diessen-Voort (Hilvarenbeek). Hier werd contact gelegd met Nederlandse troepen die zich, tegen de instructies in, over het Wilhelminakanaal naar het westen hadden teruggetrokken en zich in Tilburg bevonden. De inwoners van de Mierden wisten niet wat hun overkwam want op zaterdag 11 mei gonsde het plotseling van militaire activiteit in de twee dorpen.
De troepensterkte in en rond De Mierden beliep ongeveer vijfhonderd man. Het derde bataljon bestond uit vijf eskadrons, het elfde tot en met vijftiende, met ieder ongeveer 120 tot 200 man. Het elfde eskadron was een tankeenheid bestaande uit vier pelotons van vijf tanks. Iedere tank werd bemand door twee personen. Het twaalfde eskadron bestond uit vier pelotons motorrijders met ieder vijfentwintig motoren en een ordonnans. De eskadrons dertien en veertien waren de 'zandhazen' of infanteristen, de gewone soldaten. Het bataljon kreeg vuursteun van het vijftiende eskadron, dat beschikte over zware mitrailleurs, antitankkanonnen en mortieren. De commandopost van het derde bataljon onder leiding van Henry Gouze de Saint Martin werd ingericht in het gemeentehuis in Lage Mierde.
Hoewel de Franse militairen dodelijk vermoeid waren van de lange mars, gingen zij meteen aan de slag met het graven van schuttersputjes en het aanleggen van versperringen en mijnenveldjes. Zij adviseerden de bevolking om schuilkelders te bouwen en waren daarbij zelfs behulpzaam, waardoor zij bij de dorpelingen diep respect afdwongen. Maar ook omgekeerd was dat het geval. Lepoutre was erg onder de indruk van een ogenschijnlijke futiliteit: "Toen wij daar in Nederland in dekking in een sloot lagen, wachtend op de vijand, kwam daar een oude Nederlandse dame die eieren uitdeelde aan de Franse soldaten. Zij ging gewoon van de een naar de ander zonder dekking te zoeken of zich ook maar iets aan te trekken van de vliegtuigen. Ik vond dat geweldig." De dorpen maakten zich op voor een hete eerste pinksterdag. De heilige missen waren uit voorzorg vervroegd naar vijf en zeven uur in de ochtend. Maar goed ook, want op het tijdstip waarop normaal de hoogmis in volle gang was, barstten de gevechten los.
Het verslag van die gevechten kan kort zijn, simpelweg omdat ze niet lang duurden. De twee Duitse motorrijders die vanuit Reusel Hooge Mierde binnenreden, schrokken nog wel toen zij werden verwelkomd met Frans mitrailleurvuur, net als de Duitse motorverkenner die vanuit de Neterselse heide Lage Mierde wilde bereiken. Maar toen de 25e Aufklärungs-Abteilung verscheen en daarna ook nog eens de hoofdmacht van het Duitse 6e MG-Bataillon, een machinegeweer-bataljon, was het snel gedaan. Langs de weg Reusel-Hooge Mierde werd enige tijd fel gevochten, waarbij een viertal huizen flink werd beschadigd, maar de Duitse overmacht bleek al snel te groot. Kort na het middaguur was het centrum van Hooge Mierde al in Duitse handen. Toch gaven de Fransen zich niet zomaar gewonnen. Rond vier uur in de middag probeerden zij een tegenaanval met de tanks die in Lage Mierde waren opgesteld. Ook deze poging mislukte jammerlijk; vier tanks werden door een enkel Duits kanon uitgeschakeld. En passant werd in Kuilenrode een boerderij in brand geschoten. De Duitse luitenant Freiherr von Ramsberg van het Duitse 6e MG-Bataillon meldde over de tankaanval van de Fransen waarbij hun tanks werden uitgeschakeld: "Nog ligt er machinegeweervuur op de plaats waar de tanks door het noodlot getroffen werden. Maar dan vinden de soldaten dekking. De meesten zijn gewond, enigen dood. Zij die niet gewond raakten, hebben nog net op tijd op de vlucht kunnen slaan."
