De schutters van Heusden bij het Beleg van Bommenede in 1575

"Heusdensche Helden"

Beleg van Bommenede door Frans Hogenberg verbeeld tussen 1575 en 1577. (Bron: Rijksmuseum)

Beleg van Bommenede door Frans Hogenberg verbeeld tussen 1575 en 1577. (Bron: Rijksmuseum)

In het begin van de Tachtigjarige Oorlog bleef Heusden koningsgetrouw, dankzij de garnizoenen die in de stad lagen. Sommige leden van de schuttersgilden wilden echter tegen “De Spanjaard” strijden en, aangezien ze hun eigen stad niet konden ‘bevrijden’, trokken ze naar Zeeland. Daar namen ze deel aan verschillende militaire operaties. De bloederigste was het Beleg van Bommenede. 

Het Spaanse leger onder Cristóbal de Mondragón (1504? - 1596) rukte in het jaar 1575 op om Zierikzee te veroveren, een belangrijke havenplaats. Voordat de commandant dat durfde, nam hij eerst twee andere vestingen in. Bommenede was er daar een van.

De compagnie van Joost Hoeck en zijn luitenant Klaes de Wit lag daar gelegerd. Onder hen dienden een groot aantal Heusdenaren, zo vermeldde Jacob van Oudenhoven (1601 - 1690). Een aantal noemde hij bij naam: Jan Croes, Sebastiaen Ipelaer en Jan Drommelroij. 

Bommenede was een klein plaatsje. Veel meer dan een omwalde haven met kerk stelde het niet voor. Vanuit het land kon je maar via twee smalle landtongen de stad in, zoals bovenstaande zestiende-eeuwse prent laat zien.

Het garnizoen telde, volgens de overlevering, slechts drie- tot vijfhonderd soldaten terwijl de Spaanse infanterie alleen al uit drieduizend man bestond. De Spanjaarden begonnen met het beschieten van de vesting. Binnen drie dagen hadden de twaalf kanonnen een bres geslagen. Kapitein De Nivelle, commandant van de vesting, zag dat zijn positie uitzichtloos was en begon met onderhandelingen over de overgave. Waarschijnlijk hebben een aantal Spanjaarden tijdens de onderhandelingen geprobeerd om de stad in te komen. Daarmee schonden ze het bestand en de gouverneur besloot de onderhandelingen af te kappen.

Er bleef nog maar één mogelijkheid over voor Mondragon en zijn mannen: een stormloop. Volgens de gebruiken van het oorlogsvoeren van die tijd was het ‘toegestaan’ een stad die stormenderhand werd ingenomen volledig te plunderen. De Nivelle en de Heusdenaars bereidden zich voor op een strijd tot de laatste man.

Vesting Heusden Blaeu

Kaart met de vestingwerken van Heusden, met rechts het kasteel. (Bron: Joan Blaeu, 1649)

Op 26 oktober 1575 begon de eerste bestorming, maar de Heusdense schutters weerden zich kranig. De aanval werd afgeslagen. In de dagen die volgden schoten Spaanse kanonnen de stad plat. De soldaten hoopten nog op een ontzettingsmacht, maar die kwam niet. Op 30 oktober viel de vesting. Wie niet per boot kon ontkomen viel door een Spaans zwaard. Volgens de burgemeester van Zierikzee verdedigde het garnizoen zich tot “de laadste toe”. Van Oudenhoven vermeldde dat alle Heusdenaren “wreedelijk omgebragt” werden en dat de “Heusdensche Helden daer mede [zijn] ghebleven”. Nog geen twintig burgers en soldaten hadden de slachting overleefd.  

Nadat Mondragon Bommenede had ingenomen begon hij het beleg van Zierikzee. Bommenede kwam het beleg van 1575 niet meer te boven. In 1682 maakte een dijkdoorbraak een einde aan het stadje. De kerktoren bleef echter tot in de achttiende eeuw boven de golven uitsteken. Heusden koos in 1577 de kant van de opstandelingen en bleef gedurende de Tachtigjarige Oorlog onneembaar.

 

Bronnen

Gerlach, J. A., Oorsprong, geschiedenis en tegenwoordige toestand van het Collegie van de Oude Schutters van den Voetboog van St. Joris en der Jonge Colveniers Schutters te Heusden, 1862, 22.

Pot, J., “Verhaal van het beleg voor Zierikzee (1575-1576), door Cornelis Claes, medegedeeld door dr. J. Pot”, in: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, 1929, (nr. 50), 107-140, 118-122.

Wagenaar, J., Vaderlandsche historie zevende deel, Amsterdam, 1792, 74-75.

Bor, P., Oorsprongk, begin, en vervolgh der Nederlandsche oorlogen, zevende boek, Amsterdam, 1679, 651-652.