Stefan Pac bij het Beleg van Breda

Stefan Pac

Portret van de Poolse edelman Stefan Pac. Bron: Nationaal Museum Litouwen, LNM T 1030.

Tijdens het Beleg van Breda kwamen leden van de Europese elite op bezoek om de kunst van het oorlogvoeren af te kijken. Zo ook de Poolse kroonprins Ladislas Sigismund Vasa (in het Pools Władysław Zygmunt Waza), 1595 – 1648.

Eén van de meest uitgebreide beschrijvingen van Władysławs bezoek komt van Stefan Pac, een diplomaat en koninklijk secretaris uit het Groothertogdom Litouwen. Dat land vormde sinds 1569 een unie met het Koninkrijk Polen, bekend als het Pools-Litouwse Gemenebest of kortweg Polen-Litouwen. Omdat de Litouwse elite het Pools veelal omarmde, is ook het reisverslag van Pac in die taal opgesteld. De tekst omschrijft hoe de prins feestelijk door Spinola werd onthaald en rondgeleid langs alle vestingwerken, en gaat uitgebreid in op de Spaanse bevoorrading. Daarbij maakt Pac meermaals vergelijkingen met Poolse realia: zijn opmerkingen bevatten duidelijke lessen. Tegelijk benadrukt hij dat Spinola en zijn staf wilden leren van hun Poolse gasten: ze zouden Władysław om advies hebben gevraagd en hebben geïnformeerd naar de Poolse cavalerie. Pac' verslag was daarom niet alleen bedoeld als feitelijke opsomming en lesmateriaal, maar ook als getuigenis van de militaire reputatie van Polen-Litouwen. In het kader van 400 jaar Beleg van Breda vertaalde ik een deel van dit verslag, dat hieronder is te lezen.

 

Woensdag 25 september 25   

We bezochten de ateliers van verschillende kunstenaars, waaronder dat in het huis van Rubens, een befaamde schilder. Iets mooiers kun je in dat vakgebied niet tegenkomen. Voordat de avond viel, arriveerde Don Luis de Velasco, graaf van Salazar en generaal van de Spaanse cavalerie, met tweeduizend ruiters in Antwerpen. Hij kwam uit het kamp bij Breda om de kroonprins daarnaartoe te begeleiden. Zoals hij gewapend van zijn paard was gestegen, zo zat hij diezelfde avond aan tafel bij de kroonprins. Hij was een man van zeventig jaar, maar nog behoorlijk kwiek en aangenaam gezelschap. 

 

Donderdag 26 september 

Om zes uur ’s ochtends vertrokken we met het konvooi naar het legerkamp. Zonder konvooi zouden we niet ver komen, want de Nederlanders maakten de weg met hun expedities onveilig. Ze waren zo brutaal dat ze zich op onze achterste wagens stortten. Een paar daarvan, die een beetje achterbleven, wisten ze aan ons te ontrukken.  

Tegen de avond, toen het al erg schemerde en we nog maar een halve mijl van het kamp waren, kwam markies Spinola ons samen met enkele belangrijke legerofficieren tegemoet. De kroonprins liet hem niet van zijn paard afstappen, maar begroette hem vanaf zijn eigen paard. Niet ver van het kamp verscheen graaf Hendrik van den Bergh in het veld met drieduizend ruiters, die hij in formatie plaatste. Allen schoten zij een salvo met hun geweren. Toen de kroonprins afstapte bij een gebouw dat de markies in alle vroegte snel had laten opzetten, was het al minstens één uur ’s nachts. Ondertussen namen de kanonnen de stad onder vuur – ik geloof niet dat iedereen daar blij was met die saluutschoten. Ik kreeg een slaapplek nabij de kroonprins toebedeeld, die oorspronkelijk bedoeld was voor de hertog, de kanselier. Hij was immers niet met ons meegegaan naar het kamp, maar was in Antwerpen achtergebleven vanwege problemen met zijn voet. Hij had ofwel jicht, ofwel een andere ziekte, dat is niet duidelijk.

 

Vrijdag 27 september 

Na de ochtendmaaltijd vertrok de kroonprins in het gezelschap van Spinola en andere vooraanstaande personen om de militaire werken rondom de stad te bekijken. In de eerste commandopost, die van Spinola zelf, stond de volledige infanterie opgesteld. De soldaten vuurden een salvo af. Direct daarna schoten zo’n dertig kanonnen op Breda, wat aanzienlijke schade moet hebben aangericht. Maar ook in de stad lag men niet te slapen: we kregen een fel antwoord en de kogels vlogen ons om de oren. Eén kanonskogel sloeg bijvoorbeeld vlak bij de kroonprins en Spinola in de grond, niet meer dan een paar stappen van hen verwijderd, en in de stallen van de kroonprins schoot een kogel het been van een voerman eraf. Ook werd mijn geliefde paard, dat het beste was van onze compagnie, achterop zijn dij geraakt, waardoor ik het daar moest achterlaten om te laten verzorgen. Die dag reed de kroonprins langs minder dan de helft van de gevechtslinie.  