Voor de Fransen zat er niets anders op dan terugtrekken tot achter het kanaal bij Arendonk. In de bossen rond dit kanaal, het Hoge Vijversbos, werd in de nacht van 12 op 13 mei 1940 nog fel slag geleverd tussen Franse en Duitse troepen. Hierbij vielen aan beide zijden dodelijke slachtoffers en een aantal Franse dragonders werd krijgsgevangen gemaakt. Het derde bataljon, dat vanuit Beerse nog steun had gekregen van enkele eskadrons van het eerste bataljon, was totaal uiteengeslagen; slechts een deel wist heelhuids de overzijde van het kanaal te bereiken.
Aantal gesneuvelden
Hooge en Lage Mierde konden zich gelukkig prijzen dat er geen burgerslachtoffers te betreuren waren. Hoeveel Franse militairen zijn er echter eigenlijk gesneuveld tijdens de gevechten in Hooge Mierde? Van slechts drie zijn de namen bekend: Albert Doneau, Louis Denis en Jean Lenoir, een officier en twee onderofficieren. Sergeant Lenoir was in het burgerleven bankwerker in de staalfabriek Gandrange-Rombas en de jongste uit een gezin van vijf kinderen. Van Denis en Doneau zijn behalve hun geboorte- en overlijdensdata geen gegevens bekend. Alle drie werden ze op het kerkhof van Hooge Mierde begraven. Hun lichamen werden in 1949 opgegraven en overgebracht naar hun geboorteplaats in Frankrijk.
Maar er moeten meer dodelijke slachtoffers zijn geweest. Zo wordt adjudant Cassel genoemd, die op patrouille vanuit Lage Mierde gesneuveld zou zijn. Van hem zijn echter geen gegevens bekend. Zijn naam komt ook niet voor op het namenmonument in het Noord-Franse dorp Mont-Saint-Éloi, waar de gesneuvelden van het 4e Régiment de Dragons Portés geëerd en herdacht worden. De Franse oorlogsveteranen Jean Lepoutre en Albert Chochina verklaarden dat adjudant Cassel niet gesneuveld was maar krijgsgevangen was gemaakt.
In 1994 herinnerden inwoners van Hooge Mierde zich dode Franse soldaten op allerlei plekken in het dorp. Een aantal gesneuvelde Fransen lag volgens twee ooggetuigen in een greppel in het gehucht Kuilenrode. Mierdenaar Wim Meulenbroeks zag dat Duitse soldaten twee dode Franse militairen op een oude deur afvoerden. In de Sint Cornelisstraat werd een motorordonnans doodgeschoten en een soldaat werd dodelijk getroffen toen hij een doorgang in een beukenhaag stond te kappen. In de Kerkstraat lag een dode Franse officier, op het Twisseltsepad twee soldaten, in de Stad één, een Fransman werd doodgeschoten toen hij door de velden wegvluchtte en tussen twee boerderijen in de dorpskern lag een aantal ontzielde Franse lichamen. Zouden de ooggetuigen zich allemaal hebben vergist? Wanneer deze gesneuvelde Fransen niet op het kerkhof van Hooge Mierde werden begraven, waar zijn zij dan gebleven? Mogelijk werden zij op de plaats van overlijden begraven door Duitsers en niet, zoals in Diessen, door dorpsbewoners. Met de opmars van de Duitse troepen konden zij dan gemakkelijk worden vergeten. Schoolkinderen waren er rond 1953 getuige van dat bij weg- of rioleringswerkzaamheden in de Kerkstraat botten werden opgegraven met een helm vol gaten. De restanten werden echter snel afgevoerd zonder de autoriteiten in kennis te stellen. Het werk zou anders alleen maar vertraging oplopen...
In de nacht van 12 op 13 mei 1940 moet in het Hoge Vijversbos een aantal Franse dragonders gesneuveld zijn. Kapitein Louis Joseph Sappey-Marinier, commandant van het vijftiende eskadron, dat in het Hoge Vijversbos was gestationeerd, meldt in zijn verslag dat sergeant Scassa-Biaggi van het elfde eskadron in zijn gevechtswagen was gesneuveld en dat hij bij een aanval in het Hoge Vijversbos zelf nog eens drie man verloor. Mogelijk speelt de Belgisch-Nederlandse grens hier een verwarrende rol. Het Hoge Vijversbos ligt juist over de Belgische grens en op de herdenkingsplaats in Arendonk-Voorheide staat een kruis met de naam Scossa Baccu Marius. Of dat sergeant Scassa-Biaggi is, is nooit duidelijk geworden.
