De Koninklijke Verenigde Lederfabrieken (KVL) te Oisterwijk

Interieur met stoommachine KVL Oisterwijk

Interieur met stoommachine KVL Oisterwijk. (Foto: Kris Roderburg, augustus 2002, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed / Wikimedia Commons)

Het fabriekscomplex van de voormalige Koninklijke Lederfabrieken Oisterwijk getuigt van de turbulente industriële ontwikkelingen in de leerindustrie binnen Brabant, Nederland en Europa.

Leer en Oisterwijk

In Oisterwijk was er sprake van een lange traditie van leerlooijerij. Gedurende een aantal eeuwen waren er volmolens aanwezig geweest op de Voorste Stroom en in de negentiende eeuw maakte de leerindustrie een stormachtige groei door, mede door de combinatie met de lokale schoenmakersindustrie. Nadat specialisatie verder intrad en het looien en vervaardigen van schoenen twee specifieke bedrijfsvormen werden, werd in 1916 het fabriekscomplex van de N.V. Lederfabriek Oisterwijk gebouwd.

 

leder.jpg

De voormalige N.V. Lederfabriek in Oisterwijk. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden
Grootschalige fabricage

De looierij groeide snel uit tot een van de grotere spelers in de regio; na een fusie met de Amsterdamsche Leerlooierij kon het bedrijf door zijn grootte en kapitaal een aantal van de lokale looierijen wegconcurreren. Eén van de grote voordelen van het fabriekscomplex was de locatie: vlak naast de spoorlijn, waardoor het eindproduct snel vervoerd kon worden naar Tilburg en Eindhoven. In 1932 kreeg het bedrijf het predicaat “Koninklijk” en groeide uit tot een van de grootste lederfabrikanten van Europa, een positie die het bedrijf tot ver in de jaren ’80 van de twintigste eeuw wist te behouden.

 

lederoisterwijk.jpg

Voormalige N.V. Lederfabriek Oisterwijk. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)

Val en wederopbouw

Door een afname van de vraag naar leer in de jaren ’90 van de twintigste eeuw werd het voor het bedrijf steeds moeilijker om te blijven concurreren, wat uiteindelijk resulteerde in de sluiting van de KVL-fabriek in 2000. De unieke industriële bouwstijl zorgden ervoor dat het complex een geschikte locatie bleek voor ruimtelijke herontwikkeling, onder meer door tijdelijke herbestemming van leegstaande bedrijfsgebouwen, place-making en de aanleg van woningbouw op en om het terrein.

Dit sloot nauw aan bij de stroming van de industriële archeologie, die in de jaren ’80 van de twintigste eeuw in zowel Groot-Brittannië als Duitsland opkwam en ook in Nederland navolging kreeg. Industrieel erfgoed kreeg in heel Europa een herwaardering, waarbij de relieken van oude industrieën juist de identiteit van dorpen, steden en streken benadrukten en de impact daarvan op de lokale gemeenschappen. Hierdoor is een uniek stukje industrieel verleden van Oisterwijk voor toekomstige generaties bewaard gebleven, terwijl het ondertussen tevens een perfect voorbeeld is van de mogelijkheden die industrieel erfgoed kan bieden bij herontwikkeling.

 

Bronnen

Couwenberg, R., e.a., Herbestemming hoofdgebouw KVL terrein te Oisterwijk (Scriptie).

Fontys Hogeschool voor de Kunsten, Time based KVL : stapsgewijs herbestemmen van cultureel erfgoed, Tilburg, 2013.

Rooijakkers, A., “De Lederfabrieken in Oisterwijk”, CuBra, via: http://www.cubra.nl/specialebijdragen/verganeglorie/oisterwijkleerfabriek.htm (stand op 12 juli 2018).

Van den Berg, H., e.a., 100 verhalen van de looierij KVL Oisterwijk, Oisterwijk, 2016.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Van Oudheusden, J., “Herinneringscultuur in enkele Noord-Brabantse steden in de negentiende en twintigste eeuw”, in: Noordbrabants Historisch Jaarboek (nr. 29, 2012), 159-177.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 241 en een tekst van M. Schlingmann, zoals eerder gepubliceerd op www.brabantserfgoed.nl