Go to the original English version of this text. / Ga naar de Engelse versie van deze tekst.
De serie zelf is vrij slim en behoorlijk vermakelijk, maar in hun uitbeelding van Spinola zijn de schrijvers een beetje de mist ingegaan. In zijn eigen historische tijdperk was hij namelijk al gewend om zich te moeten schikken naar de beslissingen van een vrouw: het hoofd van de Brusselse regering, waaraan hij verantwoording moest afleggen, was Isabella Clara Eugenia, Infanta van Spanje, Aartshertogin van Oostenrijk en (misschien wel het belangrijkst) Hertogin van Brabant.
Isabella in Hugo’s Obsidio Bredana
Isabella was de heldin van Herman Hugo’s Obsidio Bredana, waarvan de volledige titel luidt: Obsidio Bredana armis Philippi IIII auspiciis Isabellae ductu Ambr. Spinolae perfecta, ‘Het beleg van Breda voltooid door de wapens van Filips IV, onder de auspiciën van Isabella en het bevel van Ambrogio Spinola’. Het werk was ook aan haar opgedragen, in een brief die haar de ‘Moeder van het Leger’ noemt (een eretitel ontleend aan Romeinse keizerinnen) en die een citaat aanhaalt uit Ambrosius’ traktaat Over Weduwen uit de vierde eeuw, over de Bijbelse profetes Debora (van wie het verhaal te vinden is in Rechters 4–5): ‘Een weduwe regeert het volk, een weduwe beveelt legers, een weduwe kiest generaals, een weduwe leidt de oorlog.’
De climax van Hugo’s geschiedenis van het beleg is niet de mislukking van de laatste poging om op 15 mei door de belegeringslinies te breken, noch het vertrek van het verslagen garnizoen op 5 juni (hoe belangrijk die gebeurtenissen ook zijn), maar Isabella’s aankomst op 12 juni om de stad officieel in bezit te nemen met een formele triomfantelijke intocht. Dit was een kleinschalige herhaling van de Blijde Intredes in Leuven, Brussel en Antwerpen, waarmee zij en haar echtgenoot Albert in 1599 als heersers waren geïnstalleerd. Sinds haar weduwschap in 1621 regeerde Isabella niet langer uit eigen naam, maar namens haar neef, Filips IV, koning van Spanje. In haar weduwschap had zij ook de levensregel van de Derde Orde van Sint-Franciscus aangenomen; de machtigste vrouw in de Nederlanden was hiermee een klopzuster. Zo beeldde Rubens haar ook af in een portret dat in Antwerpen werd geschilderd op haar terugreis vanuit Breda. Van dit portret werd een prent gemaakt die breed verspreid werd ter herdenking van de gelegenheid.
Gravure van Isabella Clara Eugenia (Bron: Paulus Pontius, tussen 1625-1633, Rijksmuseum)
Ondersteuner van het beleg
Isabella was zelf niet aan het front aanwezig tijdens het beleg, maar ze volgde de voortgang met grote belangstelling en speelde een centrale rol in het regelen van de financiële middelen die nodig waren om het leger te ondersteunen. Tweemaal gedurende het beleg had Filips IV haar geschreven met de vraag of het de kosten werkelijk waard was, maar hij legde zich neer bij haar vasthoudende standpunt dat het moest worden voortgezet. Spinola had al snel ingezien dat een beleg van deze omvang op den duur meer manschappen zou vereisen dan hij op dat moment tot zijn beschikking had. Er werden twee strategieën gevolgd om het aantal soldaten uit te breiden voor patrouilles en konvooien in de bevoorradingscorridor, en voor de bemanning en het onderhoud van de veldversterkingen die zowel het belegerende leger als zijn aanvoerlijnen beschermden. De eerste strategie was het lenen van troepen van keizer Ferdinand II en de hertog van Beieren; door een pauze in de Dertigjarige Oorlog hadden zij manschappen over. Het was Isabella die de diplomatieke toenaderingen leidde die dit mogelijk maakten. Daarnaast gaf zij bevel tot het oproepen van de infanterie- en cavaleriemilities van de Zuidelijke Nederlanden, de ‘keurlingen’ en ‘benden van ordonnantie’, om de nodige manschappen te leveren.
Hugo was ervan overtuigd dat het Isabella’s prestige was (evenals het bekwame lobbywerk van de graaf van Hennin) dat het mogelijk had gemaakt om buitengewone heffingen te krijgen van de Staten van Brabant voor het vervoer van voorraden, gefinancierd door tijdelijke verhogingen van de wijnaccijns en belastingen op bakwaren. Het grootste deel van het koninklijk leger van Vlaanderen werd betaald met zilver uit de Nieuwe Wereld, dat naar Genua werd verscheept om de Genueze bankiers terug te betalen die het geld in Antwerpen hadden voorgeschoten. Wanneer er geldgebrek was, was het Isabella die met de Genuezen in Antwerpen onderhandelde, vooruitlopend op de overschrijvingen uit Spanje om onmiddellijk over contanten te kunnen beschikken. Toen de dreiging van een Franse inval in Italië tot een kredietcrisis leidde, wat onrust veroorzaakte bij de financieringsbronnen van de Genuezen in Antwerpen, wist Isabella Filips IV ervan te overtuigen haar toestemming te geven om kroondomeinen te vervreemden, zodat zij deze kon verpanden om aan de onmiddellijke financiële behoeften van het leger te voldoen. Toen ze naar Breda reisde om haar triomfantelijke intocht te maken, bracht zij genoeg geld mee om de soldaten, die tijdens het beleg zelden hun soldij hadden ontvangen, uit te betalen.