Ook uit andere rapporten van Franse dragonders kan worden opgemaakt dat het aantal dodelijke slachtoffers hoger moet zijn geweest dan de drie bekende. Robert Lepoutre herinnerde zich dat zijn onderdeel die nacht terugtrok door een bos dat in brand stond. "En daar heb ik lijken gezien van soldaten, die heel klein waren. Zij waren verbrand. De Duitsers hadden heel dit bos en de hei in brand gestoken." Ook sergeant Rosseel van het eerste bataljon was hier getuige van. Hij meldt in zijn verslag dat het derde bataljon wel de meeste verliezen moet hebben geleden. Hij schreef: "Lorsque je repassais, quelques heures après, la forêt était en feu et je vis des corps d’artilleurs brulés à côté de leur pièces", "toen ik terugkeerde, stond het bos in brand en zag ik verbrande kanonniers naast hun stukken". In het Hoge Vijversbos werden die nacht 97 Franse Dragons Portés krijgsgevangen gemaakt, onder wie zeven officieren. Een van die officieren was luitenant De Laforrest, commandant van het tweede peloton van het dertiende eskadron, die met zijn uitgeputte eenheid door bossen, moerassen en diepe karrensporen terugtrok en na uren het Hoge Vijversbos bereikte om vervolgens in een Duitse hinderlaag te lopen. Volgens De Lafforest waren er op dat moment nog vijftien tot twintig man van zijn peloton over. De rest was krijgsgevangen genomen, gedood of op de vlucht.
Aan Duitse zijde zijn de namen van elf gesneuvelden bekend. Van veel Duitse cavaleristen die in de avond van 12 mei het Hoge Vijversbos werden ingestuurd, kwamen volgens ooggetuigen alleen de paarden terug. Volgens het verslag van Freiherr von Ramsberg sneuvelden op 12 mei een officier, drie onderofficieren en manschappen. Op 13 mei, na de gevechten bij het kanaal in Arendonk, telde de Duitse aanvallers elf officieren en manschappen minder.
Diessen
Het tweede bataljon van het 4e Régiment de Dragons Portés groef zich in op de lijn Lage Mierde (Wellenseind) via Esbeek (waar de commandopost was) naar Hilvarenbeek, met Diessen als vooruitgeschoven positie. Dit bataljon werd ondersteund door een afdeling van het 4e Régiment de Curassiers (4 RC), net als de Dragons Portés een cavalerieafdeling die in de tijd van Napoleon was ontstaan als voortzetting van de nog oudere koninklijke cavalerie. Zoals in De Mierden werden de inwoners van Diessen op zaterdagmiddag 11 mei 1940 opgeschrikt door de plotselinge komst van de vermoeide en stoffige Franse troepen. Nadat zij zich bij de plaatselijke bevolking snel wat hadden opgefrist en iets hadden gegeten, begonnen zij zich meteen in te graven en gereed te maken voor de onvermijdelijke confrontatie met de Duitsers. Er werden loopgraven en schuttersputjes gegraven, mijnenveldjes gelegd en de brug over het riviertje de Reusel in de richting van Middelbeers werd opgeblazen. De tanks en het antitankgeschut werden vooral naar Middelbeers gericht omdat de vijand uit die richting werd verwacht.
Kapotgeschoten Franse tank in Diessen in 1940. (Foto: Jan Naaijkens, Regionaal Archief Tilburg)
De inwoners van Diessen, met name die in de huidige Julianastraat, kregen het dringende advies een goed heenkomen te zoeken. De Fransen hadden de kerktoren in gebruik genomen als uitkijkpost zodat de komst van de Duitse troepen al van verre kon worden waargenomen. Anderzijds waren er al zoveel Duitse verkenningsvliegtuigen over Diessen gevlogen dat de aanvallers ongetwijfeld precies wisten waar de Franse stellingen lagen. Om ongeveer half vier in de middag vielen de eerste schoten
De confrontatie tussen de Franse en de Duitse troepen in Diessen had een ander karakter en was wellicht heftiger dan die in Hooge Mierde. Uitgaande van de getuigenverslagen was er in Diessen meer dan in Hooge Mierde sprake van man-tegen-mangevechten in de straten. De Duitsers drongen stelselmatig woningen binnen op zoek naar Franse militairen. Alle inwoners hadden zich doodsbang teruggetrokken in de kelders van hun woningen, waar zij het oorlogsgeweld buiten goed konden horen. De ooggetuigen uit Hooge Mierde vertelden daar minder over, hoewel ook daar in de straten werd gevochten en zij koekenpannen voor de kelderraampjes hielden om de kogels tegen te houden. In De Mierden wachtten ongeveer vijfhonderd man met twintig tanks de Duitsers op, terwijl de Fransen het in Diessen moesten doen met zo’n honderdvijftig man.
