Bakhuisjes en andere ovens

Bakhuisje in Gassel

Bakhuisje in Gassel, gebouwd in de negentiende eeuw. (Foto: Wies van Leeuwen (Provincie Noord-Brabant), 20-07-1987, collectie BHIC, nr. PNB001003316)

Alle rechten voorbehouden

Wanneer je als Brabander tussen 1890 en 1950 je eigen brood bakte, maakte je gebruik van een eigen oven, of van een oven in de buurt. Deze ovens werden in deze periode vrijwel altijd met opgestookt hout verhit, zeker als er door boeren in gebakken werd. Er zijn verschillende soorten houtgestookte ovens te onderscheiden. 

Soorten ovens 

Allereerst was er de inpandige oven. Dit was een oven die zich in de herd van de boerderij bevond, in de schouw onder de schoorsteen. De herd was het woonvertrek in een boerderij, omdat dit vaak de enige plek was waar vuur gestookt kon worden om het huis warm te houden. Hier kon een ketel boven een open haardvuur gehangen worden om eten te bereiden, hoewel dit open vuur na 1890 vaak al vervangen was door een kachel. Zo was de plattebuiskachel na die tijd in heel veel huishoudens aanwezig. Deze kachel kon ook als fornuis gebruikt worden. In sommige plattebuiskachels zat daarnaast nog een klein oventje, zoals in de onderstaande plattebuiskachel die zich in Museum de Vier Quartieren in Oirschot bevindt. Zo'n oventje was wel een stuk kleiner dan de meeste houtgestookte ovens. 

Plattebuiskachel Museum De Vier Quartieren Oirschot

Plattebuiskachel in Museum De Vier Quartieren, Oirschot. (Bron: Plattebuiskachel, objectnummer HS 176, ca. 1900, Museum De Vier Quartieren Oirschot)

Alle rechten voorbehouden

Naast de inpandige oven was er de uitpandige oven. Deze houtoven werd als een klein huisje aan de boerderij vastgebouwd. De oveningang bevond zich ergens in de binnenmuur van de boerderij, maar de ovenholte zelf zat aan de buitenkant.

Uitpandige oveningang Paulus van Daesdonck

Uitpandige oveningang in de muur van Heemkundig Museum Paulus van Daesdonck, Ulvenhout. De oveningang bevindt zich in een nis. Het oorspronkelijke ovengebouwtje aan de buitenkant is afgebroken.

Alle rechten voorbehouden

Ten slotte waren er ook nog bakhuisjes. Deze bakhuisjes kwamen veelvuldig voor op het Brabantse platteland, net als in de rest van Nederland en het nabijgelegen Vlaanderen. Inmiddels zijn er veel in onbruik geraakt of zelfs afgebroken. Een bakhuis was een losstaand gebouwtje, vaak met een pannendak in verband met brandgevaar. Bakhuisjes waren van variërende grootte. Soms werd een bakhuis door meerdere personen in de buurt gebruikt. Deze bakhuizen waren meestal wat groter. In zo'n gemeenschappelijk bakhuis bakten buren niet alleen: het was ook een plek om samen te komen en nieuws uit te wisselen. 

Bakhuisje in Gassel

Bakhuisje in Gassel, gebouwd in de negentiende eeuw. (Foto: Wies van Leeuwen (Provincie Noord-Brabant), 20-07-1987, collectie BHIC, nr. PNB001003316)

Alle rechten voorbehouden

Van bakhuis naar oven binnenshuis

Het feit dat er verschillende soorten ovens zijn, is wel te verklaren. Bakhuisjes zijn erg geschikt wanneer het risico op brand bestaat. Om die reden zijn ovens in bakhuisjes buitenshuis ook de oudste vorm. Volgens de Vlaamse heemkundige Jozef Weyns, die een boek aan het bakhuis heeft gewijd, stond het oudste -hem uit de archieven bekende- Brabantse bakhuis in Keldonk, in het jaar 1387. George Dirven en Pieter Parel noemen in hun boek Water en brood verschillende voorbeelden van archiefstukken waarin vroegvijftiende-eeuwse bakhuizen in Den Dungen genoemd worden. Boerderijen werden lange tijd gebouwd met hout en leem en hadden een dak van stro of riet. Pas toen er steen werd gebruikt bij de bouw van boerderijen, werd het ook mogelijk om een stenen rookkanaal en schoorsteen te metselen in de boerderij zelf.  