Poolse prins Ladislas Wasa door Rubens

Ruiterportret van prins Ladislas Sigismund Vasa, uit het atelier van Peter Paul Rubens in 1624. (Bron: Kasteel Wawel)

Zaterdag 28 september  

De kroonprins wilde alle fortificaties grondig inspecteren en reed alleen verder met Spinola en enkele belangrijke militairen. Ondertussen gingen wij met een andere groep ruiters de andere kant op. Prins Chivay leidde ons langs alle bezienswaardige plekken en was gedurende ons verblijf in het kamp heel vriendelijk. Dat was dankzij de aanbeveling van zijn vrouw, die wij in Brussel veelvuldig hadden bezocht. Die ochtend besteedden we zeker vijf uur aan het bezichtigen van de linies, hoewel we een behoorlijk eind moesten rijden. De afstand was aanzienlijk, namelijk minstens vier Poolse mijlen. Zowel het legerkamp zelf als de vestingwerken waren verdeeld in vier kwartieren.  

Het eerste kwartier was dat van Spinola zelf. De luitenant aldaar was graaf Jan van Nassau, een neef van Maurits, die wegens onenigheden had gebroken met zijn bloedverwant en de Hollanders, en zich bij de Spanjaarden had aangesloten. Het tweede kwartier werd beheerd door de baron van Balançon, het derde door de uit Milaan afkomstige Italiaan Baglione, en het vierde door de graaf van Isenburg, die daar zat met zijn Duitse troepen. Overal waren imposante fortificaties te zien, zowel richting de stad als richting het veld, en het kamp was zeer goed op orde: er heerste een soberheid en stilte die ver afstond van onze Poolse manier van doen.  

We vervolgden onze tocht met een inspectie van de voedselvoorziening. Dagelijks bakte men daar zeventienduizend broden, die de soldaten in plaats van soldij kregen uitgereikt. Ook waren er acht grote brouwerijen, waar constant bier voor de troepen werd gebrouwen, en achter het kamp reden continu ijzeren broodovens rond. Het was indrukwekkend om te zien hoe goed alles georganiseerd was. De beheerder van deze voedselvoorziening was een vooraanstaand man, die de Spanjaarden aanduidden als “general de los biuzes”, oftewel een soort voedselcommandant. Hij had functionarissen onder zich die ervoor zorgden dat de productie en distributie van het voedsel onder de soldaten tot in de puntjes geregeld was. Al deze mensen waren schrander en werden betaald voor hun werk.  

Dat is bij uitstek wat het Spaanse leger zo effectief maakt, want ze hebben de uitmuntende gewoonte om goed na te denken en zich grondig voor te bereiden alvorens ze een oorlog beginnen. Boven alles zien ze toe op de voedselvoorziening, die ze gewoonlijk overlaten aan een waardig persoon, van wie ze weten dat hij zijn taak goed zal vervullen. Ruim voordat ze de strijd laten losbarsten, betalen ze hem een aanzienlijke som geld om de bevoorrading op touw te zetten. Die gebruikt hij om voedsel op te slaan in nabijgelegen steden. Daarna, zodra het legerkamp is opgezet, richt hij een geschikte plaats in voor de ovens en brouwerijen. Zoveel ze nodig hebben, vervoeren ze naar het kamp.  

Ik moest lachen toen ik terugdacht aan onze eigen proviandmeesters die een paar jaar geleden voorraden leverden aan ons leger bij Mitawa. Zo ongeschikt als die mensen waren, zo slecht was ook de voedselvoorziening. Geen enkele soldaat wilde hun eten in plaats van zijn soldij ontvangen, zelfs de buitenlandse infanterie niet. Ze gaven de voorkeur aan gratis kost, die ze van onze boeren geroofd hadden. Zodoende was het geld uit de schatkist uitgegeven en ging het voedsel verloren. 

