Vogelnamen in het Brabants

WBD Koolmees (1)

Ik ben opgegroeid in Middelrode in een huis waar niet alleen mijn vader, moeder en broer woonden maar ook mijn grootouders aan moederszijde. Ik ben vernoemd naar mijn grootvader, Jos de Laat, en ik was vaak bij mijn opa en oma te vinden. Jos de Laat leerde mij de vogels in onze tuin kennen, de vink, de mus, ’t biediefke, de malder, de morkolf, de gruunsel, ’t spinneweverke, de blauwlegger, enzovoort.

Ik mocht ook zijn boeken over dieren gebruiken waaruit ik graag de vogels overtekende, zoals Vogels der wereld uit 1963 van de Deense zoöloog Hans Hvass.

Maar daar zag ik dat diezelfde vogels uit onze tuin heel anders heten. De vink was een botvink en de mus een huismus, de andere heetten koolmees, merel, gaai, groenling, grauwe vliegenvanger, heggenmus enzovoort.

 

Woordenboek van de Brabantse Dialecten

Vele jaren later, in 1995, begon ik als junior onderzoeker aan de Katholieke Universiteit Nijmegen bij het Woordenboek van de Brabantse Dialecten (WBD). Het WBD werd van 1967 tot 2005 samengesteld aan de KU Nijmegen en de KU Leuven. Het was een initiatief van prof. dr. Toon (A.A.) Weijnen uit Fijnaart, hoogleraar dialectologie en vergelijkende taalwetenschap, en de eerste medewerker was Jan van Bakel uit Nuenen. Weijnen begon in de jaren zestig met het versturen van dialectvragenlijsten die de basis zouden gaan vormen voor het WBD. Ik heb vijf van de in totaal 33 afleveringen van het WBD samengesteld, waarvan de eerste over de woordenschat van de vogels ging. Dat werk voelde allicht als thuiskomen. Ik ploegde stapels geschreven vragenlijsten door, waarin informanten voor vrijwel alle dorpen uit de provincies Vlaams Brabant, Antwerpen en Noord-Brabant hun dialectnamen voor vogels hadden genoteerd. De belangrijkste vragenlijsten waren die van de eigen Nijmeegse universiteit uit 1961 en die van de Dialectencentrale (het latere Meertens Instituut in Amsterdam) van 1938. 

Bij het doorploeteren van al die vragenlijsten en het intikken van de gegevens in een heuse Filemaker-databank (in 1995 best vooruitstrevend) kwam ik de biediefkes en malders weer tegen, maar ik zag ook dat er voor veel van de vogels tientallen andere namen werden gebruikt. Die enorme verscheidenheid aan dialectwoorden werd onderwerp van mijn proefschrift (verdedigd in 2000), Lexicale variatie cognitief-semantisch benaderd. Over het benoemen van vogels in Zuid-Nederlandse dialecten. De databanken en de 33 afleveringen zijn digitaal beschikbaar op e-wbd.nl.

Taalkaarten

Voor deze bijdrage heb ik vijf onderwerpen uit de Vogels-aflevering van het WBD uitgekozen: de gaai, merel, koolmees, groenling en steenuil. Van de woordverzamelingen, die de kennis van deze dialectwoorden van voor 1960 aangeven, zijn taalkaarten gemaakt.

In de zomer van 2022 heb ik samen met medewerkers van Erfgoed Brabant opnieuw de vraag gesteld hoe de gaai, merel, koolmees, groenling en steenuil in het dialect worden genoemd. Dat deden we via sociale media-kanalen: Twitter, Facebook en Instagram. De antwoorden geven een kijkje in de kennis van zo’n zestig jaar later.

De gaai

gaai

Een gaai.

Voor de gaai kregen we de meeste antwoorden op onze vraag. Hieronder volgt de lijst van dialectwoorden met de plaatsen waarvoor ze werden gegeven. De cijfers voor de vogelnamen geven aan dat ze op het kaartje staan; de andere woorden kwamen maar een of twee keer in deze lijst voor en staan daarom niet op de kaart. 

1) Annebroek (Hoogerheide)

1) Hannebroek (Zundert, Dorst)

1) Anniebroek (Bergen op Zoom, Roosendaal)

1) Hanniebroek (Hoeven)

2) Broekannie (Bergen op Zoom)

2) Broekhannek, broekhannik (Dongen, Kaatsheuvel, Oosterhout)

Hannik (Alphen)

Hanniekauw (Veldhoven, Tongelre)

Kauw (Sint-Oedenrode)

Hannekemèjer (Oss)

Morhannik (Valkenswaard)

Morhanne (Valkenswaard)

Meerkol (Tilburg)

3) Markörf (Someren)

3) Merkorf (Lieshout)

3) Mertkurf, Mèrtkurref (Asten)

4) Markolf (Oirschot)

4) Morkolf (Alphen, Orthen, Uden, Boxtel, Den Dungen, Schijndel, Rosmalen)

Molkolver (Heesch)

Motkolver (Schaijk)

Hikster (Lage Mierde, Reusel)

Schreeuwekster (Den Bosch)

Vlaamse gaai (Hilvarenbeek)

Roeter (Herselt)

 

Dialectwoorden voor 'Gaai'. (Bron: Jos Swanenberg, 2022)

(Dialect)woorden voor 'Gaai'. (Bron: Jos Swanenberg, 2022)

