Michael is gewond geraakt aan zijn hoofd en bij boer Mathijssen heeft diens zoon Adriaan intussen een verband aangebracht. Terwijl de Duitsers vanuit het dorp komen aangefietst, besluiten Jaan en Jef van den Berg de piloot mee naar huis te nemen. Jaan trekt de kiel van Jef over het hoofd van de piloot, zodat het verband niet te zien is, en duwt hem een hak in zijn handen. Half verscholen, op de terugweg in de boomgaard, zien ze de soldaten nietsvermoedend voorbij fietsen. Intussen is Jef naar huis gerend om moeder Trien te waarschuwen: ze hebben een nieuwe gast in de silo.
Niemand in Wernhout wist van het onderduikadres van de weduwe Van den Berg. Zelfs de buren of naaste familie hadden geen idee dat haar boerderij een halte was op een zogeheten life line, waarlangs de ondergrondse geallieerde piloten achter de oprukkende frontlinie smokkelde. Totdat haar zoons op klaarlichte dag een gestrande Engelse piloot mee naar huis brachten, onder de neus van de aanfietsende Duitsers. Toen lag het geheim van moeder Van den Berg op straat. Precies een week na het drama op de Vloeiweide.
Michael Ridley voor het vliegtuig waarmee hij op 11 oktober 1944 een noodlanding maakte in Wernhout. Bron: Archief familie Van den Berg
De Grote Oorlog
Moeder Van den Berg wordt in 1896 geboren in het Belgische Nieuwmoer onder Kalmthout als Maria Catharina Kerstens, kortweg Trien of Katrien. Ze is achttien jaar oud als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, de Grote Oorlog, zoals de Vlamingen zeggen. Nederland heet dan neutraal te zijn en de Duitsers laten het met rust. Als het Duitse leger België binnentrekt, vluchten vele inwoners de grens over, naar Nederland, met duizenden tegelijk. Uiteindelijk gaat het om bijna 1 miljoen vluchtelingen die in Nederland worden opgevangen. Ongeveer een jaar later stuurt het neutrale Nederland zo’n 800.000 van hen weer terug naar België.
De Dodendraad
De Duitse bezetter wil een verdere leegloop en smokkelarij voorkomen en bouwt langs de gehele grens tussen België en Nederland een elektrische versperring met een vernietigende kracht van 2000 volt: d’n Dodendraad. Maar niet overal volgen de bouwers van de versperring exact de bewaakte landsgrens. Bij Nieuwmoer loopt die grens ten noorden van het dorp, maar de Duitsers trekken de Dodendraad aan de zuidkant door. Met als gevolg dat het hele dorp drie jaar lang aan alle kanten afgesloten is, volkomen geïsoleerd van omliggende dorpen. “In Nieuwmoer leven ze achter d’n draad”, heet het in België.
De inwoners van Nieuwmoer hebben op die manier jarenlang geen contact met familie, vrienden of kennissen. Trien Kerstens moet als jonge, opgroeiende vrouw tot in haar vezels hebben gevoeld hoe het is als anderen voor jou bepalen hoe te leven. Juist in deze periode van haar leven moet ze een diepe afkeer hebben ontwikkeld van mensen en regimes die anderen met bruut geweld hun wil opleggen.
De jaren dertig
Kort na de Grote Oorlog krijgt Trien verkering met een jongeman aan de andere kant van de grens, Toon (Antonie P.) van den Berg uit Wernhout, geboren in 1895. Vijf jaar later trouwen ze en in 1923 starten ze een spiksplinternieuwe boerderij in Wernhout. Het stel krijgt binnen negen jaar zeven kinderen. Dan slaat in 1932 het noodlot toe: Toon sterft aan een longontsteking en Trien blijft achter met haar gezin; de jongste is amper twee maanden oud. Met de hulp van haar schoonvader en haar oudste zoon Jaan (Adrianus J.J.; 1924-1985), dan acht jaar oud, bouwt de jonge weduwe de boerderij uit tot een fiks bedrijf, ondanks de economische crisis in de jaren dertig. In 1940 runt Jaan als zestienjarige samen met zijn moeder de hele boerderij met twee grote kippenschuren, drieduizend legkippen en een tractor. “Onze Jaan was een echte ondernemer en ik liet ‘m maar bezig”, zal moeder Trien later trots en bescheiden tegelijk zeggen. En dan, in mei 1940, komen de Duitsers weer. Meer dan anderen moet Trien het met lede ogen hebben aangezien.