Sjef en Jan Verhoeven, destijds acht en zeven jaar oud, herinneren zich: "De brug richting Hilvarenbeek werd door hen [de Fransen] helemaal verwoest. Daarmee isoleerden ze zichzelf. Er zouden nog eens 650 Fransen zijn bijgekomen, maar die konden hierdoor Diessen niet meer bereiken en maakten rechtsomkeert. Achteraf is dat misschien wel de redding geweest voor Diessen, want je moet er niet aan denken wat er gebeurd zou zijn als zo’n achthonderd Fransen inclusief zwaar materieel hier de strijd met de Duitsers aangebonden zou hebben." In het Journal des Marches et Operations is sprake van de aanwezigheid van een peloton tanks, een compleet eskadron (het zevende) en een antitankpeloton. Hieruit kan worden opgemaakt dat zich in Diessen inderdaad zo’n honderdvijftig Franse dragonders bevonden om de Duitse opmars te stuiten.
Een ander verschil met de Mierden was dat de Duitsers meteen de kerktoren in Hooge Mierde konden bezetten waardoor zij de omgeving konden overzien. In Diessen hadden de Fransen zich in de kerktoren geposteerd waardoor de beginsituatie van de gevechten heel anders was. Het Franse regiment dat in De Mierden werd ingezet, was een hypermoderne eenheid, uitstekend uitgerust en voorzien van beter geschut dan de Duitsers. Het kwam in het geweer tegen Duitse verkenners zonder pantserwagens, een Maschinengewehr Bataillon, en gemotoriseerde SS-eenheden. Alleen de laatste waren even goed bewapend als de Fransen maar hadden geen tanks, alleen lichte pantserwagens. Toch wisten de Duitsers net als in Hooge Mierde snel de overhand te krijgen. Om zeven uur ’s avonds was de strijd gestreden en trokken de Franse troepen zich ook uit Diessen terug.
Aantal gesneuvelden
Anders dan in Hooge Mierde, waar geen burgerdoden te betreuren vielen, kostte de strijd in Diessen het leven aan drie burgers, Lies en Marie Menheere en Mina de Brouwer-van Wezel. Lies en Marie, vijfentwintig en eenentwintig jaar oud, waren de dochters van de plaatselijke klompenmaker. Zij waren op 12 mei 1940 op bezoek bij de vierenzestigjarige weduwe Mina de Brouwer. Janus Schoenmakers, een goede bekende van beide families, vertelde hierover in 1994. Toen het oorlogsgeweld losbarstte, vluchtten de vrouwen volgens hem naar de keuken aan de achterkant van het huis. Door een klein keukenraamraam werd naar binnen geschoten. De zusjes Menheere waren op slag dood, Mina de Brouwer overleed de dag erna aan haar verwondingen.
Ook in tegenstelling tot Hooge Mierde is het aantal gesneuvelde Franse militairen in Diessen precies bekend. Van het 4e Régiment de Dragons Portés sneuvelden negen militairen, sergeant Jules René Ladurelle (achtentwintig) en de soldaten Jean Louis Emile Bazille (eenentwintig), Henry E. Gudin (eenentwintig), Joseph R. Herault (vierentwintig), Jean M. Huron (tweeëntwintig), Marcel H.D. Laversin (zevenentwintig), Marcel A. Loury (tweeëntwintig), Pierre H.M. Molliere (tweeëntwintig) en Fernand Vivien (eenentwintig). Ook sergeant Victor F. Duchatel (zesentwintig) en adjudant Fortuné Duvinage (vierendertig) van het ondersteunende 4e Régiment de Cuirassiers overleefden de confrontatie met de Duitsers niet. Omdat er rondom de brug over de Reusel het hardst werd gevochten – in die omgeving werden ook vier boerderijen totaal verwoest – vielen de meeste Franse doden in dit deel van Diessen.
