Vanaf de jaren zestig trad een nieuwe groep Brabanders aan: de gastarbeiders. Aanvankelijk bestond het idee dat ze na een tijd weer terug zouden gaan naar hun vaderland. Maar het tijdelijk verblijf werd permanent, zeker toen hun gezinnen overkwamen. Naarmate de gemeenschappen groeiden, kwam er behoefte aan eigen voorzieningen zoals gemeenschapshuizen, winkels en ook gebedsruimten.
De traditionele sectoren van de Brabantse maakindustrie – textiel, schoenen, sigaren en dergelijke – waren toen nog volop in bedrijf, maar voor het eenvoudige en vaak eentonige werk dat daarbij hoorde, was hier nauwelijks nog iemand te porren. Daarom werden er arbeiders geworven in de landen rond de Middellandse Zee. Eerst Turken, later ook Spanjaarden, Marokkanen en Italianen. Ze werden hier met open armen ontvangen. Bij de aankomst van de eerste twaalf Turkse arbeiders in Tilburg stond de harmonie klaar bij het station.
Moskee in een voormalige kapel in Veghel. (Foto: I. Heins, 1997, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 275.