Toon van den Berg (1895-1932). Bron: Archief familie Van den Berg
Arbeitseinsatz en Meneer Pastoor
De eerste bezettingsjaren verlopen relatief rustig in het buitengebied van Zundert. Pas als de Duitsers in 1943 mannen vorderen voor de Arbeitseinsatz nemen onrust én verzet ook hier toe. Die zomer stuurt Hendricus Bielars (1883-1967), de pastoor van Wernhout, drie Hollandse commiezen naar de boerderij van moeder Van den Berg. De douanebeambten – Theodorus (Door) Roymans (1919-1969), Jan J. Moens (1911-1969) en Giebels – voelen er niks voor om in Duitsland te gaan werken. De pastoor meent vast dat eentje meer of minder niet opvalt in dat grote boerenhuishouden.
Pastoor Bielars speelt tijdens de oorlog een coördinerende rol in het lokale verzet. Velen die voor de Duitse bezetter verborgen moeten blijven, vinden via hem een veilige schuilplaats. Op de pastorie in Wernhout staat altijd een extra fiets paraat om mensen over de grens te kunnen smokkelen. De pastorie wordt in de herfst van het eerste oorlogsjaar overigens in beslag genomen door een twintigtal officieren, die er een soort kroeg van maken waar het er nogal ruig aan toegaat. De pastoor en zijn meid horen vanuit hun slaapkamers geregeld hoe beneden de boel kort en klein wordt geslagen. Ook zijn kostbare biljart moet eraan geloven, tot grote woede van pastoor Bielars.
De silo
Als de eerste onderduikers arriveren op het erf van moeder Van den Berg, bouwen zij samen met haar zoons de betonnen voersilo achter de boerderij om tot een schuilkelder. Over de voersilo heen wordt een enorme musterdmijt gebouwd, als een hooimijt, maar dan van takken om de kachel aan te maken. De toegang wordt afgesloten met een stapel takken op een karretje. Binnen is de silo ingericht met een tweepersoonsbed, tafel en stoelen. Overdag verblijven de onderduikers in de kippenschuur, achter de konijnen. Of ze helpen mee op de boerderij, op de akker, in de boomgaard. Het boerenlandschap van die tijd - een lappendeken van kleine akkers, velden en boomgaarden, sloten, struiken en houtwallen - biedt alle gelegenheid om te schuilen. Het leven op en rond de boerderij verloopt relatief rustig, zelfs met de onderduikers op het erf. Dat verandert met de komst van verzetsstrijder Wim van der Horst.
Tekening die Wim van der Horst maakte van de schuilkelder op het erf. Bron: Archief familie Van den Berg
Wim van der Horst
In de zomer van 1944 arriveert Wim (Wilhelmus A.H.) van der Horst (1920-2011), een student uit Roosendaal, op de boerderij in Wernhout. Als de oorlog begint, is hij twintig jaar oud en woont hij op kamers in Dordrecht. Vanaf het moment dat hij hoort dat Duitsland ons land is binnengevallen, wil hij ten strijde trekken. Nog op die eerste oorlogsdag in mei helpt hij mee de straat in Dordrecht op te breken om barricades op te werpen en meldt hij zich aan als gewondenverzorger. Al vrij snel zoekt Van der Horst aansluiting bij het verzet. Zo verspreidt hij geruime tijd per trein en met de fiets de verzetskrant Het Parool in West-Brabant. Deze zogeheten ‘Brabantsche expeditie’ wordt geleid door Kees (Cornelis) van Dijk (1918-1946). Als deze in december 1943 met de voltallige groep op de geheime redactie in Amsterdam wordt opgepakt, ontsnapt Wim als door een wonder aan arrestatie. Daarop wordt hij door de Duitsers bij verstek ter dood veroordeeld.
