Auteur: Jeroen van den Eijnde

Joan Willems

Geboortedatum: | Sterfdatum:

politicus

Het Sint-Odulphuslyceum te Tilburg. (Foto: Paul van Galen, 1996, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Het Sint-Odulphuslyceum te Tilburg. (Foto: Paul van Galen, 1996, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Joannes Martinus Willems werd op 14 maart 1909 te Tilburg geboren als tweede kind van de onderwijzer Petrus Joannes Willems en Adriana Maria van Iersel. Hij trouwde in mei 1944 met Ina Tholens. Uit dit huwelijk werden elf kinderen geboren. Joan Willems overleed op 30 november 1974 te Tilburg.

Echt Brabants milieu

Na een kort verblijf op het klein-seminarie in Sint-Michielsgestel werd Joan Willems ingeschreven aan het Tilburgse Sint-Odulphuslyceum. Hier kwam hij terecht in een echt Brabants, door en door katholiek milieu. Rond een van zijn leraren op het gymnasium, de priester dr. P.C. de Brouwer, werd in 1926 het Noordbrabants Studentengilde opgericht.

Joan Willems werd ook gildebroeder. Door het gilde werd de regionale eigen aard op de voorgrond gesteld en gekoppeld aan de in deze jaren bij veel katholieke jongeren levende radicaal-idealistische denkbeelden. Hier ondervond Willems de eerste invloeden van een kritisch-katholieke houding, waarvoor hij niet ongevoelig bleek te zijn.

In 1928 ging Joan Willems in Amsterdam klassieke talen en archeologie studeren. Naast zijn studie was hij actief in de r.-k. studentenvereniging St. Thomas Aquinas. In 1930 was Willems er praeses. Hij kwam in deze jaren in contact met diverse studenten die er (rechts-)radicale politieke ideeën op na hielden. Zijn kritiek op de ideologische gelijkgezindheid van de katholieke zuil en de formele politieke eenheid die in de Rooms-Katholieke Staatspartij gestalte kreeg, zal hierdoor zeker zijn gevoed.

Intussen verloor Willems zijn geboorteprovincie niet uit het oog. Hij werd er in de jaren dertig een pleitbezorger en uitvoerder van onderzoek naar de archeologie en de vroegste geschiedenis. Zijn cultuur-historische en archeologische belangstelling leidde in 1936 tot de aanstelling als assistent-conservator bij het museum van het Provinciaal Genootschap in 's-Hertogenbosch. Hij raakte ook betrokken bij het tijdschrift Brabantia Nostra, dat in 1935 door leden van het studentengilde was opgericht en dat streefde naar emancipatie van Brabant.

 

Onder Duitse bezetting

De Duitse bezetting van Nederland in 1940 leek in de ogen van menigeen mogelijkheden te bieden voor een doorbreking van de vooroorlogse hokjesgeest. Brabantia Nostra opteerde vol enthousiasme voor deze kans en gaf mede de aanzet tot de oprichting van de Nederlandse Unie. Zijn nog steeds niet beëindigde studie legde Willems direct terzijde, om voor de Unie de afdeling Noord-Brabant op te zetten.

Met het verbod van de Unie op 14 december 1941, ging de gedachte aan een over de verzuiling heengrijpende eenheid niet verloren. Zij werd onder meer uitgebouwd in de voortaan illegaal opererende Uniekringen en in het gijzelaarskamp voor prominente Nederlanders in Sint-Michielsgestel. Willems raakte betrokken bij de illegale uitgaven van Je Maintiendrai en Christofoor.

De vele gesprekken en discussies met zijn vriend Geert Ruygers resulteerden in het gezamenlijk opgestelde en in Christofoor verschenen artikel Katholieke actie en politieke actie. Dit artikel bevatte een pleidooi voor een vrije politieke partijkeuze voor katholieken en samenwerking van gelijkgezinden met een verschillende levensbeschouwelijke achtergrond in één partij. De hier ontvouwde denkbeelden vormden de leidraad voor het latere politieke handelen van Willems.

 

De Partij van de Arbeid

Na de bevrijding ontpopte hij zich als een groot voorstander van deelname door katholieken aan een nieuwe 'doorbraak'-partij. Hierover werd onder meer levendig gediscussieerd in de vernieuwingsgezinde katholieke stichting en werkgemeenschap Christofoor. De meeste Christofoor-leden schaarden zich onder aanvoering van J.E. de Quay uiteindelijk toch weer onder de paraplu van een slechts uiterlijk vernieuwde katholieke eenheidspartij.

