R.K.-Handelshogeschool Tilburg

“Jongste loot van de katholieke emancipatie”

Tilburgs studentencorps St. Olof

Leden van het Tilburgs studentencorps St. Olof in de bossen van Oisterwijk, datering vanaf 1930. (Foto: Fotopersbureau Het Zuiden, Regionaal Archief Tilburg)

Op 8 oktober 1927 draagt aartsbisschop Van de Wetering een mis op in de Heuvelse kerk in Tilburg. De bisschoppen van Breda en Den Bosch, vijf priesters en tien misdienaren flankeren hem. Na afloop zijn er maar liefst twaalf speeches van hoogwaardigheidsbekleders in de sociëteit van de Nieuwe Koninklijke Harmonie. Dat alles ter ere van de oprichting van de R.K.-Handelshogeschool, die dat jaar van start is gegaan met vijftien studenten. Dat bescheiden aantal weerhoudt het bestuur er niet van flink uit te pakken. De hogeschool is namelijk niet zonder slag of stoot tot stand gekomen.

Botsing van Brabantse en katholieke belangen

Dat de R.K.-Handelshogeschool zou uitgroeien tot Tilburg University met in 2020 meer dan 18.000 studenten is iets wat het toenmalig bestuur misschien niet kon voorzien, maar toch zeker had gewenst. De oprichters van de hogeschool was er alles aan gelegen om ervoor te zorgen dat ook Brabant hoger onderwijs zou krijgen op katholieke grondslag. Ze vonden dat voor Brabant gerechtvaardigd en passend bij de opleving die de hele provincie begin twintigste eeuw doormaakte. Dat die provinciale emancipatiedrang niet altijd goed samenging met de landelijke katholieke emancipatie laat het ontstaan van de handelshogeschool goed zien.

 

Economische opleving

Aan het eind van de negentiende eeuw is Brabant een arme streek met veel kleine landbouw en weinig economische groei. Het heeft de reputatie van armoede en achterlijkheid. De kleine sociale bovenlaag, waartoe ook katholieke geestelijken behoren, wil Brabant naar een hoger plan tillen. De verandering begint op het platteland. Om zoveel mogelijk boeren en dagloners uit de armoede te halen worden o.a. de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond en de Boerenleenbank opgericht.

Door samenwerking in coöperaties en het gebruik van kunstmest en machines in de landbouw gaat de productie omhoog en is er minder handwerk nodig. De groep landarbeiders, die ook nog eens snel stijgt door een bevolkingsexplosie, kan aan de slag in de steden. Daar komt een industrialisatie op gang die wordt versterkt door een verbetering van de infrastructuur. Wegen, kanalen, bruggen en spoorlijnen maken mede mogelijk dat er grote industrieën ontstaan rondom metaal, voeding, tabak, textiel en leer.

 

Katholiek lager en voortgezet onderwijs

Het opheffen uit armoede is nog niet genoeg. Ook de reputatie van achterlijkheid van de Brabanders wordt aangepakt. De Rooms-Katholieke kerk speelt hier een grote rol in. Voor de kerk is onderwijs de uitgelezen kans om de Brabanders te verheffen én goede katholieken van hen te maken. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat het gegeven onderwijs katholiek is. Vanaf eind negentiende eeuw worden honderden katholieke scholen voor lager onderwijs opgericht. Die worden door de kerk zelf gefinancierd, want pas in 1917 besluit de overheid onderwijs op religieuze grondslag te financieren. De leerkrachten aan al die scholen worden opgeleid aan katholieke kweekscholen waar de lesstof is doordesemd van katholieke normen en deugden.