De overgave van Breda (La rendición de Breda) door Diego Velazquez uit 1635. (Bron: Museo Nacional del Prado / Wikimedia Commons)
Isabella’s triomfantelijke intocht
Verslagen van Isabella’s intocht in Breda werden gedrukt in Spanje en Italië, Duitsland en de Zuidelijke Nederlanden. De toon en inhoud van deze berichten verschilde enigszins. Opmerkelijk genoeg is er geen verslag van de gebeurtenis bewaard gebleven in de Antwerpse krant die door Abraham Verhoeven werd gedrukt — een blad zonder vaste titel dat tegenwoordig doorgaans bekendstaat als de Nieuwe Tijdinghen. Nummer 56, gedrukt tussen 13 en 18 juni, is verloren gegaan, maar bevatte vrijwel zeker zijn verslag van Isabella’s intocht. Hoogstwaarschijnlijk leek dit verslag op de versie die Verhoeven in het Frans uitgaf in een pamflet met de titel Allégresse de la Prinse de Breda, Accomplie par l’arrivée de son Altesse Sérénissime, vertaald ‘Vreugde over de Inname van Breda, voltooid door de komst van Hare Doorluchtige Hoogheid’ (Antwerpen, Abraham Verhoeven, 1625). Een exemplaar hiervan bevindt zich in het Stadsarchief van Breda, en de tekst — een fraai voorbeeld van barokke journalistiek — luidt:
"De hemel, gunstig gezind jegens de kroon van Spanje, heeft uiteindelijk verleend wat zij zo lang heeft gewenst tot verlichting van haar onderdanen van het hertogdom Brabant. En hoewel de prinsen die met de rebellen van Holland verbonden zijn hen bijstonden met zoveel manschappen en zoveel geld, waarbij soldaten, zowel te voet als te paard, werden ingescheept in de havens van Denemarken, Engeland en Frankrijk tegen grote en onbeschrijfbare kosten, zijn alle wolken die leken te willen trachten de glans van Zijne Katholieke Majesteit te verduisteren en samenspanden om zijn edelmoedige voornemens te doen verdorren en verstikken, nu uiteengevaagd, en is deze boze invloed in één slag vernietigd door een uitbarsting van de goddelijke macht die de rechtvaardigheid erkent van de strijd van genoemde Majesteits wapenen. Zijn vijanden naderden zijn kamp bij Breda, en toen zij het van verre bekeken, durfden zij niet in de buurt te komen van de schitterende glans van de weerklinkende wapens van zoveel dappere en edele kampioenen en edelmoedige soldaten die het kamp vormden, maar vluchtten — als schreeuwende uilen en kinderen van de schaduwen — voor het vlammende licht van deze tweede Mars, gewapend voor de zaak van God en van de katholieke koning. Bij hun vlucht werpt Breda, in nood, de wapens neer en werpt zich aan de voeten van de barmhartigheid van haar rechtmatige koning, die haar met mildheid ontvangt.
"Dienovereenkomstig was de Meest Serene Infante, Aartshertogin van Brabant, niet tevreden met eenvoudigweg dank te brengen en te laten brengen aan God door alle steden die haar gehoorzaam zijn, en met het laten aansteken van vreugdevuren op alle kruispunten als teken van blijdschap, pracht en triomf: deze Prinses, die alle anderen van onze tijd in vroomheid en mildheid overtreft, een bijzondere zorg dragend voor het heil van de zielen van de inwoners van Breda, en op weldadige wijze zorgend voor haar soldaten, uitgeput door zo’n langdurig beleg, bracht geld mee naar het kamp om hen uit te betalen, hetgeen haar edelmoedigheid verlangde dat in haar aanwezigheid zou geschieden, terwijl zij hen dankte voor het trouwe vervullen van hun plicht. Haar vrijgevigheid jegens hen ging zelfs zo ver dat zij hen een maand soldij vooruit liet uitkeren en voorzag in linnengoed voor hen die daar het meest gebrek aan hadden.
"Daarop trok zij Breda binnen met de edelsten van haar hof, terwijl zij enkele eerwaarde kapucijner vaders met zich meevoerde om het volk, onwetend van het Heilig Katholiek Geloof, onderricht te geven en te catechiseren. Bij de toegangspoort van de stad werd Hare Hoogheid ontvangen door de inwoners in alle onderdanigheid en nederigheid, en op alle pleinen en in alle straten werden vreugdevuren ontstoken als teken van hun tevredenheid en blijdschap over de bevrijding van het juk van de tirannie van ketterse rebellen.
"Laten wij tot God bidden dat alle steden van het land die nog in opstand zijn tegen Zijne Majesteit het voorbeeld van Breda mogen volgen en hem erkennen, opdat zij ondeelbaar verenigd worden door een band sterker dan de Gordiaanse knoop en een vriendschap hechter dan de Babylonische muren gesticht door Semiramis — alles tot verheerlijking van Gods glorie, de verheffing van Zijn heilige naam en de uitbreiding van de Heilige Katholieke Apostolische en Roomse Kerk."
Bronnen
Hugo, H, Obsidio Bredana (second edition, Antwerp, Plantin Office, 1629).
Vosters, S. A., Het beleg van Breda in het wereldnieuws (Delft, 1987).