Hayat Gharmaoi over aarden in Tilburg

Hayat Gharmaoi, geboren in Marokko, is in 1986 naar Nederland gekomen op twaalfjarige leeftijd. Ze kwam met haar moeder, broers en zussen in het kader van gezinshereniging, omdat haar vader in Nederland werkte als gastarbeider. In november 2021 vertelde ze aan Lot Rodenburg van Brabantserfgoed.nl over het settelen in Tilburg.

Naar Nederland

“Ik was een jaar of vijf volgens mij toen mijn vader naar Nederland ging. Vervolgens heeft het een jaar of acht geduurd voordat hij ons naar Nederland kon halen. Hij moest een baan en huisvesting hebben, want hij woonde met zijn broers in één huis samen. Als je vroeger geen huisvesting en geen vaste baan had, kon je niet iemand hier naartoe halen.

Toen we in Nederland kwamen hebben we een hele zware periode meegemaakt, omdat wij niet konden aarden in deze wereld. In het begin zijn wij wel boos geweest op mijn vader. Wij snapten niet dat hij ons naar zo’n raar land had gehaald. In Marokko had ik door mogen studeren, maar hier heb ik die kans niet gehad, omdat ik de Nederlandse taal nog niet beheerste. Daarom vraag ik me nog steeds af wat er van mij was geworden als we in Marokko waren gebleven. Bovendien waren de winters echt barre tijden voor ons, omdat wij dat niet gewend waren. In september zijn wij hier naartoe gekomen en in oktober begon het hier al fris te worden. In bed hadden we zes dekens over ons heen gelegd, maar we hadden het nog steeds erg koud.” 

 

Ervaring ouders

“Mijn vader had een goede opleiding genoten, hij was namelijk militair arts. Dit bracht alleen niet zo veel geld op in Marokko, dus wilde hij dit voortzetten in Frankrijk, waar hij met twee broers naartoe vertrok. Hier lukte dit helaas ook niet, dus ging hij in een fabriek werken. Na tien jaar in Frankrijk gewerkt te hebben, hoorde hij van zijn twee broers dat er werk voor het oprapen lag in Nederland. Hij is daarom naar Nederland gekomen en ging werken in een looileerfabriek in Waalwijk. Dit was best wel zwaar. Hij moest alle centjes twee keer omdraaien om zichzelf, maar ook zijn gezin met zes kinderen in Marokko te kunnen onderhouden. Vervolgens heeft hij er hard voor moeten werken om zijn gezin naar Nederland te halen, wat hem uiteindelijk is gelukt. Tot zijn pensioen is hij in de fabriek blijven werken, als een soort teamleider.

Voor mijn moeder was de periode dat we naar Nederland kwamen heel zwaar. Ze was veel alleen met de baby, omdat mijn vader aan het werk was en de kinderen naar school gingen. Ze had die eerste tijd een klein wereldje, omdat de taalbarrière het moeilijk maakte om zomaar nieuwe mensen te ontmoeten. Uiteindelijk heeft ze toch mensen leren kennen, doordat ze bijvoorbeeld ging wandelen en dan iemand aansprak. Tijdens een wandeling naar een vijvertje, waar ze de eendjes ging voeren, zat er een andere vrouw in het Arabisch tegen de eendjes te praten: ‘Wat doe ik in dit vreemde land?’. Ze zijn toen aan de praat geraakt, waarna het bleek dat ze in hetzelfde weekend naar Nederland waren gekomen. Op die manier heeft ze zelf vriendinnen gemaakt en uiteindelijk een grote vriendenclub opgebouwd. Bovendien heeft mijn moeder altijd alles zelf gedaan. Ze deed de boodschappen, bakte zelf ons brood, maakte kussens en gordijnen, waardoor we konden we rondkomen.”

 

Opgroeien in een vreemd land

“Persoonlijk heeft het voor mij drie jaar geduurd om te aarden in Nederland. Ik moest eerst Nederlands leren, maar gelukkig sprak ik wel vloeiend de Franse taal, waardoor het wat makkelijker was om door te stromen. Door die taalbarrière was ik op elke school de oudste, omdat ik twee jaar moest inhalen om alleen de taal nog te leren. De directeur heeft mijn broertje, de vriend van mijn broertje en mij privéles gegeven en ons woordje voor woordje Nederlands geleerd. Ook hebben we bij elkaar in de klas gezeten, waar we veel steun aan elkaar hebben gehad. 

Na een tijd kreeg ik Nederlandse vriendinnen, waarmee ik ging afspreken. Ik kan me herinneren dat ik naar een oude vriendin van mij ging en ik nog gebrekkig Nederlands sprak. Haar moeder zei tegen mijn vriendin: ‘Je moet gewoon Nederlands tegen haar praten, anders leert ze het niet. Als je ook gebrekkig Nederlands tegen haar gaat praten, dan zal ze het nooit leren.’ Vervolgens ging de moeder van mijn vriendin duidelijk articulerend tegen mij praten, wat mij heeft geholpen de Nederlandse taal te beheersen.

Met die twee verschillende culturen heb ik het in het begin ook moeilijk gehad. Ik dacht: ‘Wij zijn toch allemaal hetzelfde.’ Tot ik op school leerde dat er bijvoorbeeld verschillen zijn tussen joods en katholiek. Wat ik ook moeilijk vond, was kleding. Ik had bijvoorbeeld een kapotte schoen, waar ik dan mee voor schut liep. Onze kleding kwam allemaal van de rommelmarkt. Nu vinden we dat vies, maar toen kon het niet anders.” 

 

Brabander

“Wij zijn natuurlijk meertalig opgegroeid. Van huis uit hebben wij vier talen meegekregen, namelijk Frans, Nederlands, Arabisch en Berbers. Nu spreken we natuurlijk ook een beetje Engels. Dat is iets wat mijn ouders hebben meegegeven door hier naartoe te verhuizen. Verder hebben mijn ouders ons geleerd dat wij respect moeten hebben voor anderen. Dat was erg belangrijk. 

Ik kan zeggen dat ik mij echt een Tilburger en een Nederlander voel. Dat is wat ik mijn nalatenschap zou noemen. Marokkanen zeggen dat ik ‘verkaast’ ben. Nederlanders zeggen: ‘je bent een Hollander’. Voor mij voelt het niet alsof ik verkaast ben, want ik doe gewoon dingen zoals ik denk ze goed te doen. Bovendien werken wij allemaal voor ons geld en hebben we het gewoon gered.”