Prins Maurits te Made

Het kampement van Maurits te Made tijdens het beleg van Breda in 1624.

Het beleg van Breda in 1625. Rechtsonder zie je het versterkte kampement van prins Maurits in Made. (Bron: Anoniem, 1625, Rijksmuseum)

Roodkapje was nooit zo beroemd geworden als ze in deze tijd geleefd had en rustig door het bos gaand haar oma zonder gevaar boodschappen had kunnen brengen. Het is de aanwezigheid van een gevaarlijke boze wolf die haar bezoek bijzonder maakt. Het overwinnen van deze monsterlijke vijand maakt haar zelfs een heldin. De Spanjaarden bij Breda zochten ook een grote boze wolf.

Maurits de monsterlijke vijand

Dit verhaal moet ook de Spaanse overheid in het begin van de zeventiende eeuw bekend zijn geweest. De macht van dit voormalig wereldrijk was toen al flink tanende en men zat flink verlegen om een prestatie waarmee men voor de dag kon komen. Na het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) was flink geïnvesteerd in een leger dat de opstandige gewesten in de Nederlanden moest intomen. Bevelhebber Spinola had daartoe in de zomer van 1624 zijn leger geposteerd om de al sinds 1590 in Staatse handen zijnde stad Breda . 

Al was Breda ook toen geen wereldstad en duurde het elf maanden voor de stad zich overgaf, de overwinning werd publicitair uitgebuit. Beroemde schilders, kaartenmakers en toneelschrijvers werden uitgenodigd deze “Siège de Breda” wereldkundig te maken. Een overwinning die nog heldhaftiger zou lijken als op schootsafstand van het Spaanse leger één van de beroemdste veldheren uit die tijd, Maurits van Nassau, als een gevaarlijk roofdier op de loer zou liggen. Zo kwam Maurits in bekende toneelstukken en op goed verkochte prenten te Made terecht.

Portret van Maurits, prins van Oranje. (Bron: Michiel Jansz. van Mierevelt, ca. 1613, Rijksmuseum)

Portret van Maurits, prins van Oranje. (Bron: Michiel Jansz. van Mierevelt, ca. 1613, Rijksmuseum)

Op 3 oktober 1624 trok het Staatse leger via een schipbrug over de Donge om met 180 compagnieën voetvolk, 28 compagnieën ruiterij en 72 stukken geschut te Made zijn kwartier op te slaan. Het zou hier om een troepensterkte van 24.000 man kunnen gaan. Nadat 14 oktober vanuit Bergen op Zoom nog een verrassingsaanval op Antwerpen op niets uitliep, besefte Maurits dat de belegering van Breda wel eens de hele winter kon voortduren. Belangrijk was dat de vijand daarom goed van aanvoer van voedsel en munitie werd afgesneden. Op 22 oktober 1624 verliet Maurits met een deel van het leger daarom Made alweer om zich via Zevenbergen naar Roosendaal te verplaatsen. Van daaruit konden leveringen uit Antwerpen worden onderschept. De rest van het leger te Made vertrok diezelfde dag onder leiding van Frederik Hendrik naar Waalwijk. Hiermee werd toevoer uit ’s-Hertogenbosch naar Breda onmogelijk. Het legerkamp te Made werd na een verblijf van enkele weken alweer ontruimd en in brand gestoken. De kerkklok kan daarbij niet beschadigd zijn. Die had de vijand het jaar daarvoor al meegenomen naar Lier, waar die op het kerkhof bewaard scheen te liggen.

 

Ontwricht dorpsleven

De impact die het verschijnen van zo’n leger op de plattelanders had, gaat ons voorstellingsvermogen waarschijnlijk ver te boven. Allereerst was dit de komst van een soldatenbende van minstens vijfduizend man. Daarnaast kwam nog een enorm gevolg van vrouwen, kinderen, zoetelaars en anderen die aan zo’n leger dachten te kunnen verdienen. Overal werden dan tenten en hutten opgetrokken, paarden gestald en voedsel geroofd waar mogelijk was. De doortocht van zo’n leger kon een dorp al ontwrichten, maar een verblijf van enkele weken (in 1590 en 1624) of zelfs maanden (1593) moet voor de Madenaren desastreus geweest zijn. Vluchten was dan een optie, maar bij terugkeer zullen ze hun huizen vernield, hun wegen en akkers kapot gereden en geen enkele wei onbegraasd gevonden hebben. 

Soldaten in Spaanse dienst plunderen een boerenwoning ten westen van Breda (1624-1625). Schapen en hoornbeesten worden afgevoerd, wie zich verzet krijgt met de stok.  Linksboven zijn schepen zichtbaar in de rivier de Mark.  (Detail van een ets van Jacques Callot uit 1628 (1592-1635) Collectie Rijksmuseum.

