Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog was Teteringen geen zelfstandige gemeente. Het gebied dat van Noordoost tot Zuidoost de stad Breda omspande, behoorde tot Breda. De inwoners van dit ruim 2000 hectare grote gebied waren buitenpoorters van Breda. Ze hadden in beperkte mate ruimte voor zelfbestuur. De bewoners waren boer of boerenarbeider. Het gebied kende een aantal gehuchten. In het zuiden Zandberg, Molengracht en Lovensdijk. In het westen de Terheijdense hoek, centraal Teteringen Dijk en in het noordoosten Teteringen dorp. Het gebied Teteringen kende geen kern zoals het Ginneken of Princenhage, het was een verzameling gehuchten. Teteringen dorp had een kapel, dat op het huidige kerkhof van Teteringen stond.
Gemeente Teteringen in 1865. (Bron: Jacob Kuyper, Gemeente atlas van de provincie NoordBrabant, 1865)
De Tachtigjarige Oorlog voor 1624
De gevolgen van het beleg van Spinola voor de bevolking van Teteringen kunnen niet los gezien worden van wat daaraan voorafging. Sinds Breda en omgeving sinds 1573 onderdeel van het strijdtoneel werden, kreeg ook de bevolking in de omgeving van Breda het nodige te verduren. Men werd slachtoffer van plundering, werd verplicht oorlogsschatting te betalen en vee werd gestolen.
De herovering van Breda door de Staatsen in 1590, doormiddel van de list met het Turfschip, had de grootste gevolgen voor de bevolking van Teteringen. De Spaanse woede over het verlies van Breda leidde tot een samentrekking van Spaanse troepen rond Breda. Zij bleven daar enkele maanden. Diverse personen uit verschillende gemeenten legden nog in 1590 verklaringen af. Zij verklaarden onder andere dat in Teteringen circa tweederde van de huizen en boerderijen was verwoest. Dat gold ook voor de kapel. De inwoners van Teteringen zagen zich dus voor een geweldige herbouw-opgave gesteld.
De dreiging door Spinola
Dertig jaar later, begin juli 1624, werden door de Spanjaarden troepen in Baarle en Gilze samengetrokken. In antwoord daarop werd het garnizoen van Breda versterkt met soldaten en gewapende burgerij. Ook werden grote hoeveelheden voedsel ingeslagen. De houtopstanden rond de stad werden gekapt en binnen de stad gebracht. Ook werd door afstopping van de Mark de inundatie gesteld. De Vuchtpolder ten westen van Teteringen-dorp kwam onder water te staan. Daarmee viel de betekenis van deze polder voor de hooivoorziening van het vee van de Teteringse boeren weg. Een aantal boerengezinnen zocht uit voorzorg samen met het vee zijn toevlucht in Breda.
Kaart van het Beleg van Breda (1624) door Ambrosio Spinola. Links van Breda de geïnundeerde Vuchtpolder met daarin de Zwarte Dijk. (Bron: Johannes Blaeu, 1649, Atlas van Loon)
Het beleg
Eind augustus 1624 besloot Spinola, de Italiaanse Generaal in Spaanse dienst, het beleg rond Breda te slaan. Spinola liet twee linies rond Breda aanleggen. Waarschijnlijk werd hiervoor niet de plaatselijke bevolking ingezet. De soldaten konden voor dit werk extra geld verdienen. Natuurlijk had deze aanleg grote gevolgen voor het landschap. Hout werd gekapt, sloten gedempt en loopgraven gegraven. De linies kregen waar nodig versterkingen. Ook maakten vier kampementen onderdeel uit van de omsingeling. In Teteringen lag, ter hoogte van wat nu de Valkenstraat is, een van die kampementen. De graaf van Balançon voerde er de scepter. Dwars door de geïnundeerde Vuchtpolder liep de zogenaamde Zwarte Dijk. Omdat de dijk mogelijk door platbodems gepasseerd zou kunnen worden werden enkele redoutes (verschansingen) op de dijk aangebracht. Recent zijn ter herinnering hieraan verwijzingen naar deze redoutes aangelegd.