De graven van de gesneuvelde Franse militairen op het kerkhof van Diessen in 1940. (Foto: Fotopersbureau het Zuiden, collectie Stichting Erfgoed Diessen)
Tien jonge mannen werden door de Duitsers aangewezen om de gesneuvelde Franse militairen te begraven, een deel in een massagraf en anderen op de locatie waar zij waren gesneuveld. Enkele dagen later werden deze soldaten weer opgegraven en naast elkaar ter aarde besteld op het kerkhof van Diessen. De eerder genoemde Janus Schoenmakers noteerde nauwkeurig de namen op een houten kruis in de volgorde waarin zij werden begraven. Op het kruis stond de tekst: "Ici reposent onze soldats Français morts pour leur patrie et la nôtre – Le 12 mai 1940." Links en rechts van het kruis lagen de helmen van de gesneuvelde Franse soldaten, voor het kruis een bloemstuk en in een offerblokje op een stok kon men doneren voor heilige missen voor hun zielenrust.
In juli 1949 werden de elf gesneuvelde soldaten op verzoek van de Franse overheid opgegraven en geïdentificeerd met de bedoeling ze in hun woonplaats in Frankrijk te herbegraven. Hoewel Janus Schoenmakers uiterst zorgvuldig de namen en de volgorde van begraven had genoteerd, konden zeven lichamen niet volgens de regels worden geïdentificeerd. Alleen de identiteit van Victor F. Duchatel (herbegraven in Crouy-en-Thelle), Fortuné Duvinage (herbegraven in Raon l’Étape), Jules René Ladurelle (herbegraven in Bouligny) en Fernand Vivien (herbegraven in Auchel) kon aan de hand van gebitskenmerken worden vastgesteld. De anderen werden als onbekende soldaten begraven op de Franse Oorlogsbegraafplaats te Kapelle in Zeeland.
Onder de Franse soldaten die in De Mierden en bij Diessen sneuvelden, zijn geen Marokkaanse koloniale soldaten. Sommigen hadden wel in Noord-Afrika gediend en dit verklaart wellicht de vierdelige set Marokkaans aardewerk die in 2004 bij graafwerkzaamheden is teruggevonden in het centrum van Moergestel. Die was mogelijk afkomstig van een soldaat die zijn eetgerei moest achterlaten toen hij zich overhaast moest terugtrekken. Een onderdeel van een vergelijkbare set is zes jaar later ook gevonden in een tuin in Nispen.
Verdere lotgevallen van het 4e Régiment de Dragons Portés
Nadat de restanten van de tweede en derde bataljons van het 4e Régiment de Dragons Portés zich achter het kanaal Dessel-Turnhout hadden teruggetrokken, werd het zwaar gehavende en uitgeputte derde bataljon dat in Hooge Mierde en het Hoge Vijversbos actief was geweest, naar Tielen in de Antwerpse Kempen gestuurd om uit te rusten. De eerste twee bataljons hielden samen met de kleine 18e Belgische Infanteriedivisie nog een dag stand aan het kanaal. In de avonduren van maandag 13 mei kwam evenwel het bevel om terug te trekken tot achter het Albertkanaal. Daarna werd het regiment steeds verder teruggedrongen richting Frankrijk, constant op de hielen gezeten door het voortdenderende Duitse leger. In Noord-Frankrijk leverde het nog een aantal keren en op diverse locaties felle tegenstand, onder andere in Mont-Saint-Eloi, waar het eerste bataljon van het 4e Régiment de Dragons Portés probeerde stand te houden en een groot aantal soldaten zag sneuvelen.
Op den duur zagen de overgebleven dragonders van het 4e Régiment de Dragons Portés zich genoodzaakt terug te trekken naar de kust. Op 31 mei scheepten zij bij Duinkerke in naar Engeland, waar ze enkele weken de tijd kregen om uit te rusten. Waarschijnlijk werd het regiment daar weer op sterkte gebracht, want op 6 juni was het via Cherbourg (Normandië) terug in Frankrijk. Het waren de laatste stuiptrekkingen, want op 23 juni tekenden Frankrijk en Duitsland de wapenstilstand en werd het 4e Régiment de Dragons Portés opgeheven. Na de oorlog werd het opnieuw opgericht en ingezet bij diverse brandhaarden in de wereld.
