In de meimaand trekken bedevaartgangers in drommen naar Den Bosch. Altijd branden er tientallen lichtjes voor het beeld, dat waarschijnlijk tussen 1280 en 1320 in een Maaslands atelier werd gesneden. De devotie ervoor kwam pas tientallen jaren later, rond 1380, op gang. Volgens de overlevering was het Mariabeeld toen, als ouderwets en lelijk, in een hoek van een bouwloods weggezet.
Beeld van de Zoete Moeder in de speciale kapel van de Sint-Jan in Den Bosch. (Foto: Paul M.R. Maeyaert, 2011, Wikimedia Commons)
De Mariaomgang in 's-Hertogenbosch. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)
Hier moet bij worden aangetekend dat niet elke pelgrim vrijwillig naar ‘s-Hertogenbosch zal zijn gegaan. De bedevaart naar dit beeld was in de vijftiende eeuw de nummer één onder de straf- of boetebedevaarten die door stedelijke rechtbanken werden opgelegd. Na de eerste jaren nam het aantal pelgrims snel af; het laatste verhaal in het mirakelboek dateert van 1603. Enkele jaren nadien, toen Den Bosch door Staatse troepen was ingenomen, werd het mirakelbeeld naar Brussel gesmokkeld. Pas in 1853 keerde het terug naar de eigen kapel in de Sint-Jan.
Bronnen
Kuijer, P., ‘s-Hertogenbosch. Stad in het hertogdom Brabant, Zwolle/‘s-Hertogenbosch, 2000.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 61.