Na diverse omzwervingen komt hij bij moeder Van den Berg terecht. Vanuit zijn nieuwe schuilplaats blijft Van der Horst actief voor de ondergrondse, soms aangestuurd door pastoor Bielars, die hem een vermomming als kapelaan bezorgt, compleet met vals persoonsbewijs, dan weer door het echtpaar Johannes C.A. Kouwenberg (1895-1973) en Cornelia C. Kouwenberg-Billet (1893-1970) uit Zundert. Zij zijn betrokken bij de Bredase afdeling van de LO, de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Even goed trekt Van der Horst er in z’n eentje op uit om de Duitsers dwars te zitten. De lijst van zijn verzetsdaden is lang en indrukwekkend: mensen over de grens smokkelen, valse persoonsbewijzen en voedselbonnen stelen en verspreiden. In zijn eentje pleegt hij zelfs een aanslag op een trein die vanuit Roosendaal de Duitse troepen moet bevoorraden.
Het Parool
Vanuit de voersilo in Wernhout blijft Van der Horst Het Parool verspreiden. Hij tikt berichten van de Nederlandse regering in London uit op een typemachine die hij hiervoor uit een kantoor van de Duitsers heeft gestolen. Daarna draait hij de krant uit met de stencilrollen van Het Parool die hij uit Amsterdam heeft meegesmokkeld, op een stencilmachine die hij van zijn eerdere schuiladres achter op de fiets naar Wernhout heeft gebracht. Vervolgens bezorgt hij zelf de krant in West-Brabant. Zijn durf en roekeloosheid baren moeder Van den Berg ongetwijfeld grote zorgen. Ze kan geen peil trekken op deze onvoorspelbare avonturier, die maar half zo oud is als zijzelf. Wat ze delen is hun diepe afkeer van de onderdrukking door de bezetters.
De onderduikers helpen mee op het land. Bovenop op de hooiwagen: Wim van der Horst. Bron: Archief familie Van den Berg
Life line
Hoe het precies ging, is intussen moeilijk te achterhalen, maar met de komst van Wim van der Horst op de boerderij van moeder Van den Berg komen er in de zomer van 1944 ook heel andere kostgangers aangewaaid: piloten en andere geallieerde militairen die met hun vliegtuig boven bezet Nederland zijn neergehaald, de crash hebben overleefd en vooral uit handen van de Duitsers moeten blijven. Overal in de grensstreek ontwikkelen zich in die periode geheime routes, life lines, waarlangs de ondergrondse hen in etappes zo snel mogelijk achter de oprukkende frontlinies probeert te smokkelen. Het doel is dat de piloten opnieuw kunnen deelnemen aan de strijd tegen Duitsland. Ook de boerderij van moeder Van den Berg wordt zo’n tussenstation.
Kleurrijke kostgangers
In de periode tussen augustus en eind oktober – Wernhout en Zundert worden op 27 oktober 1944 bevrijd – verblijven diverse geallieerde militairen voor korte of langere tijd op de boerderij, zoals Fred J. Haldenby en Tom Inverarity uit Canada, die op 17 juni 1944 met hun Halifax waren neergekomen op de Nederheide onder Schijf, in de gemeente Rucphen. De Joodse RAF-piloot Otto Smik (1922-1944) was geboren in Georgië, in 1934 met zijn ouders verhuisd naar Tsjechoslowakije en in 1940 vanuit het inmiddels fascistische Slowakije via Hongarije en Frankrijk naar Groot-Brittannië gevlucht. Op 3 september 1944 had hij een noodlanding moeten maken in de Haagse Beemden bij Breda en was hij door het verzet naar Wernhout gebracht. Frank X. Krebs en Howard W. Cannon uit de Verenigde Staten zetten, op de terugweg van het afleveren van parachutisten bij Nijmegen bij de start van Operatie Market Garden op 17 september, hun Dakota aan de grond in de buurt van Hoeven. Michael G. Ridley-Martin uit Engeland arriveerde zoals we zagen half oktober. Naast de eerder genoemde commiezen (Roymans, Moens en Giebels) en de verzetsstrijder Wim van der Horst kwam ook nog iemand van de marechaussee hier onderduiken. Alles bij elkaar een kleurrijk gezelschap, met bijzondere verhalen.
