Erfgoedinstelling

Museum De Muts

De collectie omvat mutsen en poffers uit de periode van ca 1850 tot 1950. Voor het merendeel betreft het Brabantse mutsen. De muts droeg men door heel Brabant van plaats tot plaats in allerlei variaties en veel verschillende benamingen, onder andere klein mutsje, koveltje, Kempische muts, Eindhovens mutsje, kindermuts, kroezel of kroon, ondermuts, paske, zondagse poffer, rouwpoffer, halve rouwpoffer, kindermuts, cornetmuts, drie-toerkes muts, daagse muts enz. De mutsen werden gemaakt door mutsenmaaksters die vaak met eenvoudig gereedschap ware kunstwerken wisten te ontwerpen. Een aantal van deze 'kunstwerken' is opgenomen in de collectie.

De poffer is midden 19e eeuw ontstaan als paske, aanvankelijk een smalle strook stof versierd met smalle geplooide stof, die uitgroeide tot een ware bloemenkrans en werd over een witte muts gedragen. Het is een typisch Brabantse dracht, die een statussymbool voor de vrouw op het Brabantse platteland werd en vormt een onderdeel van de Brabantse Klederdracht voor vrouwen. Bijna iedere dorp in Brabant had vroeger mutsenmaaksters die elk een eigen ontwerp hadden. De poffer werd hoofdzakelijk gedragen bij zon- en feestdagen en bij trouw en rouw. De hoofddracht bestaat uit een kleine zwarte ondermuts, daaroverheen kwam een kante muts en daaroverheen de bloemenkrans, de poffer.

In het museum wordt een rondleiding langs de collectie gegeven. 

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.