Het katholieke middelbaar onderwijs in Brabant bestaat vóór de twintigste eeuw uit een klein aantal scholen dat vaak verbonden is aan kloosters en priesteropleidingen en waar les wordt gegeven door geestelijken. Deze scholen krijgen vanaf 1916 gezelschap van katholieke seculiere scholen met lekenonderwijzers, waarvan de eerste in Waalwijk en Bergen op Zoom worden opgericht. Deze scholen vallen onder de stichting Ons Middelbaar Onderwijs, waarbij “Ons” verwijs naar het ‘eigen’ katholieke en Brabantse, in tegenstelling tot het ‘andere’ openbare onderwijs vanuit de rijksoverheid.

 

Geen katholieke universiteit voor Brabant

De intellectuele emancipatie van de katholieken is volgens de bisschoppen niet compleet zonder wetenschappelijk onderwijs. Katholieken worden gestimuleerd om te gaan studeren aan een van de openbare universiteiten. Maar het liefst komt er ook nog een ‘eigen’ universiteit. Er wordt een stichting opgericht om de mogelijkheid van een katholieke universiteit te onderzoeken.

Diverse steden willen dit nieuw op te richten instituut binnenhalen. Zo ook Tilburg. Maar de bisschoppen besluiten dat de R.K. Universiteit in Nijmegen komt, met Jos. Schrijnen als eerste rector magnificus. Niet in de laatste plaats omdat Nijmegen níet in Brabant ligt. Volgens de bisschoppen zou dat de reputatie van het instituut ten goede komen, omdat het hiermee meer een landelijke dan een strikt Brabantse uitstraling zou krijgen. Ze wilden een vervlechting van katholieke en Brabantse belangen voorkomen, want katholiek Nederland is groter dan Brabant. Bovendien had Tilburg al diverse andere katholieke onderwijsinstellingen. Tilburg had genoeg, vonden de bisschoppen.

Hendrik Moller

Dr Hendrik Moller, initiator van het katholieke onderwijs in Brabant. (Foto: Collectie KUN)

Diepen, Moller en Goossens: onderwijspioniers

Het niet ‘binnenhalen’ van de universiteit voor Brabant is zuur voor de lokale pleitbezorgers van katholiek onderwijs. Het zijn in de periode 1900-1930 telkens dezelfde namen die opduiken bij onderwijsinitiatieven in de provincie. Een van hen is de latere bisschop van Den Bosch, Arnold Diepen (1860-1943). Hij is zelf oprichter van een R.K.-kweekschool en hij weet de Amsterdammer Hendrik Moller (1869-1940) in 1915 over te halen naar Brabant te verhuizen. Moller is medeoprichter van de VO-scholen in Waalwijk en Bergen op Zoom, die later allebei naar hem vernoemd zullen worden.

Uit Amsterdam neem Moller ook de door hem opgerichte R.K.-Leergangen mee naar Brabant. Het is aan deze opleiding voor docenten voortgezet onderwijs dat het plan voor een handelshogeschool vorm krijgt. De rechterhand van Moller en latere rector van de leergangen is Thomas Goossens. Deze priester uit Den Bosch zet zich tot doel om in plaats van een universiteit een hogeschool op te richten. Dat moet een handelshogeschool worden. Economie is in de jaren twintig nog een relatief nieuwe wetenschap en nog niet als zodanig vertegenwoordigd aan de universiteit, althans niet in Nijmegen. Daar ligt de kans op wetenschappelijk onderwijs voor Tilburg. De provinciale economie zou bovendien baat hebben bij een handelshogeschool waarvan de afgestudeerden aan de slag kunnen in leidinggevende functies in de Brabantse industrie.

Voor Goossens zijn katholicisme, Brabant, verheffing en onderwijs één. Hij wenst dan ook “de cultuurverheffing van Brabant, waaraan onze Hogeschool zo gaarne zal medewerken, te doen samengaan met het bewaren van het Brabantse volkseigen”. Hij vindt in Diepen een bondgenoot die na diens benoeming tot bisschop al zijn invloed zal aanwenden om de hogeschool van de grond te krijgen.