Zo brengt het verzet Fred J. Haldenby (1924-2010) met twee crewgenoten naar België. In Antwerpen worden ze echter verraden en voor verhoor overgebracht naar Dulag Luft Oberursel, een krijgsgevangenenkamp voor vliegtuigbemanningsleden nabij Frankfurt, en vervolgens naar Stalag Luft VII in Bankau in Neder-Silezië. Vandaar maken ze eind 1944 in bittere kou de voettocht naar Stalag IIIA Luckenwalde, ten zuiden van Berlijn. Anders dan zijn maat Haldenby blijft Tom Inverarity (1923-1990) tot aan de bevrijding eind oktober 1944 bij moeder Van den Berg. Hij vertoeft zichtbaar graag in het gezelschap van de dochters Van den Berg. Samen met Wim van der Horst is hij een vaste gast en helpen zij ook regelmatig mee op de boerderij. Moeder Trien houdt daarbij één huisregel scherp in het oog: het woonhuis is verboden terrein voor de gasten.
Tom Inverarity met de zusjes van den Berg op Dolle Dinsdag, 5 september 1944. Bron: Archief familie Van den Berg
Melker van de marechaussee
Van der Horst krijgt in deze maanden de opdracht om een marechaussee te overvallen. Deze jongeman is met de fiets vanuit Zundert naar Breda gestuurd met een tas vol pistolen, die hij daar bij de Duitsers moet inleveren. Van der Horst fietst hem achterna, het regent pijpenstelen. Halverwege Rijsbergen, bij Stuivezand, dwingt hij de politieagent met veel bluf te stoppen en de pistolen af te geven, terwijl hij zelf niet eens gewapend is. De marechaussee, Gerard Melker (1919-1976), reageert doodsbang: voor hem is het natuurlijk onmogelijk om zonder pistolen door te fietsen naar Breda of terug te keren naar Zundert. Bovendien loopt Wim dan het risico verraden te worden. In de stromende regen overleggen overvaller en slachtoffer en ze besluiten dan maar samen naar de boerderij in Wernhout te gaan. Moeder Van den Berg heeft vast een paar keer moeten slikken wanneer de voor haar toch al onnavolgbare Van der Horst ineens op de stoep staat met een tas vol pistolen en een overgelopen marechaussee.
Overigens is Wim van der Horst kennelijk niet helemaal zeker van zijn zaak: de eerste tijd dat Melker bij hen in de silo logeert, wordt hij om beurten bewaakt door Van der Horst en de Canadees Tom Inverarity. Later moet het vertrouwen zijn aangewakkerd: op foto’s is te zien hoe het drietal zich op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, kostelijk vermaakt met elkaar en de meiden Van den Berg.
De felle Tsjech
Otto Smik is de enige van de onderduikers bij moeder Van den Berg die de oorlog niet overleeft. De Tsjechoslowaakse oorlogsvlieger doet er alles aan om vanuit Wernhout zo snel mogelijk de grens over te steken en opnieuw aansluiting te zoeken bij de geallieerde troepen. Dat lukt op 26 oktober, en hij wordt gepromoveerd tot Squadron Leader. Op 28 november 1944 wordt hij op een verkenningsvlucht in Overijssel opnieuw neergeschoten in de buurt van Zwolle. Dit keer vindt hij de dood. In 1994 is hij herbegraven in het Slowaakse Bratislava. In 2019 verschijnt een boek over Smik, die in zijn geboorteland als een oorlogsheld wordt geëerd.
De Amerikanen
De Amerikaanse piloten Frank X. Krebs (1910-2000) en Howard Cannon (1912-2002) komen in Wernhout op de boerderij terecht na een lange wandeling vanuit Breda, waar ze wekenlang ondergedoken hebben gezeten boven de V&D. Het tweetal legt de voettocht af vermomd als werkvolk, op klompen. De ondergrondse begeleidt hen op afstand: op de hoek van elk belangrijk kruispunt staat iemand met een appel. Als die een hap neemt, weten ze dat ze die persoon veilig kunnen volgen. Op die manier voltooien ze de wandeling van dik 20 kilometer. “Ze hadden geen voeten meer over, die Amerikanen”, vertelde moeder Van den Berg later. Uiteindelijk zijn de Amerikanen 42 dagen onderweg om terug te keren naar hun troepen.