De kaart laat zien hoe de vier meest gegeven dialectwoorden mooi verdeeld zijn over vier verschillende gebieden. En dat beeld bevestigt de verdeling die de oude kaart liet zien nog behoorlijk. We missen ook een aantal woorden, zoals broekekster uit het Land van Heusden en Altena. We herkennen enkele terugkerende woorddelen. Op de eerste plaats hanne, hannie of hannek, zoals in de samenstellingen broekhannek, annebroek, hanniekauw en morhannik. Etymologen vermoeden dat dit vormen van de persoonsnaam Johannes of Johanna zijn (Eigenhuis 2004: 214; hannek komt naast tjan(nek) ook voor als roepnaam voor een tamme kauw, ekster of gaai). De vormen zonder h- aan het woordbegin komen uit het westen van Brabant, waar de h- aan het woordenbegin vaak niet wordt uitgesproken. Broek wordt in deze namen verklaard als de vork van twee of meer takken bovenaan de stam, waar de gaai zijn nest maakt (Eigenhuis 2004: 101). Op de tweede plaats zien we woorden als martkorf, morkolf, en motkolver. Ook hiervan denkt men dat het om een persoonsnaam gaat, Marcolphus. De naam komt voor in de sage van Salomon ende Marcolphus (de oudst bekende versie is een Angelsaksische redactie van omstreeks 1100), waarin de laatste een spotter en praatjesmaker is. De gaai zou met dat personage vergeleken zijn, omdat hij erg luidruchtig is en goed het geluid van andere vogels kan nabootsen. 

De merel

merel

Een merel.

De alom bekende merel levert ook een mooi kaartbeeld op. Het woord merel zelf is in het westen de naam in het Nederlands en in het dialect, maar de klinker wordt dan wel anders uitgesproken: mèèrel met de klinker van fair.

1) Merel (Valkenswaard) 

1) Mèèrel (Hoogerheide, Dongen, Zevenbergen, Tilburg, Alphen, Bergen op Zoom, Zundert, Woensdrecht)

Mèèrsel (Oirschot)

2) Melling (Someren, Lieshout, Tongelre, Asten)

2) Merling (Lieshout)

3) Malder (Volkel, Sint-Oedenrode, Boekel, Heesch, Breugel, Middelrode, Boxtel, Den Dungen, Schijndel, Rosmalen)

3) Mêlder (Schijndel)

4) Mèlle (Valkenswaard)

4) Mel, Mèl (Boxmeer, Reusel)

Meijel (Herselt)

Dialectwoorden voor 'Merel". (Bron: Jos Swanenberg, 2022)

(Dialect)woorden voor "Merel". (Bron: Jos Swanenberg, 2022)

De groenling

groenling

Een groenling.

De groenling is een minder bekende vogel. Hij is verwant aan de vink en komt wel in tuinen en parken maar veel minder vaak dan koolmezen, merels of vinken. Het aantal antwoorden was dan ook kleiner maar toch zien we nog gebiedsvorming op de kaart. 

1) Groenvienk (Hoogerheide) 

1) Groenvink (Tilburg, Herselt)

1) Gruunvink (Reusel)

2) Groenling (Lieshout)

2) Gruunling, Grunling (Someren, Boekel, Heesch, Valkenswaard)

3) Gruunsel (Uden, Heesch, Middelrode, Oirschot, Rosmalen)

Vlasvink (Geldrop)

Dialectwoorden voor 'Groenling'. (Bron: Jos Swanenberg, 2022)

(Dialect)woorden voor "Groenling". (Bron: Jos Swanenberg, 2022)

De koolmees

koolmees

Een koolmees.

De koolmees is weer een bekendere vogel en er kwamen veel dialectwoorden op onze vraag, maar die werden meestal maar voor één plaats gegeven. Biediefke werd wel vaker gegeven maar verspreid over Brabant. Het valt natuurlijk op dat zoveel namen met bie- beginnen, het dialectwoord voor de (honing)bij. Koolmeesjes schijnen wel eens bijen weg te halen.

Biediefke (Hoogerheide, Bergen op Zoom, Tilburg, Middelrode, Schijndel)

Biedief (Tilburg)

Biebijterke (Oirschot)

Bieteut (Alphen)

Biemeeuweske (Oosterhout)

Biejmeeske, Bimeeske, Biemeeske (Boekel, Uden, Lieshout

Biemukske (Reusel)

Biejmisterke (Heesch)

Keizemieke (Herselt)

Kolmees (Someren)

Koolmeeske (Valkenswaard) 

 

De steenuil

steenuil

Een steenuil.

Dit is de minst bekende vogel van het vijftal; steenuiltjes zie je niet zo vaak. Ik wilde nagaan of de dialectwoorden in het WBD nog bekend zouden zijn, bijvoorbeeld huib, huipke, hoepke, en poepuiltje. Er kwam één antwoord dat in deze categorie past, oepke in Bergen op Zoom waar de h- aan het woordbegin weer is weggelaten, vgl. annebroek en anniebroek naast hannebroek en hanniebroek voor de gaai. Volgens Weijnen (1996) is huib verwant aan het Franse hibou.

Oepke (Bergen op Zoom)

Uil, èùl (Hoogerheide, Alphen, Tilburg, Valkenswaard)

Uul (Someren, Beek en Donk, Lieshout)

Stjeenuil (Hoogerheide)

Steenuul (Boxmeer)

Dwerguiltje (Tilburg)

Bosuiltje (Herselt)

Katuil, Katouwel (Heesch, Boekel, Reusel)

 

Conclusie: in de Brabantse dialecten zijn veel vogelnamen nog steeds in leven! 

Bronnen

Eigenhuis, K., Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen, Amsterdam, 2004. 

Weijnen, A., Etymologisch Dialectwoordenboek, Assen, 1996.