Een Spaanse gastarbeider in Uden

Manuel Pérez Madueño over zijn komst naar Nederland en zijn werk bij de Pluimveecentrale Uden

Manuel Pérez Madueño in de werkkantine. (Foto: fotograaf onbekend, datum onbekend, collectie Manuel Pérez Madueño)

Manuel Pérez Madueño in de werkkantine. (Foto: fotograaf onbekend, datum onbekend, collectie Manuel Pérez Madueño)

Alle rechten voorbehouden

In juli 2021 sprak Raúl Hoyas in het kader van een documentaire met Manuel Pérez Madueño over zijn komst naar Uden in 1971 om daar bij de Pluimveecentrale Uden (Pingo) te gaan werken. Manuel vertelde daarbij ook over zijn leven in Uden.

Aankomst

“In februari 1971 kwam het hoofd van de personeelsdienst van Pingo, meneer Ezelman, samen met Lorenzo Hoyas Gomez, ‘Tito’, naar Cordoba, waar ik woonde. Lorenzo was een Spaanse medewerker van Pingo die tolkte. Ze wilden 25 Spanjaarden werven om naar Nederland te komen en bij Pingo te gaan werken. Lorenzo vertelde ons over de fabriek, een kippenslachterij, en over hoe het werk in de fabriek was.

Ik meldde me aan en na een kort onderzoek werd ik goedgekeurd. Het waren destijds immers moeilijke tijden in Spanje. Ik had wel een baan als juwelier en juweelontwerper, maar dat verdiende in die tijd niet veel.

Het is natuurlijk moeilijk om in de trein te stappen naar een land dat je niet kent, maar we gingen er met een grote droom heen. Hier in Spanje sprak men altijd over hoe het in rijkere landen was en dat je daar veel geld verdiende - wat uiteindelijk wel meeviel.

Ik herinner me dat ik met de trein naar de Franse grens reisde en daar overstapte op een trein die naar de Nederlandse grens ging. Die treinen waren erg oncomfortabel, we zaten wel met tien in een ruimte. Bij de Nederlandse grens werden we met de bus opgehaald en naar een huisvesting met meer Spanjaarden gebracht. Ik kwam in Nederland aan in april 1971, toen was ik nog maar 27 jaar. Ik kwam alleen, maar na een jaar trouwde ik in Spanje met mijn vriendin en kwam zij ook naar Nederland.”

 

De fabriek

“Tijdens het werk in de fabriek was Lorenzo onze tolk. Langzaamaan leerde ik zo wel wat Nederlands. Ik herinner me dat er in de fabriek ook een wat oudere dame rondliep die een dialect sprak dat ik niet helemaal verstond. Ik zei maar altijd ‘ja’ tegen haar. Op een dag vroeg ze weer iets en ik antwoordde zoals gewoonlijk met ‘ja’. Een paar dagen later begroette iedereen me ineens heel enthousiast. Het bleek dat ik me kandidaat had gesteld voor de vakbondsverkiezingen en dat ik ruim verkozen was!”

Het Spaanse voetbalelftal in Uden. (Foto: fotograaf onbekend, datum onbekend, collectie Manuel Pérez Madueño)

Het Spaanse voetbalelftal in Uden. (Foto: fotograaf onbekend, datum onbekend, collectie Manuel Pérez Madueño)

Alle rechten voorbehouden

Voetbal

“Met een groep Spanjaarden uit verschillende Spaanse provincies vormden we een voetbalteam. Samen speelden we elke week drie wedstrijden tegen andere teams. Ik woonde in het Beatrixhof, in de buurt van een park. In dat park trainden we elke dag na werktijd. We speelden dan gewoon continu een wedstrijd, vier uur lang. Als er iemand in kwam, ging er iemand anders uit en zo draaide dat door. Het was een groep met jonge jongens tot oude mannen, echt van alle leeftijden, allemaal medewerkers van Pingo. Dat was onze training.

Met dat Spaanse voetbalelftal van de Pingo - er waren maar twee Nederlanders bij, Leo en Kor - begonnen we langzaam beroemd te worden. Sommige van ons werden ook echt bekend in Uden. Ik was de topscorer van het team!

