Hoe "hysterische" vrouwen benadeeld werden in rechtszaken

Feit of fictie?

Stuiptrekkingen. Een hysterische aanval.

Verbeelding van stuiptrekking, als onderdeel van een hysterische aanval. (Bron: George Preston, 1897, Hysteria and certain allied conditions.)

Rond 1900 werden vrouwen vaak anders behandeld in de rechtbank dan mannen. Vrouwen zouden vaak hysterisch zijn, waardoor zij in de rechtbank niet altijd serieus genomen werden.

Op 17 Maart 1891 verschijnt in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant een korte mededeling: “Donderdag 19 maart staat voor de arrondissements-rechtbank alhier terecht S., provisor te Waalwijk, beklaagd van de vergiftiging zijner echtgenote.” 

Wanneer we kranten van later die maand inzien wordt ons meer duidelijk over deze rechtszaak. W. J. S., zoals de beklaagde genoemd wordt, was hoofdapotheker in Waalwijk. Hij had zichzelf aangegeven bij justitie voor de moord op zijn ‘hysterische’ vrouw. In zijn verklaring wordt duidelijk dat hij met ‘C. M. S.’ een slecht huwelijk had. Sinds hun kindje dood geboren werd, kreeg zijn vrouw aanvallen en vergreep ze zich aan de drank. Net als haar man die opbiechtte dat hij naast een glaasje ook niet vies was van morfine en opium. 

Voor haar hysterische zenuwaanvallen zat C. M. S. een tijd in de inrichting Coudewater in Rosmalen. Toen ze van deze opname thuiskwam en de situatie niet verbeterd was, deed apotheker W. J. S. het gif strychine in haar cognacfles, wat tot haar dood leidde. Dit terwijl hij na het toedienen nog tevergeefs geprobeerd had haar een antiserum te geven. 

Het meest opvallende aan deze rechtszaak is dat W. J. S. in deze zaak vrijgesproken werd, ondanks zijn eigen aangifte en verklaring. Er was geen zekerheid over de gifsporen en de man zou al genoeg gestraft zijn door zijn slechte geweten. Dit is niet de enige keer dat een rechtszaak waarbij hysterie een punt van discussie was een bijzondere uitspraak kende, zo blijkt ook uit de geraadpleegde literatuur. 

Een moordzaak in waalwijk

Aankondiging van de zaak van S., apotheker in Waalwijk. (Bron: Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant, 17-03-1891, Delpher)

 

Discussie in de rechtszaal

Hysterie zorgde dus voor discussie in de rechtszaal. Maar wat was hysterie? Hysterie was een diagnose die vooral gesteld werd tussen 1870 en 1930 en daarna langzaam verdween. Het kende symptomen als geheugenverlies, spasmen, flauwvallen, eetproblemen, hoofdpijn, emotionele uitbarstingen, maar ook aanvallen van blindheid, pijn in de genitaliën, ademhalingsproblemen, tics, angstaanvallen en verlamming.

Wat geconcludeerd kan worden uit bovenstaande opsomming is dat symptomen van hysterie heel uiteenlopend en onduidelijk zijn. De ziekte werd door sommigen als een fysieke last gezien, veroorzaakt door de baarmoeder, die ‘hyster’ heet in het Grieks. Anderen stelden dat het een psychische aandoening was. Weer anderen stelden zelfs dat het een culturele constructie was, en daarmee dus helemaal geen ziekte. Vanaf 1980 mocht hysterie in ieder geval officieel geen ziekte meer genoemd worden en verdween het uit het DSM (Diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen). 

Een eerste verklaring voor de discussie over hysterie in rechtbanken was de volgende Hysterie was een ziekte die moeilijk te vatten was. Zo bestonden er allerlei verschillende varianten en vielen ziektes zoals epilepsie en schizofrenie vroeger ook onder de noemer hysterie. 

Een tweede verklaring voor de discussie rondom hysterie wordt duidelijk wanneer gekeken wordt naar diegenen die de diagnose hysterie kregen. Naast een geringe vijf procent aan mannelijke gediagnosticeerden, ging het meestal om jonge vrouwen, zoals C. M. S.. 

“Vrouwen zijn naar verwachting vatbaarder voor psychosen dan mannen, omdat zij (…) geringere verstandelijke vermogens hebben.”

-Gerbrandus Jelgersma

Deze, vaak afhankelijke, vrouwen waren in de desbetreffende tijd kwetsbaarder. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat vrouwen niets te zeggen hadden over hun kinderen. De van origine Brabantse arts Gebrandus Jelgersma (1859-1942), een gerenommeerd hysterie expert in Nederland in de negentiende en twintigste eeuw, verklaarde dit hoge aantal vrouwelijke patiënten door de volgende uitspraak. “Vrouwen zijn naar verwachting vatbaarder voor psychosen dan mannen, omdat zij (…) geringere verstandelijke vermogens hebben”. Daarnaast zou volgens hem ook de druk die gepaard ging met “de tegenwoordige neiging van de vrouw, om de bezigheden van den man over te nemen” hier een rol in spelen. 

