Logistiek hoogstandje
Vanuit Milaan werd een grote operatie opgestart. Deels met gewone middelen over de weg en deels per spoor werden eenheden nadat ze per telegrafie gemobiliseerd waren naar Nederland gezonden. Daaraan namen de brandweerkorpsen van: Rome, Milaan, Turijn, Genua, Napels, Venetië, Bologna, Alessandria, Ancona, Bolzano, Brescia, Novara, Padua, Verona, Vicenza, Ferrara, Pavia, Piacenza, Reggio Emilia, Sondrio en Treviso deel, evenals een eenheid met aggregaten en radioapparatuur, twee spoorwegmensen en een specialist in reparatie van amfibievoertuigen; de expeditie werd ook vergezeld door enkele mensen van het Algemeen Directoraat van de Brandweer.
Door de samenwerking tussen de Italiaanse Spoorwegen en het commando van de brandweer van Milaan was het mogelijk om een trein samen te stellen. Mensen, materieel en de trein waren in slechts enkele dagen in gereedheid gebracht om naar ons land te vertrekken.
De reis
Met een collectief paspoort, ondertekend door het hoofdkwartier van de politie in Rome, ging men op weg, met enkele cheques om rekeningen te kunnen voldoen voor de heenreis en blanco cheques voor de terugreis, die achteraf gezien niet hoefden te worden gebruikt. Men reisde via Zwitserland, Frankrijk, Luxemburg, België naar Nederland.
Er waren goede afspraken gemaakt tussen de verschillende nationale spoorwegen om ervoor te zorgen dat alle formaliteiten werden bespoedigd; de ambtenaren van de Italiaanse consulaten waren al gewaarschuwd door medewerkers op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tijdens de reis werd de trein soms begroet met applaus. De verschillende douaneautoriteiten hadden zich blijkbaar ook zeer soepel opgesteld en geen controles uitgevoerd, niet alleen op weg naar ons land, maar ook op de terugweg.
Na tweeënveertig uur reizen kwamen ze Nederland binnen in Roosendaal, waar men hoorde dat de bestemming Zevenbergen) was. In Roosendaal werd men vriendelijk onthaald en daar boden de Nederlandse autoriteiten het gezelschap verfrissingen aan in het stationsrestaurant.
Aan de slag
Bij zonsopkomst de volgende dag, begon men met het lossen van de reizigers- en de goederenwagons en het verplaatsen van de trein naar een suikerfabriek in Zevenbergen. In die suikerfabriek werd de uitvalsbasis opgezet. Ook werd daar hun eigen radiodienst geïnstalleerd met een vast station in de suikerfabriek. De heer Meyerinck, de directeur van de suikerfabriek, verwelkomde hen en de werknemers van die onderneming behoorden al snel tot de goede bekenden. Op diezelfde dag werd een verkenning uitgevoerd met een klein amfibievoertuig en vervolgens met een grotere amfibiewagen, waarbij de ervaring opgedaan werd, dat men duidelijk omschreven referentiepunten nodig had om een veilige route te volgen en om obstakels te vermijden die net onder het wateroppervlak zaten.
Men was duidelijk voorbereid om de kou, die hen ongetwijfeld te wachten stond, te trotseren, vooral tijdens de eerste paar dagen. De gevoelstemperatuur bereikte soms 20° C onder nul. Het water kon alleen maar niet bevriezen door het hoge zoutgehalte. Ambtenaren, burgerhulpverleners en brandweerlieden maakten het zich op de best mogelijke manier gemakkelijk, ofwel in de spoorwagons, dan wel in de koude magazijnen van de suikerfabriek.
Italiaanse brandweerlieden werken aan een dijk na de Watersnood. (Bron: Harry Pot, Nationaal Archief)
De dag na aankomst van de brandweerlieden uit Italië werd al binnen twee uur nadat men een mondeling verzoek daartoe hadden ingediend de telefoon van hun trein geïnstalleerd. Uit het verslag va de commandant van dit korps blijkt wel, dat men zich verwonderde over het feit dat dit in ons land zo snel geregeld kon worden. Zo werd het mogelijk om vanuit ons land te overleggen met Rome en verslag uit te brengen.
De Italianen werd een dijk toevertrouwd aan het Hollands Diep. Die dijk lag geïsoleerd en de bressen konden niet worden opgevuld met materiaal dat door vrachtwagens kon worden aangevoerd. Het kostte 40 minuten om de dijk te bereiken met de amfibieën. Men heeft daarom hun toevlucht genomen tot het verrichten van de nodige graafwerkzaamheden met schop en pikhouweel in de aangrenzende en nog steeds hoge en intacte dijken en dat materiaal te vervoeren met kruiwagens en dit in de bressen te gooien. Van zonsopgang tot zonsondergang, dagen met regen en sneeuw, onstuimige wind en lage temperaturen achtereen, heeft men zo gaten gevuld om te voorkomen dat er nog meer water in de betrokken polders terecht zou komen. De medewerkers die bij deze werkzaamheden betrokken waren, bleven hele dagen zonder pauzes op hun plaats om geen tijd te verspillen met nutteloos heen en weer rijden of varen. Men stelde zich tevreden met koude maaltijden rond het middaguur, maar men had wel enige voorzieningen, om die tenminste droog te kunnen nuttigen.
Vanwege het slecht begaanbare terrein gebruikten Italiaanse brandweerlieden kruiwagens om alle grond aan te voeren om dijken te verstevigen. (Bron: Harry Pot, Nationaal Archief)
In de nacht van 15 op 16 februari werd het werk opgeschort vanwege het hoge tij dat verwacht werd. Alle andere buitenlandse hulpverleners hadden zich teruggetrokken naar verder weg gelegen posities. De Italiaanse brandweer bleef in het basiskamp vlak bij het overstroomde gebied. Ondanks de hoge waterstand bleef toen een verdere ramp uit. Zo was het mogelijk om toch een beetje tot rust te komen, ook al bleef men waakzaam.