Toen de kroonprins samen met Spinola, Velasco en graaf Córdoba een schans (zoals dat heet) inspecteerde, deed zich een opmerkelijk moment voor. Een spion kwam aangerend om te melden dat Maurits zich slechts een halve mijl van het kamp bevond. Zonder ook maar een spoor van verontrusting zei Spinola in het Italiaans: “Che veniga!”, oftewel “Laat hem maar komen!” In het kamp werd geen alarm geslagen en men kwam niet in beweging. Zo zeker was Spinola dat de vijand hoe dan ook te maken zou krijgen met passende paraatheid en weerstand, waar hij zich ook maar zou begeven. Hij zei alleen dat de kroonprins wat sneller moest rijden, omdat ook hij op zijn post moest zijn om bevelen te geven als Maurits zou aanvallen. Overigens liet Spinola zich altijd erg respectvol over hem uit.  

Tijdens de bezichtiging van de vestingwerken overlegden de hogere officieren over de aanval op bepaalde forten, die wij “blochausy” noemen. Ook de kroonprins vroegen ze om advies. Toen hij zijn mening had gegeven, gaven zij hem gelijk en bevalen direct om op die plek een fort te bouwen, dat zij “forte del principe di Polonia” doopten.

Verschillende typen schansen beleg van breda door spinola

Voorbeelden van de belangrijkste typen schansen en vestingen, gebruikt door Spinola tijdens het beleg van Breda, 1624-1625. (Bron: Anoniem, Rijksmuseum)

Alle rechten voorbehouden
Zondag 29 september 

Bezienswaardig waren tot slot vooral de wallen vanwaar men met musketten op de vijandelijke linies kon schieten. De kroonprins was daar echter niet bij, alleen een aantal leden van onze compagnie. De afgelopen dagen had hij zijn voeten te zwaar belast met paardrijden, waardoor één voet erg was opgezwollen.  

In het kamp werden alle onderdanen van de kroonprins eervol behandeld. We zaten altijd met Spinola en andere vooraanstaande personen aan tafel en voerden veel gesprekken. Zo informeerden ze naar de Poolse ruiterij en onze manier van vechten. Ook vroegen ze eens hoe onze huzaren, de lansiers, hun paard bestijgen. We legden uit hoe dat in zijn werk gaat. Toen vroeg Spinola aan graaf Hendrik van den Bergh wat hij zou doen tegen zo’n krachtige ruiterij. De graaf antwoordde dat hij er ruiters met lange geweren tegenover zou plaatsen. Zodra de lansiers zouden aanstormen, zou hij het bevel geven om ze te beschieten. Zo meende hij de lansiers te kunnen overwinnen. 

Ik begon te lachen om zijn opmerking en ze vroegen me waarom. Ik vertelde hen dat we onlangs met de kroonprins bij de hertog van Beieren waren geweest, die een luxe jachtpartij voor ons had georganiseerd. Men stuurde namelijk honderden herten op ons af, zowel hinden als bokken, die wij vanuit onze hutjes dicht op elkaar gepakt beschoten. Ondanks het grote aantal geweren en de forse groep wild, bleven er maar een paar herten op het veld achter; bovendien ontkwamen ook sommige gewonde dieren nog. Een lansier is niet zo’n veilig en ongevaarlijk doelwit als een wild dier. Als we tijdens die jachtpartij met tweehonderd geweren zo weinig schade wisten aan te richten, hoe zouden zulke wapens dan een goed bepantserde ruiter in de aanval kunnen hinderen? In een grote groep zouden ze misschien een lansier uit het zadel kunnen werpen of zelfs zijn paard doden. Het hele regiment zouden ze echter niet uitschakelen, noch zouden ze de snelheid van hun charge kunnen afremmen, waarmee de lansiers niet alleen cavaleristen verslaan, maar ook infanteristen met speren (zoals recentelijk in Lijfland het geval was). Ze bevestigden dat ik gelijk had. Na de campagne in Pruisen zou ik het echter niet meer zo stellig durven beweren. 

 

Maandag 30 september

Toen het dag werd, verlieten we het kamp en gingen terug naar Antwerpen. Spinola begeleidde de kroonprins een klein stuk naar buiten, maar keerde daarna terug. Don Velasco reed met dezelfde groep als voorheen met ons door naar Antwerpen, waar we nog voor de avond arriveerden. Onderweg kwamen we ruiters tegen, maar toen er een regiment op hen af werd gestuurd, trokken ze zich terug. Eén van onze soldaten werd echter onderweg gevangengenomen, toen hij zich even van de groep had afgezonderd om zijn behoefte te doen. Zo ‘dapper’ zijn die Hollandse boeren. 

Deze vertaling is samen met het Poolse origineel te lezen mijn boek, Krijgstoneel van Europa. Tijdgenoten over het Beleg van Breda 1624-1625 (Zwolle, 2025), pp. 39-45.

Bronnen 

Hulsenboom, P., Krijgstoneel van Europa, tijdgenoten over het Beleg van Breda 1624-1625 (2025).