 

De opkomst van de psychiatrie

De historische context blijkt dus belangrijk om in acht te nemen wanneer het om hysterie gaat. Niet alleen het kijken naar patiënten is daarom relevant, maar ook naar wie degene was die hysterie vaststelde en behandelde. Dit waren veelal de psychiaters. Eind negentiende eeuw vonden er veel veranderingen plaats in de psychiatrische beroepsgroep. Mede door professionalisering veroverde de psychiaters geleidelijk meer veld in de maatschappij en daarmee ook in de rechtbanken. 

Wel waren zij erg afhankelijk van anderen, zoals rechters, advocaten en de overheid. Dit omdat die bepaalden of er een psychiater werd opgeroepen, welke psychiater dit was en wat deze dan moest onderzoeken. Een voorbeeld uit het Tijdschrift van het Regt uit 1907 markeert dit. De verdediger geeft in die casus aan dat psychiatrisch onderzoek naar de verdachte die een ouder echtpaar vergiftigd zou hebben wel degelijk nuttig zou zijn. De officier van justitie antwoordde hierop: “Men kan in Nederland iedereen wel krankzinnig verklaren, ik zie in de beklaagde geen gek”. 

Wanneer er verder ingezoomd wordt op dit machtsspel tussen artsen en rechters valt nog iets op. Diegene die beslissen over de hysterische vrouwen in de rechtbank, de rechters, artsen, psychiaters en advocaten, zijn mannen. Dan rijst de vraag: hadden zij enig belang bij het diagnosticeren of veroordelen van vrouwen? Als dit zo was, was dit dan een bewust of onbewust proces? Terechte vragen die echter moeilijk te beantwoorden zijn, zeker aan de hand van het bronmateriaal dat overgebleven is uit die tijd. Dat is voornamelijk afkomstig van mannen en zijn veelal officiële documenten, waar emoties en belangen moeilijk uit te halen zijn. 

Wat in ieder geval geconcludeerd kan worden is dat vrouwen met hysterie zich vaak in een lastige positie bevonden. Vele discussies werden gevoerd in de rechtbank over het lot van deze vrouwen, maar misschien nog wel opvallender, over de rol van hysterie. Als de vrouw slachtoffer was, werd haar getuigenis vaak niet serieus genomen, want ze zou ontoerekeningsvatbaar en leugenachtig zijn. Als de vrouw dader was, verklaarde de diagnose hysterie waarom ze zo extreem gehandeld had.

Vrijspraak moordzaak in Waalwijk

Apotheker S. uit Waalwijk wordt vrijgesproken van vergiftiging van zijn echtgenote. (Bron: Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant, 13-11-1891, Delpher)

In het geval van C.M.S. gaat het zelfs zo ver dat het leven met haar al straf genoeg was geweest. Haar echtgenoot kwam weg met een moord waar hij niet voor onderzocht hoefde te worden. 

Bronnen

Weekblad van het Regt: http://njb.nl/nieuws/weekblad-van-het-regt-digitaal-doorzoekbaar.10783.lynkx. Geraadpleegd op 27 augustus 2019. 

Provinciale Noordbrabantse 's Hertogenbossche courant
Gevonden via https://www.delpher.nl/nl/kranten. Geraadpleegd op 25 augustus 2019. 

Gilson, F., "Hysterie volgens Charcot; opkomst en verdwijning van de ‘zenuwaandoening van de eeuw’", in: Tijdschrift voor psychiatrie (jrg. 52, nr. 12, 2010), 813 – 823.

Houwaart, E., De hygiënisten; artsen, staat en volksgezondheid in Nederland 1840 – 1890, Maastricht, 1991, 52-62.

Meerstadt, W., "Het ligt geheel in het vrouwelijk karakter, Gerbrandus Jelgersma over hysterie", in: Gender en gekte. Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis (jrg. 30, 2010) 159-172.

Micale, M., "The decline of hysteria", in: The Harvard mental health letter (jrg. 17, nr. 1, 2000) 4-6. 

Porter, R., "The Body and the Mind, The Doctor and the Patient: Negotiating Hysteria" in: Hysteria beyond Freud, Berkeley, 1993, 241. 

Ruberg, W., en N. Dijkstra, "De forensische wetenschap in Nederland (1800-1930): een terreinverkenning", in: Studium (jrg. 9, nr. 3, 2016), 121-143.

Stone, J., "The ‘disappearance’ of hysteria: historical mystery or illusion?", in: Journal of the royal society of medicine (nr. 101, 2008), 12-18. 

Veith, I., Hysteria. The history of a Disease, Chicago, 1965, 166-174. 

Vijselaar, J., 'Neerlands eersten psychiater'. Dr. J. N. Ramaer, 1817-1887, Amsterdam, 1995. 

 

Hierbij wil ik graag mijn dank uitspreken voor het helpen schrijven van dit artikel aan: 

Mijn oud-scriptiebegeleidster Dr. Willemijn Ruberg voor de begeleiding bij het schrijven en het aanwakkeren van interesse voor dit onderwerp, Laura Hondenbrink voor het aandragen van de suggestie voor het schrijven van dit artikel en dr. Chris Cusack en Erfgoed Brabant voor het werpen van een kritische blik.