Enkele maanden later, in december 1944, komen de beide officieren op bezoek bij de familie Van den Berg. Ze laten zich dankbaar fotograferen bij de musterdmijt. Ook gaan ze in Hoeven kijken naar hun neergestorte Dakota. Howard Cannon verlaat uiteindelijk het Amerikaanse leger als luitenant-kolonel. Van 1959 tot 1983 heeft hij namens de Democraten zitting in de Amerikaanse Senaat. Tot aan zijn dood in 2002 blijft Cannon zijn dankbaarheid uitspreken aan het Nederlandse verzet en in het bijzonder aan moeder Van den Berg en haar kinderen. Hij wordt begraven op Arlington National Cemetery in Washington, evenals Krebs, die nog actief was in de oorlogen in Korea en Vietnam.
Canon en Krebs poseren voor de onzichtbare ingang van de mustertmijt (bij een bezoek aan de Familie van den Berg in december ’44). Bron: Archief familie Van den Berg
Michael G. Ridley-Martin
De piloot die op 11 oktober 1944 de gedwongen buiklanding maakte en door de broers Jaan en Jef (1930-2000) op klaarlichte dag mee naar huis werd genomen, Michael G. Ridley-Martin, was een telg uit een aanzienlijke Britse familie. In 1948 keert hij met zijn verloofde en zijn ouders per auto terug naar Wernhout. Het gezelschap bezoekt de plek van de noodlanding en uiteraard de boerderij van moeder Van den Berg en haar kinderen. Tot zijn verrassing is het nodige bewaard gebleven van zijn Mustang, zoals de drie propellers. Eén propeller is nog altijd bij de familie Van den Berg in Wernhout, de andere neemt Michael als souvenir op de bumper van zijn auto mee naar huis. De derde propeller was bij de crash verbogen. Jef van den Berg deed die later weg met het oud ijzer; hij vond het onbeschadigde exemplaar mooier om te bewaren.
Little Jef – zoals de Amerikanen de jongste zoon van moeder Van den Berg noemen – speelde met zijn kameraden, zoals zoveel kinderen na de bevrijding, met het achtergebleven oorlogstuig. Met een buks schoten ze op een handgranaat: één van de jongens hield aan de ontploffing een been vol scherven over, Jef slechts een klein litteken onder zijn linkeroog. Toen ze met de mitrailleur uit het vliegtuig van Michael Ridley-Martin de mussen van het dak wilden schieten, greep moeder Van den Berg in: de jongens moesten alle bommen en granaten inleveren bij de marechaussee.
Het Drama op de Vloeiweide
Op vrijdag 4 oktober 1944 vindt op het landgoed Vloeiweide, in het bosgebied tussen Rijsbergen en Breda, een gewelddadige overval plaats. Meer dan honderd SS’ers en Nederlandse paramilitairen omsingelen het huis van boswachter M.J.E. Neefs (1897-1975), dat in deze periode fungeert als radiopost van het verzet. Op dat moment zijn daar veertien personen aanwezig, onderduikers en leden van de verzetsgroep onder leiding van Paul Windhausen (1903-1944) uit Breda. De vrouw van Neefs, Maria Cornelia Neefs-Koijen (1899-1944), vlucht met enkele kinderen naar de kelder. Als de SS’ers hen daar ontdekken, gooien ze handgranaten naar binnen en steken ze het huis in brand; de vrouw van Neefs en twee van de kinderen komen om het leven. Zoon Emiel (1926-1944) wordt met drie anderen, onder wie Windhausen, buiten neergeschoten. De volgende dag fusilleren de Duitsers bij wijze van represaille nog eens acht verzetsstrijders. Het drama op de Vloeiweide slaat diepe wonden in de Rijsbergse gemeenschap. De bevolking leeft meer dan ooit tussen hoop en vrees, de angst voor nog meer represailles is enorm.
Amper tien kilometer verderop, op de boerderij van moeder Van den Berg, moet het verschrikkelijke nieuws als een bom zijn ingeslagen. De wraakzucht van de Duitse bezetter kent geen grenzen en kan zo maar een onschuldig gezin treffen. Als dan ook precies een week later de broers Jaan en Jef op klaarlichte dag een Britse piloot mee naar huis nemen, op dat moment de vierde onderduiker in de silo, moet de schrik haar om het hart zijn geslagen. Meer dan ooit moet zij de dagen hebben afgeteld. Maar nooit heeft zij iets laten merken van haar bezorgdheid of angst. Voor anderen bleef Trien van den Berg-Kerstens stil en standvastig een moeder voor iedereen.