Tekeningen van een redoute bij de Teteringse Zwarte Dijk. Recent is een voorbeeld van een redoute teruggebracht in het landschap. (Bron: Erfgoed Breda)
Na een belegering van 9 maanden gaf de gouverneur van Breda, Justines van Nassau, zich over en overhandigde hij de sleutels van de stad aan Spinola. Hij trok met zijn leger naar Geertruidenberg. Volgens Vosters vond, op weg hiernaartoe, de overdracht plaats in Teteringen in; “het stuk Teteringse Dijk (thans Lageweg), dat naar den Vuijlen Bras leidde”. Deze sleuteloverdracht is een aantal jaren later door Velasques verbeeld in het geromantiseerde schilderij Las Lanzas.
Op basis van diverse (onder andere archeologische) onderzoeken is door Rooze & Eimermann een reconstructie gemaakt van de linies tijdens het beleg. Dit zijn de linies zoals ze vallen binnen de huidige opzet van Teteringen. (Bron: Erfgoed Breda, Rooze J.P.M. en Eimermann C.W.A.M. De belegering van Breda door Spinola 1624-1625.)
De gevolgen voor de bevolking van Teteringen
De gevolgen van de gevolgen van de 9 maanden durende belegering waren voor de inwoners van Teteringen zeer groot. Al vóór de daadwerkelijke belegering begon waren uit voorzorg houtopstanden dicht bij de stad gerooid en huizen verbrand. Ook de aanleg van de linies resulteerde in gekapte houtwallen, verwoestte huizen en doorgraven percelen. In diverse aktes komen verklaringen hierover voor.
Waarschijnlijk hebben de Teteringse boeren stro en hout moeten leveren voor de bouw van de onderkomens in de kampementen. Ook is het aannemelijk dat men, al dan niet tegen betaling, heeft moeten bijdragen aan de voor het leger noodzakelijke foerage. Omdat de belegering eind augustus aanving moet op de boerderijen de voorraad hooi, stro en granen groot zijn geweest.
De Pools-Litouwse kroonprins Ladislas Sigismundis Vasa bezocht het beleg van Breda. De primaire interesse van de kroonprins betrof de wijze waarop Nederland en Spanje oorlog voerden. Het van zijn bezoek gemaakte verslag levert echter ook informatie over de voedselvoorziening van de troepen. De Spanjaarden konden beschikken over 13 broodovens, waarin dagelijks niet minder dan 17.000 broden werden gebakken. Ook had men de beschikking over 8 brouwerijen. Het ligt voor de hand dat men voor beide activiteiten ook (of vooral?) gebruik heeft gemaakt van de graanvoorraden van de boeren rond Breda.
Niet alleen boerderijen waren door het beleg verloren gegaan. Ook de na 1590 herbouwde kapel werd verwoest. Mogelijk werd ze door de troepen van Spinola grotendeels afgebroken, omdat ze het uitzicht belemmerde van een daar opgeworpen schans. In 1635 werd door de gezworenen van Teteringen verklaard dat Teteringen sinds 1625 geen pastoor meer had. Daardoor waren diverse personen zonder biecht of Heilig Sacrament overleden. Van diverse personen die in Teteringen overleden, vond de inschrijving hiervan plaats in Oosterhout. De inwoners van Teteringen wilden hun kerk (opnieuw) herbouwen, maar kwamen daarbij in conflict met het kapittel van de Onze Lieve Vrouwe kerk in Breda. Pas in 1636 werd de herbouwde kapel ingezegend. Het bleek aan de vooravond van een nieuwe belegering te zijn. Het beleg door prins Frederik Hendrik in 1637.
Bronvermelding
Oomen, K., Drie en een halve eeuw uit de geschiedenis van Teteringen (1560-1920), Woudrichem, 2025.
Rooze, J., en Eimermann, C., De belegering van Breda door Spinola 1624-1625, Breda, 2004.
Stadsarchief Breda, inventarisnummer 815, blad 17v-18v.