Enkele hoogleraren en stafleden van de R.K. Handelshogeschool bij de opening van het vierde collegejaar. Rechts met ambtsketen zit Prof. dr. Th. Goossens, op dit moment de rector magnificus. (Bron: Fotopersbureau Het Zuiden, 15 september 1930, Collectie Regionaal Archief Tilburg)

Enkele hoogleraren en stafleden van de R.K. Handelshogeschool bij de opening van het vierde collegejaar. Rechts met ambtsketen zit Prof. dr. Th. Goossens, op dit moment de rector magnificus. (Bron: Fotopersbureau Het Zuiden, 15 september 1930, Collectie Regionaal Archief Tilburg)

Tegenstand vanuit eigen kring

De dadendrang van Goossens en Diepen gaat nog wel eens voorbij aan het goed doordenken van al hun plannen. Vanuit een wil om als katholieken zichtbaarder te zijn in de samenleving onder het motto “wij katholieken ook!” werd wel eens vergeten “hoe eigenlijk ook?”

Dat de plannen voor een hogeschool niet bepaald warm worden ontvangen vanuit de universiteit in Nijmegen en door sommige bisschoppen draagt daar niet aan bij. Goossens en Diepen zijn dan ook veel tijd kwijt aan het organiseren van de nodige steun voor hun plannen binnen eigen katholieke kring.

Vanaf 1924 komt daar langzaam wat ruimte voor als de bisschoppen toestemming geven. Ze leggen de taak voor het oprichten van een hogeschool bij de leergangen, en dus de facto bij rector Goossens. Onder de voorwaarden dat de hogeschool geen concurrent zal zijn voor de universiteit en dat het lukt de begroting rond te krijgen zonder een cent van de bisschoppen. Na jaren vergaderen over dát er een hogeschool moet komen, was er nog geen enkel plan voor wát er dan gedoceerd moest worden. Nu eindelijk kan Goossens gaan bedenken hoe de school ingericht moet worden en wat haar uniek maakt ten opzichte van de Nijmeegse universiteit én de bestaande handelshogeschool in Rotterdam.

De eerste geslaagden voor het doctorale examen in de handelswetenschappen aan de R.K. Handelshogeschool in Tilburg. Vlnr: J. Gustav Frohn (1898-1966), P.P. van Berkum en Ch. L. H. Truijen. (Bron: Fotopersbureau Het Zuiden, 1933, Collectie Regionaal Archief Tilburg)

De eerste geslaagden voor het doctorale examen in de handelswetenschappen aan de R.K. Handelshogeschool in Tilburg. Vlnr: J. Gustav Frohn (1898-1966), P.P. van Berkum en Ch. L. H. Truijen. (Bron: Fotopersbureau Het Zuiden, 1933, Collectie Regionaal Archief Tilburg)

De komst van Cobbenhagen

Goossens wil, in navolging van de hogeschool in Rotterdam, een combinatie van theorie en praktijk aanbieden. Daarmee worden studenten opgeleid voor de werkpraktijk maar met een stevige wetenschappelijke basiskennis. Hij vraagt in 1926 Jos Cobbenhagen (1863-1954) om een plan te schrijven voor de onderwijsinrichting van de organisatie. Volgens Cobbenhagens plan komt het katholieke aspect van het onderwijs naar voren in de ethiek. Studenten moeten doordrongen worden van de vraag “is dat wat economisch goed is, ook ethisch goed?” Daarvoor moet er, naast economische hoogleraren, ook een hoogleraar ethica en moraaltheologie komen.

Ondertussen pareert Goossens kritiek op ‘zijn’ hogeschool door katholieken elders in het land. Die zijn van mening dat katholieken beter in Rotterdam en Amsterdam kunnen gaan studeren, zodat ze gebruik kunnen maken van de daar aanwezige kennis en connecties. Dat zou beter zijn voor de positionering van katholieken in de samenleving. Goossens antwoordt dat een hogeschool in Tilburg er juist kan zijn voor jongens (uit Brabant) die in verband met de kosten niet in Rotterdam of Amsterdam kunnen studeren. En in het curriculum kan rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van de Brabantse industrie. Hij blijft sterk vasthouden aan zijn doel tot Brabantse verheffing.