Herinneren en herdenken
De gevechten in Hooge Mierde en in Diessen waren voor de plaatselijke bevolking weliswaar erg beangstigend en spannend geweest maar in het grote verhaal van de militaire confrontatie tussen geallieerde en Duitse legers waren het niet eens speldenprikjes. In de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog worden Hooge Mierde en Diessen nauwelijks genoemd, hooguit in enkele deelstudies.
Toen de Duitse troepen na het doorbreken van de Peel-Raamstelling Eindhoven hadden bereikt, konden zij zonder noemenswaardige tegenstand oprukken naar de Belgische grens. Gevechten tussen Nederlandse en Duitse troepen vonden op deze route niet meer plaats, totdat de laatste in Hooge Mierde en Diessen te maken kregen met de fanatieke Franse verdedigers van een losse keten posities in het voorfront. De confrontaties duurden maar kort en werden nauwelijks bekend buiten de dorpen waar ze plaatsvonden. De gebeurtenissen staan in schril contrast met de langdurige en verwoestende gevechten die in de Kempen plaatsvonden tijdens de bevrijding in september en oktober 1944. Iedereen herinnert zich die of heeft hier kennis van door de verhalen die erover worden verteld. Buiten Hooge en Lage Mierde en Diessen, en zelfs onder de naoorlogse generaties in deze dorpen, weten niet veel mensen dat er op 12 mei 1940 Franse troepen streden voor, zoals het heet, "hun vrijheid en de onze".
In een artikel in De Maasbode van 29 april 1947 deed de bekende Hilvarenbeekse priester en 'Brabantist' dr. P.C. de Brouwer een dringend verzoek om bij de bevrijdingsfeesten en dodenherdenkingen vooral de Franse soldaten niet te vergeten die bij het begin de oorlog gesneuveld waren "… bij ons en voor ons". De Brouwer vroeg zich af: "Hebben wij niet nog een eereschuld in te lossen aan de Franschen van Mei 1940, op de eerste plaats aan degenen wier lichamen rusten in den Brabantschen grond?" Op het houten kruis op het kerkhof van Diessen werd vermeld dat de Franse soldaten sneuvelden voor "hun vaderland en het onze". Ook op een grafmonument in Valkenswaard, waar de Franse korporaal Jean L.H. Descubes van het 4e RDP begraven was nadat hij hier in het ziekenhuisje van de Zusters onder de Bogen aan zijn verwondingen was bezweken, stond dezelfde tekst: "Gesneuveld voor zijn vaderland en het onze." Descubes werd in 1949 op verzoek van zijn familie herbegraven in zijn geboorteplaats Saumur, waarbij het Valkenswaardse grafmonument op zijn nieuwe rustplaats werd herplaatst.
Maar gaat het niet te ver om te stellen dat de Franse Dragons Portés, hoe sympathiek zij ook overkwamen bij de bevolking van de Mierden en Diessen, mede voor ons land zijn gestorven? De Fransen vochten in de eerste plaats voor Frankrijk, niet voor Nederland of België. Zouden zij daar ook heen gezonden zijn als de Belgische en vooral de Nederlandse verdediging wel op orde was geweest? Vermoedelijk niet. Sommigen zullen gevochten hebben uit ideologische overtuiging, tegen het verwerpelijke nationaalsocialisme. De meesten waren naar het militair zwakke België en Nederland gezonden omdat zij wilden voorkomen dat de Duitsers met hun aangekondigde Blitzkrieg via de Lage Landen snel Frankrijk zouden bezetten. Toen de Franse troepen hier arriveerden, hadden de Nederlandse troepen met wie zij contact zouden leggen, zich al teruggetrokken. Ze kwamen in de frontlinie te liggen omdat het Nederlandse leger zich al meteen op 10 mei schielijk terugtrok en de Fransen aan hun lot overliet. In het Diessense oorlogsboek In bange en in blije dagen probeert Janus Schoenmakers de gevoelens van de Franse dragonders in dit verband te verwoorden: "Ze begrepen er niets van dat wij, jonge mensen, niet in dienst waren. Waarom moesten zij hier komen vechten. Waar waren onze soldaten?"