Soldaten in Spaanse dienst plunderen een boerenwoning ten westen van Breda (1624-1625). (Bron: Jacques Callot, 1628, Rijksmuseum)

Alle rechten voorbehouden

Na het vertrek van Maurits bleven leveringen aan de soldaten in Roosendaal en Waalwijk door de plattelanders uiteraard wel vereist. Boter, stokvis, rogge, mout en andere levensmiddelen moesten volop naar de legerkampen gebracht worden. 

Over hoe het er in Made na zo’n veldtocht voorstond, lezen we in het resolutieboek van de Staten Generaal het volgende: "Synde gelesen de requeste van d'arme desolate ende geheel bedurvene gemente vande Made jurisdictie der Stede Geertrudenberge."

De oorzaak daarvan was duidelijk: "alsoo men bevint dat door de voorgevallene chrijsvolck de wegen onder de maede als oock den stoep daerinne gelegen geheelijck gebrocken ende de wegen tot veele plaetsen ontgront zijn, dan oock veele huysen ende schueren door het crijchsvolck affgebrocken zijn…."

Over het aantal inwoners te Made in 1626 lezen we iets in een andere resolutie van de Staten Generaal:

"Zondag 26 april 1626

Is gelesen de reqte. vande Inwoonderen van het Gehuchte vande made, daerby deselve versoecken dat hun voor seven hondert vyffentseventich menschen die sy sterck syn weeckentlyck mach werden gevolcht vyftich veertelen coorn, een tonne abberdaen, ende voorts naer vorderen inhout vande selve reqte. ende naer deliberatie is goetgevonden daerop te verstaen het advis des Raedts van State."

Een aantal van 775 dorpelingen dat misschien wel wat aan de hoge kant opgegeven zal zijn. De Madenaren hadden immers voordeel bij een zo’n groot mogelijke licentvrije hoeveelheid aan te leveren voedsel. Een aantal inwoners dat door de oorlogshandelingen zeker niet zal zijn toegenomen. De Geertruidenbergse overheid moest in april 1626 zelfs bevelen dat expresselijck geinterdiceerd en verboden (wordt) dat nymant voortaen en sullen vervoorderen eenige huyzen, schueren ofte keeten te vercoopen opde gehuchte van de made ende deselve buiten de jurisdictie te brengen."

Resolutie Made 26 april 1626

Resolutie waarin de inwoners van Made vragen om een licentievrije hoeveelheid voedsel bij de Staten Generaal. (Bron: Nationaal Archief Den Haag, toegangsnummer 1.01.02, Archief van de Staten-Generaal, inventarisnummer 3255, ordinaris resolutie van 26 april 1626.)

 

Veerkracht van de Madenaren

Voor Made de oogst van deze belegering. Aan de Raad van State werd subsidie gevraagd voor herstel van de kerk. Predikant Johannes Caderius die tien maanden predikant bij het leger was geweest, keerde op zijn post terug. Van de magistraat in Geertuidenberg kreeg men 27 november 1625 toestemming daar in veiligheid gebracht koren belastingvrij terug te mogen halen. Cornelis Adriaensz. Polack, pachter van de korenmolen te Made, kon weer net zoveel koren malen als vanuit Geertruidenberg mocht worden aangevoerd.

Onvoorstelbaar moet de veerkracht van de Madenaren geweest zijn tijdens deze tachtig jaar durende oorlog waarin hun keer op keer geld, goed en eer werd afgenomen. Het mag dan weer verbazingwekkend genoemd worden hoe de mensen iedere keer weer de moed bij elkaar raapten om hun huizen weer wat op te knappen en al dat ondergelopen land, de loopgraven en opgeworpen stellingen weer terug om te toveren tot akkerland en weiland. Zo snel mogelijk moesten huizen, boerderijen, akkers en weilanden hersteld worden om voor voedsel te zorgen en natuurlijk ook om geld te verdienen om allerlei opgedragen lasten weer te kunnen betalen.

 

Bronnen

Vosters, S.A., Het beleg en de overgave van Breda, Breda, 1993. 

Perez-Reverte, A., El sol de Breda, Madrid, 1998.

Mariman, J., ‘Teveel eer voor een gehucht?’, in De Klok 32 (2009) pagina 12-32.

Nationaal Archief Den Haag, toegangsnummer 1.01.02, Archief van de Staten-Generaal, inventarisnummer 3255, ordinaris resolutie van 27 oktober 1625.

Nationaal Archief Den Haag, toegangsnummer 1.01.02, Archief van de Staten-Generaal, inventarisnummer 3255, ordinaris resolutie van 21 februari 1629.

Nationaal Archief Den Haag, toegangsnummer 1.01.02, Archief van de Staten-Generaal, inventarisnummer 3255, ordinaris resolutie van 26 april 1626.

Regionaal Archief Tilburg, 2600 Stadsbestuur Geertruidenberg, 13 resolutieboek Geertruidenberg 1625-1645, 22 oktober 1628.

Regionaal Archief Tilburg, 2600 Stadsbestuur Geertruidenberg, 13 resolutieboek Geertruidenberg 1625-1645.