De sociale kant
Twee brandweerlieden werden ziek. Men liep weliswaar vaak langs de trein met een soort van natblusser, waarmee men de omgeving desinfecteerde om de manschappen tegen epidemieën te beschermen, maar dat bleek niet tegen alles een afdoende middel te zijn. In Zevenbergen werden de zieke brandweerlieden behandeld door een arts van het ziekenhuis aldaar.
Op 11 februari 1953 is het werk van deze Italiaanse brandweerlieden gefilmd door een Nederlands camerateam. Ook kreeg men bezoek van een afvaardiging van Italiaanse artsen, die ook de eigen patiënten heeft bezocht. Een dag later had de officier Pagnoni met enkele andere officieren de eer om in Klundert met Prins Bernhard te spreken, toen die de getroffen gebieden bezocht. Een paar uur daarvoor had hij per helikopter over de dijk gevlogen waar de Italiaanse brandweerlieden aan het werk waren. De prins was dan ook vol lof. Toen op 2 maart de eerste vrachtwagens over de door hen gerepareerde dijk reden, zorgde dat natuurlijk voor de nodige trots.
De teams die zich niet bezighielden met het werk aan de dijk werkten in de tussentijd onder andere aan herstel van de wegen, het opruimen van de schade en het zoeken naar lichamen.
Ook werd soms spontaan ingegrepen. Voor de plaatselijke bevolking werd wel eens een tractor gerepareerd, zodat die weer kon worden ingezet. Op 7 maart zag men enkele bijna wanhopige fabrieksarbeiders die hun machines niet konden opstarten. De technici van de Italiaanse brandweer en enkele duikers uit het team losten het probleem op en de fabriek kon weer met de productie beginnen.
In Zevenbergen ontstonden vriendschapsbanden tussen de daar wonende families en de Italianen. 's Avonds werd men uitgenodigd op de koffie. Dat leverde dan wel eens problemen op, omdat men de koffie met melk serveerde en de koffie dus niet smaakte zoals thuis. En dat terwijl men er al zo aan had moeten wennen bier te drinken in plaats van wijn. Hoewel de Italiaanse gezant in Nederland en de kerkelijke overheid wel af en toe zorgden voor een goed glas wijn.
Ook met de mannen van het Nederlandse leger werd heel collegiaal omgegaan. En dat, terwijl Italië tijdens de oorlog aan de kant van Duitsland had gevochten en dus hier in ons land nog niet zo heel hoog aangeschreven stond.
Op vele plekken gewerkt
Op 21 februari ging men aan het werk in Nieuw-Vossemeer, het meest verwoeste dorp van Brabant, dat volledig was geëvacueerd. Dichtbij Nieuw-Vossemeer vond men het lichaam van een jong kind van ongeveer zes jaar oud. Dat lijkje werd op een kleine rubberboot gelegd en overgedragen aan de politie. Dat maakte diepe indruk op deze mannen, die toch inmiddels wel aan iets gewend waren.
Ook stelde men dezelfde dag in het overstroomde gebied van Klundert 7200 flessen melk veilig. Die waren goed afgesloten en verkeerden dus nog steeds in uitstekende staat. Later vonden ze nog eens 12.000 flessen in Klundert, waarvan de melk eveneens nog voor consumptie geschikt bleek.
Italiaanse brandweerlieden verlenen hulp in noodgebieden na de Watersnood. (Bron: Harry Pot, Nationaal Archief)
26 dagen na de nacht van de ramp, werden in een volledig overstroomd huis vijf - nog levende - jonge katjes gered. Die werden mee naar het kamp genomen en bleven voor de rest van het verblijf bij hun Italiaanse redders.
Op 8 maart werden er in Klundert door de bemanning van twee amfibievoertuigen tien ton graan, opgeslagen in zakken, teruggevonden op de zolder van een gedeeltelijk ondergelopen en verlaten huis. Ook daar vonden ze nog een levend katje, dat de al in het kamp aanwezige huisdieren ging vergezellen.
Het afscheid
Op 9 maart werd gestopt met het werk en kregen ze de opdracht volgens de tussen de Nederlandse en de Italiaanse regering gemaakte afspraken de terugkeer voor te bereiden. Op 10 maart keerde men terug naar Milaan. Het verblijf in Nederland werd afgesloten met een feestavond in Zevenbergen. Als souvenir kregen alle leden van deze hulpcolonne een theelepeltje, natuurlijk met een Hollandse windmolen erop.
Tijdens hun verblijf sliepen de Italiaanse brandweermannen in treinwagons op de suikerfabriek van Zevenbergen. Deze foto is genomen bij hun vertrek vanaf station Zevenbergen. (Bron: Heemkundekring Willem van Strijen)
Bronnen
Malagamba, C., La tragic notte di S. Ignazio nell’inverno del 1953 in Olanda, Archivio Storico - Vigili del Fuoco Torino. (Geraadpleegd in februari 2020)
Mascherpa, G., Een trein naar Zevenbergen (vertaling via iinternet)
Uitgebreid e-mailverkeer met diverse Italiaanse brandweerhistorici die zich met hetzelfde item bezig hielden (2020-2023)
Met dank aan:
- Jan Heinen van het Watersnoodmuseum,
- Ebo Roek van Heemkundekring Willem van Strijen uit Zevenbergen
- Kees Hendrikx van Heemkundekring Die Overdraghe Klundert
voor hun medewerking aan dit artikel.