Zij meenden van binnenuit de gewenste doorbraak tot stand te kunnen brengen. Willems speelde een cruciale rol als spreekbuis van de kritiek tegen De Quay en tegen de de terugkeer van de Katholieke Volkspartij. Samen met Ruygers nam hij eind 1945, begin 1946, deel aan de besprekingen die uiteindelijk zouden leiden tot de oprichting van de Partij van de Arbeid, die de naoorlogse belichaming moest worden van de vernieuwingsidealen.

Het doorbraakkarakter van de PvdA trachtte men te onderstrepen door de oprichting van speciale 'werkgemeenschappen' voor de diverse levensbeschouwelijke richtingen. In 1947 werd Joan Willems voorzitter van de Katholieke Werkgemeenschap (KWG). Een jaar eerder was hij samen met Ruygers voor de PvdA in de Tweede Kamer gekozen.

Willems heeft gelijk gekregen toen hij de wens om de PvdA van binnenuit te vernieuwen, als onhaalbaar beschouwde. Een vernieuwing via de PvdA is echter eveneens buiten bereik gebleven. Maar weinig katholieken zouden het voorbeeld van Willems en de zijnen volgen. In 1954 kreeg de in PvdA-kringen weer opgelaaide hoop op een doorbraak een geduchte knauw door het bisschoppelijk mandement De katholiek in het openbare leven van deze tijd.

Een partijlidmaatschap van de PvdA werd nog net niet verboden, maar wel ten zeerste afgekeurd. Joan Willems speelde in deze kwestie opnieuw een cruciale rol. In een voor velen indrukwekkende rede tijdens het partijcongres in Leiden op 22 februari 1955, maakte hij bekend dat de KWG niet zou worden ontbonden. Katholieken zouden deel blijven uit maken van de PvdA. Het doorbraakkarakter van de partij was, hoewel nu nog symbolischer dan daarvoor, door deze beslissing van de KWG gered.

 

Latere politieke jaren

Vanaf deze tijd wijdde Willems zich meer aan culturele activiteiten en aan zijn werk in de Tweede kamer. Daar gold hij vooral als cultuurspecialist. Willems betoonde zich een groot voorstander van een verkleining van de kloof tussen kunstenaars en volk. Als belangrijkste wapenfeiten kunnen zijn inspanningen genoemd worden voor de instelling van de Raad voor de Kunst, de totstandkoming van de Monumentenwet en de oprichting van een Rijksdienst voor Oudheidkundig bodemonderzoek. Verder was Willems op zowel nationaal, regionaal als lokaal niveau actief in talrijke organisaties, commissies en overlegorganen die de cultuur in brede zin bestreken.

Ook toen zijn voornaamste aandacht werd getrokken door de landelijke politiek, bleef Willems Noord-Brabant een warm hart toedragen. Van 1953 tot 1974 was hij lid van Provinciale Staten. In de periode 1953-1966 was hij raadslid in zijn woonplaats Oisterwijk.

De werkgemeenschappen binnen de PvdA werden in de gepolariseerde sfeer van de jaren zestig als overbodig en achterhaald beschouwd. De KWG werd in 1969 opgeheven. Om zijn praktisch-politieke kennis en ervaring was Willems nog wel gewaardeerd. Hij werd echter te veel geïdentificeerd met de oude, op concensus gerichte politiek van de PvdA en zou tenslotte in 1970 tegelijk met Geert Ruygers het veld ruimen.

Na de beëindiging van zijn 24-jarige kamerlidmaatschap kwam Joan Willems eindelijk op een plaats terecht die hij al langer ambieerde. Hij werd als gedeputeerde aangesteld in 'zijn' provincie Noord-Brabant. In 1974 nam Willems afscheid, slechts enkele maanden vóór zijn dood op 30 november van datzelfde jaar.

De organisator, de tacticus, de spreker, de bemiddelaar. Het zijn karakteristieken die zonder meer van toepassing zijn op Joan Willems. Vóór alles is hij in zijn politieke handelen en denken echter te karakteriseren als een idealist. Gedurende het belangrijkste deel van zijn politieke loopbaan werd Willems gemotiveerd door een diep-religieus geïnspireerde visie van een op rechtvaardigheid en solidariteit gebaseerde toekomstige samenleving. Een maatschappij waarin tevens een vrije politieke partijkeuze mogelijk moest zijn. Dit idealisme maakte hem tegelijkertijd tot een tragisch figuur. Het grootste deel van zijn leven heeft Joan Willems gewijd aan idealen die (nog) onrealistisch bleken.

 

Bronnen


Van den Eijnde, J., Joan Willems, ongepubliceerde doctoraal scriptie, Katholieke Universiteit Nijmegen, 1990.

Van den Eijnde, J., "Joan Willems en de Doorbraak" in: Noordbrabants Historisch Jaarboek, deel 9, 1992.


Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 1, Amsterdam/Meppel, 1992.