De Fransen lieten zo’n zeshonderd doden achter in Nederland. Net als de Amerikanen vochten ze voor hun eigen land, maar bloedden voor onze vrijheid. Geen Fransman kreeg een lintje, zelfs niet de in Vlissingen gesneuvelde generaal Marcel É. Deslaurens (1883-1940). Voor welk land deze Franse soldaten stierven is eigenlijk van minder belang. Het waren bijna allemaal jonge mannen die hun leven nog voor zich hadden. Een aantal was misschien al getrouwd en had kinderen die hun vader nooit zouden leren kennen. Soldaten die sneuvelen voor hun vrijheid of in hun strijd tegen een misdadig regime, verdienen het om blijvend herdacht en geëerd te worden, ongeacht hun nationaliteit of waar ook ter wereld.
In Diessen zijn de gesneuvelden met naam en toenaam bekend, hoewel dat na de oorlog niet voor allen officieel kon worden vastgesteld. Op initiatief van een gedreven onderzoeker uit het Zeeuwse Kapelle en een even betrokken heemkundige in Diessen wordt momenteel gewerkt aan identificatie via DNA-onderzoek, zodat op de naamloze graven alsnog een naamplaatje kan worden aangebracht. In Diessen zijn enkele monumenten die de herinnering aan de elf gesneuvelde Franse militairen levend houden. Op het parochiekerkhof staat een stenen kruis en oorlogsmonument tegen de kerkhofmuur. Bovendien werd op 12 mei 2021, vanwege de coronapandemie een jaar later dan gepland, een monument onthuld bij de brug over de Reusel waar in 1940 het felst werd gevochten en de meeste doden vielen. Voortaan heet de brug "12 mei 1940-brug". De Franse dragonders zullen hier dus niet snel worden vergeten.
Hooge en Lage Mierde hebben geen monument voor de Franse gevallenen tijdens de gevechten op 12 mei 1940. Een namenmonument zou ook wat lastig zijn omdat de aantallen en de namen van alle gesneuvelden niet bekend zijn. In museum De bewogen jaren 1939-1950 in Hooge Mierde wordt wel aandacht besteed aan de Franse betrokkenheid in Nederland door middel van een expositie en archiefmateriaal. Het gaat om de aandacht en dan is het niet erg als sommige details afwijken van de werkelijkheid van toen. Zo vertelde de Franse oorlogsveteraan Robert Lepoutre, die in mei 1940 in Hooge Mierde was, dat hun motoren allemaal een zijspan hadden en een andere kleur dan de motor die in het museum te zien is, zoals we in we in de eerste zin van dit artikel vermelden. Hij vergiste zich want het regiment beschikte over motos met en zonder sidecar.
Als de personen die het hebben meegemaakt overleden zijn en er daarna geen vrijwilligers meer zijn om de herinnering in ere houden, raakt een monument snel in verval. Daar leek het op in Arendonk, waar in het gehucht Voorheide de (symbolische) oorlogsgraven liggen van negentien soldaten, dertien Belgische karabiniers en zes Franse Dragons Portés, die daar in de meidagen van 1940 sneuvelden. Bij dit monument vond jaarlijks een uitwisseling plaats tussen Belgische en Franse veteranen, die een week later samen de gesneuvelden van het 4e RDP in het Noord-Franse Mont-Saint-Eloi herdachten. Totdat iedereen dood was en het monument in Arendonk langzaam maar zeker in verval raakte. Het tij werd echter op tijd gekeerd en op initiatief van de toeristenbureaus en heemkundekringen van Arendonk en Reusel-De Mierden werd in oktober 2024 de fietsroute "Littekens van bange dagen" geopend, die onder meer voert langs de locaties waar de Franse Dragons Portés in mei 1940 strijd hebben geleverd tegen de Duitsers. Het heeft ertoe geleid dat het monument in Arendonk werd opgeknapt. De fietsers die de 67 kilometer lange fietstocht gaan afleggen, zullen, naast het Kempische natuurschoon en de vele terrasjes, regelmatig worden herinnerd aan de Franse soldaten die hier heldhaftig tegen de Duitsers vochten. Ook voor hen geldt het motto: Je boute avant – ik trap vooruit.