Na de oorlog
De onderduikers laten na de bevrijding op 27 oktober 1944 een schriftelijke verklaring achter:
To whom it may concern:
The Van de Berg family of Wernhout, Holland, have assisted the following Allied Airmen to escape detection by furnishing them food and shelter until the arrival of the Allies. These good people should be given all consideration possible as they have risked their lives by assisting us.
De brief die de onderduikers achterlieten bij de bevrijding van Zundert op 28 oktober 1944. Bron: Archief familie Van den Berg
Later krijgt moeder Van den Berg een oorkonde van de Amerikaanse generaal Dwight D. Eisenhower. Twee om precies te zijn, eentje in maart 1946 op naam van K. van den Berg-Kerstens, en een half jaar later eentje op naam van Trinette van den Berg-Kerstens. Liever twee dan geen, zullen de Amerikanen gedacht hebben. De ambassadeur in London stuurt haar uit naam van Michael Ridley-Martin een bijzondere dankbetuiging. In 1982, vier jaar na haar dood, ontvangt moeder Van den Berg postuum het Nederlandse verzetsherdenkingskruis.
Een van de twee getuigschriften die Trien van den Berg kreeg van de Amerikaanse regering. Bron: Archief familie Van den Berg
Nog jaren na de oorlog onderhoudt de familie Van den Berg warme contacten met de mensen die destijds bij hen ondergedoken zaten. In de loop van de tijd hebben vele kostgangers van toen meermaals een bezoek gebracht aan de boerderij. Andersom ging de familie Van den Berg naar Canada, naar Dinsmore in de provincie Saskatchewan, waar ze de familie van Tom Inverarity bezochten. Intussen woonde zoon Jef met z’n gezin op de boerderij en woonde moeder Trien tot aan haar dood bij hen in. Daarna woont Jan van den Berg, de jongste zoon van Jef, met zijn gezin op de boerderij, tot op de dag van vandaag. Moeder Van den Berg en haar zeven kinderen hebben uiteindelijk aan de basis gestaan van een rijk en hecht nageslacht van zo’n 350 mensen, die zich verbonden weten door de kracht en de liefde van deze gewone, bijzondere vrouw.
Trien van den Berg met haar kinderen in 1946. Bron: Archief familie Van den Berg
Na tachtig jaar: Moeder Van den Berg – de voorstelling
Op 11 oktober 2024 presenteerde Bureau Pees een theatrale reconstructie van dit niet eerder vertelde verhaal, bedoeld als eerbetoon aan Trien van den Berg-Kerstens en haar zeven kinderen. Moeder Van den Berg werd gespeeld door Irma Rens, het scenario was van Peter Dictus. De productie kwam tot stand in het kader van de viering van tachtig jaar vrijheid in Zuid-Nederland en werd opgevoerd in de voormalige stal van de boerderij. De première was exact tachtig jaar na de dag waarop Michael Ridley-Martin gedwongen werd zijn Mustang in een Wernhoutse wei aan de grond te zetten. Na de serie in oktober vond in mei ’25 een reprise plaats, onder meer in het kader van Theater Na De Dam. In totaal bezochten zo’n 2.000 mensen de voorstelling. Moeder van den Berg werd mede mogelijk gemaakt door Cultuurfonds Noord-Brabant, De Mastboom-Brosens Stichting en de gemeente Zundert.
Fragment uit de voorstelling Moeder van den Berg. Foto: Rob ten Broek
Wat het doet met de volgende generaties – in gesprek met Toon van den Berg
De oudste zoon van Jef van den Berg is Toon (1958), sinds 2017 voorzitter van Heemkundekring De Drie Heerlijkheden. Die hoedanigheid, en uiteraard zijn directe betrokkenheid bij dit verhaal, maakten hem tot een dankbare bron voor dit artikel en voor de voorstelling die over zijn grootmoeder gemaakt is.
