Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren de zussen Netty, Betsy en Trijntje al verloofd of getrouwd en woonden niet meer in Geertruidenberg. Oudste dochter Bethrina was toen nog steeds vrijgezel, ze woonde in bij haar oude oom Salomon en haar tantes Rika en Sofia (Fie) Kalker aan de Stationsweg. Ook was ze vaak te vinden bij de familie Van Beek, waar ze paste op de nog jonge kinderen Jet en Jan.
Maatregelen
Na de Duitse bezetting lijkt het leven nog zijn gewone gang te gaan, maar allengs worden de eerste maatregelen tegen de Joden genomen. Februari 1941 worden de veertien Joodse inwoners van Geertruidenberg verplicht zich te registreren. Ziet Bethrina in de eerste oorlogsjaren haar zussen nog weleens? Zus Trijntje wordt opgepakt tijdens een razzia in Amsterdam en op 24 juli 1942 vergast in Auschwitz.
Wisten haar ouders van haar wrede lot? Niet lang daarna duikt broer Jaap onder, net als haar ouders Mozes en Magdalena Kooperberg. Ze worden 18 november 1942 uitgeschreven uit het bevolkingsregister in Geertruidenberg. De zussen Netty en Betsy weten ook een onderduikadres te vinden. Bethrina is met haar blonde haren niet direct herkenbaar als Joodse vrouw. Hoopt ze zo de dans te ontspringen? Wil ze niet onderduiken of wil ze haar oude oom en tantes niet in de steek te laten? Oudere inwoners van Geertruidenberg weten dat Bethrina lijdt aan toevallen en dat zou mogelijk gevaar opleveren bij het onderduiken. Of vertrouwt de immer optimistische Bethrina op de goede afloop?
Op 9 april 1943 vertrekt ze samen met nog negen andere Joodse bewoners uit Geertruidenberg naar Kamp Vught. Ze stappen vrijwillig op de trein naar Den Bosch. De burgemeester had nog een vergeefse poging ondernomen om de drie oudste Joden in Geertruidenberg achter te laten blijven. Bethrina is nog optimistisch als ze op de trein stapt. Naar omstanders roept ze: "Ik ben ziek en kom zo terug." Eenmaal in Kamp Vught stuurt ze nog een brief en een briefkaart aan de familie Van Beek, gedateerd 24 april 1943.
We leven nog minder dan de beesten
"De eerste nacht dat we hier waren hebben Tante Fie en ik ondanks alles liggen lachen als gekken. Zooals het er toen toeging, niemand kon slapen en huilen, gillen. Enfin het was vreeselijk gewoon, maar nu gaat het slapen toch beter, en vind je het naar als ’s morgens de bel gaat."
"Verleden week zondag mochten de mannen niet komen, toen liepen alle dames naakt in de barakken, reden: we moesten ontluisd worden en toen het er op aan kwam gebeurde het maandagavond 9 uur dus die dag ook weer geheel naakt."
"O, als jullie toch eens door een spleetje ons konden zien, U weet dat ik altijd optimistisch was hé, en heb dagen van nog hoor maar soms denk je dat heel het kamp gek wordt van de behandeling. Het is nog minder dan min, zooiets had ik me nooit voor kunnen stellen, we leven nog minder dan de beesten."
"Ze noemen het hier de moordcentrale en als jullie zouden weten hoe wij het hier hebben zouden de poorten bestormd worden maar we hebben nu goede moed. Kan dat?"
Niet lang na het laatste levensteken van Bethrina Kooperberg werd ze op 9 mei 1943 naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Twee dagen later vertrok haar trein naar Sobibor en op 14 mei 1943 werd de gaskraan opengedraaid voor Bethrina Kooperberg. Toch vergat Geertruidenberg haar niet. Na 75 jaar leeft haar naam nog altijd voort in een struikelsteen voor de deur van haar laatste huis op Stationsweg 5.
Bronnen
Oudheidkundige Kring “Geertruidenberghe”, De Dongebode, Geertruidenberg, 2008.