Hoofdgebouw van de R.K. Leergangen in Tilburg in 1928. De R.K. Handelshogeschool is hier tot 1962 ook gevestigd. (Bron: Brabantse Illustratie, 4 april 1928, Collectie Regionaal Archief Tilburg)

Hoofdgebouw van de R.K. Leergangen in Tilburg in 1928. De R.K. Handelshogeschool is hier tot 1962 ook gevestigd. (Bron: Brabantse Illustratie, 4 april 1928, Collectie Regionaal Archief Tilburg)

Geldgebrek, maar toch van start

De verbondenheid van de leergangen met de hogeschool komt goed uit voor Goossens, die elk dubbeltje moet omdraaien omdat hij nog steeds geen geld krijgt van de bisschoppen. De meeste lectoren en docenten aan de nieuwe hogeschool zijn dan ook al docent aan de leergangen. De hogeschool heeft ook geen eigen gebouw maar zal tot 1962 ‘inwonen’ bij de leergangen aan de Tivolistraat.

Met geld van de provincie Noord-Brabant, gemeente Tilburg en een aantal Brabantse Kamers van Koophandel ligt er een financiële basis. Uiteindelijk geven de bisschoppen toestemming voor een oproep aan particulieren om donateur te worden via de katholieke dagbladen. De tekst namens het episcopaat wordt geschreven voor Mgr. Diepen en verschijnt in maart 1927 in de krant.

Twee alinea's van de oproep voor donaties in de Katholieke dagbladen (Bron: De Tijd, 11 maart 1927, Delpher kranten)

Twee alinea's van de oproep voor donaties in de Katholieke dagbladen (Bron: De Tijd, 11 maart 1927, Delpher kranten)

Met de opbrengsten uit die oproep en de inschrijfgelden van vijftien studenten weet Goossens dat de R.K.-Handelshogeschool in het najaar van 1927 open kan. De bisschoppen stellen Goossens aan als eerste rector magnificus en tekenen op 29 augustus de stichtingsakte, waarmee die datum meteen de dies natalis wordt. De R.K.-HandelsHoogeschool Tilburg kan van start.

Ondanks alle pracht en vertoon waarmee de kerkdienst op 8 oktober wordt gevierd ontgaat het niemand dat alleen de bisschoppen van Breda en Den Bosch aanwezig zijn. De andere Nederlandse bisschoppen gaan niet in op de uitnodiging en sturen een vertegenwoordiger. De katholieke emancipatie en de Brabantse opleving begin jaren 1900 lijken misschien twee handen op één buik, maar de werkelijkheid is weerbarstiger.

 

Bronnen

Bornewasser, H., Katholieke Hogeschool Tilburg deel I. 1927-1954, Economie – Ethiek – Maatschappij, Baarn, 1978.

Didden, J., e.a., Meer dan onderwijs. 75 jaar Dr. Mollercollege Waalwijk, Drunen, 1991.

Hoogbergen, T., Over Geestdrift en Bevlogenheid. 75 jaar Ons Middelbaar Onderwijs 1916-1991, Tilburg, 1991.

Van Oudheusden, J., Brabantia Nostra. Een gewestelijke beweging voor fierheid en ‘schoner’ leven 1935-1951, Tilburg, 1990.

Verhoeven, D., Van Hees, M., Voor ziel en zaligheid. Theorie en praktijk van de rooms katholieke opvoering in oostelijk noord-brabant 1900-1930 (doctoraalscriptie Universiteit Utrecht, 1987).

Biografie Thomas Goossens: http://www.biografischportaal.nl/persoon/51175018 (stand op 2 juli 2020).

Peijnenburg, J., “Diepen, Arnold Frans (1860-1943)”, in: Biografisch Woordenboek van Nederland (stand op 2 juli 2020).