“Ons Opoe heb ik als oudste van onze gezin heel bewust meegemaakt, net als mijn broer en zussen. Mijn vader had destijds de boerderij van haar overgenomen en ons Opoe is altijd bij ons blijven wonen. Ze had haar eigen vertrek, aan de voorkant van het huis. Ze at altijd met ons mee en ik mocht dan naast haar aan tafel zitten. Natuurlijk heb je als kind geen idee van wat er zich toen allemaal had afgespeeld, op onze boerderij. Er werd wel over gesproken, maar wij als kleinkinderen hadden geen idee, wij stelden ook geen vragen. Nu zou ik er des te meer hebben!”
“Ik kan mij goed voorstellen dat de Eerste Wereldoorlog en die situatie met de Dodendraad haar als jonge vrouw gevormd hebben. Hoe ze tegenover onrecht stond. En ook hoe zij later hier als Vlaamse haar leven leidde. Natuurlijk is Nieuwmoer niet echt de andere kant van de wereld, maar er is wel degelijk verschil. Ze kwam niet van hier en als jonge weduwe met zeven kinderen kwam er gewoon niet zoveel volk op het erf. Dat maakte de boerderij waarschijnlijk ook heel geschikt als schuilplaats.”
“Die eerste onderduikers, commiezen die de Arbeitseinsatz wilden ontlopen, dat zal ze vast gezien hebben als een soort burgerplicht. Toen er later met Wim van der Horst ook geallieerde piloten langskwamen, was dat natuurlijk van een heel andere orde. Dat kwam gewoon op haar pad, maar ja, zij stond het wél toe. Ze was geen verzetsvrouw in de zin dat zij dat opzocht of organiseerde. Maar ze was wel doordrongen van het onrecht van de Duitse bezetter, in haar geval voor de tweede keer.”
“Ons opoe was niet roekeloos, ze was zich zeer bewust van de risico’s. Dus ze zal zeker erg bang zijn geweest, vooral door wat Wim van der Horst telkens teweegbracht. Ook voor hemzelf moet ze angst gehad hebben. Hij was haar grootste bron van onrust, tegelijkertijd zal ze ook onder de indruk zijn geweest van de actiebereidheid van een jonge gast, die haar eigen zoon had kunnen zijn.”
“Geleidelijk is ook haar gezin betrokken geraakt in het hele verhaal, het is bijna niet voor te stellen dat het niet is uitgekomen. Op 5 september 1944, op Dolle Dinsdag, werd het wel heel riskant toen de onderduikers uit hun schuilplaats waren gekomen en net als iedereen dachten dat de bevrijding al een feit was. Ze trokken elkaars kleren aan, stonden te grappen en daar maakten ze zelfs foto’s van.”
Dolle Dinsdag, 5 september 1944. Van links naar rechts: Trien van den Berg-Kerstens, Jef, Louis, Jeanne, Virginie, Gerard Melker, Marie, Bertha, Tom Inverarity, Wim van der Horst. Bron: Archief familie Van den Berg
“Wij als kleinkinderen hebben lang niet beseft hoe bijzonder het was wat er bij ons is gebeurd, wij dachten dat iedereen zoiets deed in de oorlog. Wel moesten wij, toen we Engels leerden op school, brieven gaan schrijven naar Canada en Engeland, naar de verloren gegane contacten. Jammer dat ze niet meer mocht meemaken dat de contacten in Canada hersteld werden. Het hield haar en mijn vader Jef enorm bezig toen. Gelukkig heeft ons Opoe nog wel meegemaakt dat Wim van der Horst plotseling weer voor de deur stond, na zo’n vijfentwintig jaar geen contact te hebben gehad. Samen hebben ze nog een paar mooie ontmoetingen beleefd.”
“Ze was een kordate, lieve vrouw met een groot hart. Ze was gelovig, ging elke week naar de kerk maar volgde ook daar haar gevoel voor rechtvaardigheid. Op een dag was er een varken geslacht en toen pastoor Bielars langskwam voor het gebruikelijke, beste stukje, schijnt ze hem beleefd geweigerd te hebben met de woorden: ‘Ik denk dat wij dit beter kunnen gebruiken dan u, meneer pastoor.’”
“Ons Opoe zou zich ongemakkelijk gevoeld hebben met wat er later over haar rol in de oorlog gezegd is. Of dat er een artikel over haar zou verschijnen, laat staan dat er een voorstelling over haar gemaakt zou worden. Ze vond dat ze niets bijzonders had gedaan, dat ze gewoon deed wat er gedaan moest worden.”