Met dank aan Wil Vennix, Stichting Erfgoed Diessen, John Meulenbroeks, Museum De bewogen jaren 1939-1959, Hooge Mierde, Allert M.A. Goossens en Jack Didden.
Bronnen
Château de Vincennes, Ministère des Armées, Service historique de la Défense
- GR/34/N, Journal des Marches et Opérations du 4ème Régiment de Dragons Portés suivi de quelques récits et exemples.
- Rapporten van:
- Henri Charles Emile Marie Gouze de Saint Martin, commandant 4e RDP, 3e bataljon.
- Louis Joseph Sappey-Mainier, commandant 4e RDP, 15e eskadron.
- Sergeant Rosseel, 4e RDP, 4e eskadron.
- Roger Charles Edouard Poumeau de Lafforest, commandant 4e RDP, 13e eskadron.
Interviews en correspondentie
Robert Lepoutre (1916-2006), veteraan 4e RDP (3e Bat.), interview 17 juni 2003 te Roubaix.
André Chochina (1911-1999), Bisseuil, veteraan 4e RDP (3e Bat.), briefwisseling.
Interviews met inwoners van Hooge Mierde, 1994 en 1995.
Literatuur
"4e régiment de dragons (France)", fr.wikipedia.org/wiki/4e_régiment_de_dragons_(France). (Stand op 27 november 2024).
Beekman, S., In bange en in blije dagen 1940 – 1945. Diessen in oorlogstijd, Diessen, 1995.
"De Achttiendaagse Veldtocht", 18daagseveldtocht.be/grote-eenheden/divisies/18de-infanteriedivisie/. (Stand op 27 november 2024).
Didden, J., "De mei-oorlog in Noord-Brabant", Brabantserfgoed.nl, 2025.
"Diessen, monument voor Franse militairen", www.4en5mei.nl/oorlogsmonumenten/zoeken/3281/diessen-monument-voor-franse-militairen en op oorlogsgravenstichting.nl/monumenten/diessen-monument-voor-franse-militairen. (Stand op 27 november 2024).
"Diessens fotoalbum", www.vankorven.com/collectie/. (Stand op 4 december 2024).
"Fall Gelb: het Duitse offensief in het Westen, mei 1940", www.tracesofwar.nl/articles/468/Fall-Gelb. (Stand op 27 november 2024).
"Geallieerde gesneuvelden (Allied casualties)", www.zuidfront-holland1940.nl/index.php?page=geallieerde-gesneuvelden. (Stand op 6 maart 2025).
Goossens, Allert M.A., May 1940 – War over Holland. Winkelman’s Witzkrieg (Soesterberg 2023).
‘Gräbersuche-Online’ op www.volksbund.de/erinnern-gedenken/graebersuche-online (geraadpleegd 27 november 2024).
Heemkundegroep Hooge Mierde, Hooge Mierde tussen oorlog en vrede 1940 – 1945, Hooge Mierde, 1994.
Heemkunde Werkgroep Reusel, Reusel tijdens de Tweede Wereldoorlog, Reusel, 1994.
‘Jean Louis Henri Descubes’ op erfgoed40-45.nl/anderen/ (Stichting Erfgoed 40-45 Valkenswaard en Waalre; geraadpleegs 4 december 2024).
Jong, de, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945. Deel 3 (’s-Gravenhage 1970).
Jongbloed, Lieke, ‘Roep om herinneringscentrum voor Franse soldaten die vochten in Nederland: ’Helden moet je eren’’, De Telegraaf 17 mei 2024.
‘Littekens van bange dagen’ op www.heemkundereusel.nl/fietsroute--littekens-van-bange-dagen-.html (geraadpleegd 27 november 2024).
‘Mémoire des hommes’ op www.memoiredeshommes.sga.defense.gouv.fr (geraadpleegd 27 november 2024).
Oord, Ad van den, ‘Oorlog op Brabantse bodem was een wereldoorlog’ in: Arnoud-Jan Bijsterveld e.a., red., Brabant, brug naar de vrijheid. 75 persoonlijke levensveranderende oorlogsverhalen (Oisterwijk 2019) 42-47.
Vennix, Wil, ‘12 mei 1940-brug: eerbetoon aan elf Franse helden’, Hers en geens dur Diessen 28 (oktober 2020) 47-57.