Deze verstening van boerderijen gebeurde waarschijnlijk geleidelijk. De vroegste bronnen die hier op wijzen, beginnen vanaf het jaar 1600. Dirven en Parel noemen in hun boek voorbeelden van inscripties in schouwbalken van stenen schoorstenen uit de zeventiende eeuw: deze zijn bijvoorbeeld terug te zien in Gemert, Cromvoirt en Den Dungen. In de praktijk zal de bouw van een stenen rookkanaal bij veel boerderijen pas later gebeurd zijn, omdat het laten bouwen van een stenen rookkanaal niet goedkoop was en daardoor vooral was weggelegd voor de meer welgestelde boeren. Aangezien deze voorbeelden maar uit enkele Brabantse plaatsen afkomstig zijn, is hierdoor ook niet met zekerheid te zeggen dat dit overal in Brabant al zo vroeg gebeurde.  

Wat wel zeker is, is dat de bouw van inpandige ovens een positieve verandering teweegbracht. Nu kon er op een veilige manier binnenshuis een vuur gestookt worden dat heet genoeg was om brood te kunnen bakken: hiervoor hoefde de boer niet meer naar een buitengelegen bakhuis. Toch ging niet iedereen direct over op zo'n oven: naast het feit dat het niet goedkoop was, had het weinig toegevoegde waarde om een inpandige oven te laten bouwen als er nog een goed bakhuis stond, zeker omdat bakhuizen alsnog veiliger waren mocht er toch brand uitbreken. Daarnaast waren inpandige ovens vaak kleiner dan ovens in bakhuizen. Als er veel monden gevoed moesten worden, kon dat ook een reden zijn om het bakhuis te behouden. Om al deze redenen zijn de verschillende typen ovens gelijktijdig gebruikt.  

Verder gebruik van ovens en bakhuisjes 

Boeren en bakkers gebruikten bakhuisjes en inpandige of uitpandige houtovens niet alleen voor het bakken van brood en andere deegproducten. Bij het opstoken van een oven kwam heel veel warmte vrij, en hier werd handig gebruik van gemaakt. Ik noem een aantal voorbeelden die ik onder meer vond in een serie ingevulde vragenlijsten over het bakhuis in de Kempen uit het archief, die bevestigd en aangevuld werden door de herinneringen van een aantal heemkundigen en vrijwilligers van streekmusea die ik heb gesproken. 

Allereerst gebruikte men de in de doofpot geschoven kooltjes voor het verwarmen van strijkbouten, voetstoven en beddenpannen. 

Strijkbout Heemkundekring De Elf Rotten

Strijkbout die met hete kooltjes gevuld kan worden. (Bron: collectie Heemkundekring De Elf Rotten Heesch)

Alle rechten voorbehouden

Daarnaast liet men de warmte die na het bakken in de oven achter bleef ook niet verloren gaan. Deze lagere, maar nog steeds warme, temperatuur was heel geschikt om appeltjes te drogen, paté of andere vleesgerechten te garen of te wecken en om takkenbossen voor de volgende bakdag te drogen. Weyns noemt in zijn boek over bakhuizen de volgende anekdote: warme ovens schijnen zelfs weleens gebruikt te zijn tegen reuma, verkoudheid en hoesten. Hierbij kroop de zieke zelf in de oven. Het is echter niet zeker of dit ook in Noord-Brabant gebeurd is. 

Bakhuisjes zelf waren ook bijzonder geschikt voor andere bezigheden naast bakken, waarbij verwarming moest plaatsvinden. Zo was het bakhuis vaak de plek om veevoer te koken, in bad te gaan en om water te koken voor de was. Ook wanneer eenmaal per jaar het vetgemeste varken geslacht werd, was het bakhuis vaak de plek waar water gekookt werd en waar de ladder stond om het varken tegenaan te hangen. De zolder van een bakhuis kon daarnaast dienen als opslagplaats of slaapgelegenheid. De ruimte onder de oven was als droge plek geschikt om bijvoorbeeld aardappels op te slaan. Hier werd ook wel het witte zand bewaard, dat onder meer gebruikt werd om het in de vorm van een zandtapijt op de vloer te strooien.  

 

Bronnen 

Weyns, J., Bakhuis en broodbakken in Vlaanderen, Sint-Martens-Latem, 1963. 

Dirven, G. en Parel, P., Water en brood. Putten en bakhuizen in het Groene Woud, Woudrichem, 2017. 

Nagelkerke, K. en Tankink, J., Als een bakhuisje praten kon..., Prinsenbeek, 2004. 

Maas, H., “Dungense bakhuizen” in: Het Griensvenneke (jrg. 41, nr. 2, juni 2016), 8-14.

H. Mandos, “Onderzoek (ingevulde vragenlijsten en adreslijsten) naar bakhuis in Kempen, 1959”, inventarisnummer: 1260 volgnummer 82, Brabants Historisch Informatie Centrum.