“Zelfs ik vond het nog ongemakkelijk, al die aandacht, omdat ik haar zo goed heb gekend. Dat leefde ook binnen onze familie: ‘Dat zou ze nooit hebben opgezocht’, was de eerste reactie toen ik vertelde dat er een voorstelling over haar gemaakt zou worden. Nu, nadat bijna al mijn neven en nichten – haar kleinkinderen, vaak met hún eigen kinderen, de voorstelling Moeder Van den Berg hebben gezien, is de mening, zonder uitzondering, geheel omgekeerd. Iedereen durft nu terecht trots te zijn op onze Opoe. Het komt haar toe, is de mening nu.”
Bronnen
Washington DC, National Archives and Records Administration
Record Group 498: Records of Headquarters, European Theater of Operations, United States Army (World War II), Case files of Dutch Citizens Proposed for Awards for Assisting American Airmen:
- van den Berg-Kerstens, K. (no. 5709392-855-15) op catalog.archives.gov/id/286700178 (geraadpleegd 5 januari 2025).
- Wed. - v/d Berg-Kerstens, Trinette (no. 5709392-851-01) op catalog.archives.gov/id/286697873 (geraadpleegd 5 januari 2025).
Interview met Toon van den Berg (1958), oudste zoon van de jongste zoon van moeder Van den Berg, tevens voorzitter van De Drie Heerlijkheden, heemkundekring voor Achtmaal, Klein Zundert, Rijsbergen, Wernhout en Zundert.
Literatuur
Buiks-Hendrickx, J., ‘80 jaar bevrijding Zundert herdenken en vieren’, Het Land aan de Breede Aa. Halfjaarlijkse periodiek van de heemkundekring “De Drie Heerlijkheden” Zundert-Rijsbergen 34 nr. 10 (2024) 10-176.
Buiks-Hendrickx, J. en J. Bastiaansen, Oorlog en bevrijding. Zundert en Rijsbergen 1940-1945 (Zundert 1994).
‘Frank X. Krebs’ op www.uswarmemorials.org/html/people_details.php?PeopleID=30910 (geraadpleegd 5 januari 2025).
‘Het Parool '40-'45’ op www.geni.com/projects/Het-Parool-40-45/45586 (geraadpleegd 5 januari 2025).
Van der Horst, W., Leven en overleven (Steenbergen 2001).
‘Howard Cannon’ op en.wikipedia.org/wiki/Howard_Cannon (geraadpleegd 5 januari 2025).
Nouws, J., Canon van de gemeente Zundert. Geschiedenis van Achtmaal, Klein-Zundert, Rijsbergen, Wernhout en Zundert in 21 hoofdstukken (Zundert 2009).
‘Otto Smik’ op en.wikipedia.org/wiki/Otto_Smik (geraadpleegd 5 januari 2025).
Rajlich, J., Otto Smik. De Tsjechoslowaakse oorlogsvlieger die twee keer in Nederland neerstortte (Utrecht 2019).
De Rooij, P.M., Airmen in Zundert en Rijsbergen 1940 – 1945 (Zundert 2018).
‘Rucphen toen en nu’ op www.rucphentoenennu.nl/crash-on-the-nederheide-schijf/ (geraadpleegd 5 januari 2025).
‘The true meaning of Freedom’ op www.liberationroute.com/pois/1717/the-true-meaning-of-freedom (geraadpleegd 5 januari 2025).
‘Vliegtuig route’ op www.militairhistorischmuseumachtmaal.nl/vliegtuig-route/ (geraadpleegd 5 januari 2025).
Wols, R., ‘Neergestorte vliegtuigen in Hoeven en St. Maartenspolder 1940-1945’ op www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/neergestorte-vliegtuigen-in-hoeven-en-st-maartenspolder-1940-1945 (geraadpleegd 5 januari 2025).
Wols, R., ‘Neergestorte vliegtuigen in Rucphen 1940-1945’ op www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/neergestorte-vliegtuigen-in-rucphen-1940-1945 (geraadpleegd 5 januari 2025).
Wols, R., ‘Neergestorte vliegtuigen in Zundert 1940-1945’, op www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/neergestorte-vliegtuigen-in-zundert-1940-1945 (geraadpleegd 5 januari 2025).