Heel veel andere teams uit de omgeving nodigden ons uit om tegen ons te spelen. We hebben gespeeld tegen gevangenen uit de Udense gevangenis, tegen een team van Turkse gastarbeiders, tegen een team van buschauffeurs, tegen een team van Indonesiërs, tegen het team van Philips, etc. Het waren wedstrijden tegen allerlei bedrijfsteams, maar we speelden ook onderlinge wedstrijden, bijvoorbeeld tussen de getrouwde en ongetrouwde Spanjaarden van Pingo. We speelden niet al te slecht!”

 

Contact met thuis

“Zowel mijn vrouw als ik hebben geen dag gehad in Uden dat we niet aan Spanje dachten. Ik had veel vrienden in Spanje en er zijn ook veel momenten geweest dat ik spijt had dat ik naar Nederland was gekomen.

Manuel Pérez Madueño met andere Spaanse gastarbeiders. (Foto: fotograaf onbekend, datum onbekend, collectie Manuel Pérez Madueño)

Manuel Pérez Madueño met andere Spaanse gastarbeiders. (Foto: fotograaf onbekend, datum onbekend, collectie Manuel Pérez Madueño)

Alle rechten voorbehouden

Toen mijn vriendin nog in Spanje was, heb ik haar maar een keer per telefoon vanuit de fabriek gesproken. Ik stuurde haar wel twee keer per week brieven. Die heb ik helaas niet bewaard, maar we hadden het over de gewoonlijke dingen waar je het met je vriendje of vriendinnetje over hebt. Ik vertelde haar dan over wat ik die dagen had gedaan, hoe het in de fabriek was, hoe Nederland was om in te leven. Natuurlijk zei ik altijd dat ik haar miste en dat ik haar heel graag wilde zien. Ik was heel blij dat ik haar zo toch kon spreken.

Ik schreef ook brieven naar mijn ouders, zodat zij niet ongerust werden over me. Ik vertelde hen uiteraard altijd over de goede dingen!”

 

Weekenden

Ook in Nederland had ik veel vrienden. Met hen maakte ik ook veel plezier in de weekenden. In Nederland had ik een motor en toentertijd was er een heel populair liedje dat ‘Manuela’ heette. Ik schilderde ‘Manuela’ op mijn motor en liet hem achter voor de dancing. Al mijn vrienden wisten dan meteen: ‘hier is Manuel!’ en gingen dan daar naar binnen. Er was een bar - die nu nog steeds bestaat - die we de Turkse bar noemden. Daar stond een jukebox met muziek waarop we konden dansen.

Manuel Pérez Madueño met zijn vrouw en scooter. (Foto: fotograaf onbekend, datum onbekend, collectie Manuel Pérez Madueño)

Manuel Pérez Madueño met zijn vrouw en scooter. (Foto: fotograaf onbekend, datum onbekend, collectie Manuel Pérez Madueño)

Alle rechten voorbehouden

Toen mijn vrouw eenmaal in Nederland was, kwam er een einde aan het plezier! In die weekenden kwamen altijd veel Spaanse en Nederlandse stellen bij mij en mijn vrouw thuis. Mijn vrouw kookt heel goed en meestal kwamen er op zaterdag dan wel mensen eten. De productieleider van Pingo en zijn vrouw kwamen vaak eten. Zij hielden echt van het eten dat mijn vrouw maakte, terwijl de meeste Nederlanders Spaans eten niet zo lekker vonden. We kregen op deze manier veel goede vrienden. Dat zijn mijn beste herinneringen: dat we in onze weekenden zoveel Nederlandse en Spaanse vrienden ontmoetten en samen zoveel lachten.”

 

Terugblik

“In het dorp Uden waren wij Spanjaarden zeer geliefd, ik had veel Nederlandse vrienden. Maar ik herhaal, er zijn veel momenten dat ik er spijt van had dat ik naar Nederland toe kwam. Toch was ik erg gelukkig in Nederland en heb ik er veel dingen geleerd.”

 

De kleinzoon van Lorenzo Hoyas Gomez, Raúl Hoyas, is documentairemaker en verzamelt de verhalen van de Spaanse ‘gastarbeiders’ die in de jaren ‘70 naar Uden kwamen. Meer informatie over zijn project vind je op zijn website.