De schepenbank van 's-Hertogenbosch

07180.jpg

Het zegelstempel van schepen Hendrik van Son uit 1295. (Bron: Het Noordbrabants Museum)

Alle rechten voorbehouden

De stadsmuren en wallen rond de Brabantse steden dienden allereerst om gevaar af te wenden en aan de inwoners bescherming te bieden. Maar behalve dat praktische nut hadden ze ook een symbolische betekenis: ze omsloten en markeerden een stedelijke gemeenschap. Dat werd destijds door iedereen, stedelingen en buitenstaanders, als een realiteit ervaren.

De stad was als het ware een wereld op zich, een klein, uniek universum, met eigen wetten, regels en gebruiken en met bijzondere privileges die haar in de loop van de tijd verleend waren. Het poorterschap, een soort stadsburgerschap, was dan ook een begerenswaardig iets, dat zelfs de plattelandsadel zich niet liet ontgaan. Het bracht dan wel verplichtingen mee, maar bood toch vooral voorrechten en het werd ook niet zonder meer aan iedere ingezetene van de stad vergund.

Vanaf het begin hadden de steden ook een innige band met het omringende platteland, maar die was niet gebaseerd op gelijkwaardigheid. De belangen van het platteland waren niet alleen feitelijk maar zelfs formeel ondergeschikt aan die van de steden. Pas met de komst van de eenheidsstaat in de negentiende eeuw zou daarin verandering komen. Het stadsbestuur, met de schepenbank als kern, was de belichaming van die zelfstandige en bevoorrechte positie van de stad en haar poorters en tegelijk de behoeder ervan.

’s-Hertogenbosch bewaart twee even omvangrijke als zeldzame collecties die herinneren aan de stedelijke autonomie, maar ook aan de overheersende invloed van de stad op het leven in de Meierij. De eerste is het zogeheten Bosch’ Protocol, een archief van letterlijk honderdduizenden akten uit de periode van 1362 tot 1809, gebundeld in 620 perkamenten banden, die samen zo’n 350 meter aan plankruimte beslaan.

De akten zijn verslaglegging van vrijwillige rechtspraak: overeenkomsten die mensen met elkaar gesloten hebben over een koop of een verpachting, beloftes van betaling, verdeling van erfenissen en boedelscheidingen, maar bijvoorbeeld ook weddenschappen. Door die afspraken formeel vast te leggen ten overstaan van de Bossche schepenen kreeg men de zekerheid dat als een van de partijen in gebreke bleef, de ander – met de akte in de hand − zijn recht kon halen bij de schepenbank, die ook recht sprak. Omdat de Bossche schepenbank bevoegd was in de hele Meierij, kwam men ook uit het gehele gebied naar het Bossche stadhuis om er zakelijke overeenkomsten te laten vastleggen.

07356.jpg

De zegelstempel van schepen Herman van Heumen uit 1587. (Bron: Het Noordbrabants Museum)

Nadat de overeenkomst in minuut was vastgelegd in het schepenprotocol, kregen de partijen elk een op perkament uitgeschreven akte uitgereikt, waaraan twee schepenen hun zegel hadden gehecht. De bronzen of zilveren stempels waarmee die zegels in de was werden gedrukt, werden gewoonlijk vernietigd als de zittingstermijn van de betreffende schepen verlopen was. Zo kon misbruik voorkomen worden. In Den Bosch echter zijn de stempels altijd bewaard. Deze unieke collectie van maar liefst 499 zegelstempels, de oudste uit 1295, de jongste uit 1793, wordt nu bewaard in het Noordbrabants Museum.  

 

Bronnen

Kuijer, P., ‘s-Hertogenbosch. Stad in het hertogdom Brabant, Zwolle/‘s-Hertogenbosch, 2000.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 52.