Brand en vuur in dialect

"Afgebrand" in de Noord-Brabantse dialecten. Deze kaart is voornamelijk gebaseerd op de kaart "Huis is afgebrand" in deel V en VII-X van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen (Bron: Yoïn van Spijk, 2022, Jan Willem van Aalst / Wikimedia Commons 2017)

"Afgebrand" in de Noord-Brabantse dialecten. Deze kaart is voornamelijk gebaseerd op de kaart "Huis is afgebrand" in deel V en VII-X van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen (Bron: Yoïn van Spijk, 2022, Jan Willem van Aalst / Wikimedia Commons 2017)

Alle rechten voorbehouden

Brand en vuur speelden in het verleden een grote rol in het dagelijks leven van de bevolking van Brabant. Vuur was noodzakelijk voor warmte en voedselbereiding, maar kon ook gevaarlijk zijn. In dit artikel bekijken we de taal waarmee Brabanders over brand en de strijd daartegen spreken.

Eerst gaan we aan de hand van de uitspraak van twee woorden in op verschillen tussen de westelijke en oostelijke dialecten. Daarna kijken we wat dèèrm, aoier, tromp en teut met brand te maken hebben.

De woorden afgebrand en water laten een duidelijk verschil tussen oost en west zien. Deze verschillen zijn in de vorige eeuw door taalkundigen vastgelegd in de Reeks Nederlandse Dialectatlassen (RND). Een waarschuwing vooraf: de gegevens zijn gepubliceerd tussen 1940 en 1966 en de dialecten zijn sindsdien veranderd.

 

Afgebrand

Op kaart 1 zien we hoe de laatste drie woorden van de zin "Ons oud huis is afgebrand" op verschillende plekken worden uitgesproken. De woorden staan genoteerd in fonetisch schrift.

Een uitsnede van de kaart uit de Reeks Nederlandse Dialectatlassen, met daarop de laatste drie woorden van de zin "Ons oud huis is afgebrand". Plaats 160 is Breda, 183 is Tilburg en 150 is ’s-Hertogenbosch (Bron: Reeks Nederlandse Dialectatlassen, 1952)

Kaart 1: Een uitsnede van de kaart uit de Reeks Nederlandse Dialectatlassen, met daarop de laatste drie woorden van de zin "Ons oud huis is afgebrand". Plaats 160 is Breda, 183 is Tilburg en 150 is ’s-Hertogenbosch (Bron: Reeks Nederlandse Dialectatlassen, 1952)

Alle rechten voorbehouden

De vertalingen van het woord afgebrand zijn laten een duidelijk verschil zien tussen enerzijds West- en Midden-Brabant en anderzijds Oost-Brabant. Op kaart 2 staan de drie aangetroffen vormen: afgebrand (oranje vlam), afgebraand (gele vlam) en afgebrând (rode vlam).

"Afgebrand" in de Noord-Brabantse dialecten. Deze kaart is voornamelijk gebaseerd op de kaart "Huis is afgebrand" in deel V en VII-X van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen (Bron: Yoïn van Spijk, 2022, Jan Willem van Aalst / Wikimedia Commons 2017)

Kaart 2: "Afgebrand" in de Noord-Brabantse dialecten. Deze kaart is voornamelijk gebaseerd op de kaart "Huis is afgebrand" in deel V en VII-X van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen (Bron: Yoïn van Spijk, 2022, Jan Willem van Aalst / Wikimedia Commons 2017)

Alle rechten voorbehouden

Kaart 2 laat zien dat in West- en Midden-Brabant de gele vorm afgebraand overheerst. In dat gebied is de korte a namelijk verlengd voor bepaalde medeklinkercombinaties met een n of m. Je herkent mensen uit die regio ook aan kaant, schaand, laamp en baank waar het Nederlands kant, schande, lamp en bank heeft.

In Oost-Brabant is de a daarentegen in de meeste plaatsen kort: daar wordt het oranje afgebrand gebruikt. In het noordoosten heb je tot slot twee regio’s met het rode afgebrând. Dat heeft de â-klank van het Engelse father. Afgebrând vind je ook op enkele eilandjes elders in de provincie. Bepaalde afgebrand-plaatsen, zoals Uden, hebben de lange â wel in soortgelijke woorden, zoals hând en ânders.

 

Dialectgebieden

De grenzen tussen de gele, oranje en rode gebieden zie je in min of meer dezelfde vorm terug bij veel andere woorden en klanken. Leg je al die grenzen over elkaar heen, dan tekenen zich gebieden af waarbinnen de dialecten grote overeenkomsten hebben. Die gebieden heten dialectgroepen en taalkundigen hebben ze namen gegeven. Op kaart 3 staan die namen weergegeven.

De dialectgebieden in Noord-Brabant (Bron: Erfgoed Brabant Academie)

Kaart 3: De dialectgebieden in Noord-Brabant (Bron: Erfgoed Brabant Academie)

Alle rechten voorbehouden

De grenzen van het oostelijke rode afgebrând-gebied vallen ongeveer samen met die van het Cuijks, terwijl die van het oranje afgebrand-gebied overeenkomen met de buitengrens van het drietal groene dialectgroepen in de historische Meierij van ’s-Hertogenbosch. Afgebraand begint in het Tilburgs.

Deze groepen zijn geen toeval. Overeenkomsten tussen dialecten zijn het gevolg van contact, terwijl verschillen te wijten zijn aan een gebrek daaraan. Binnen de Meierij van ’s-Hertogenbosch was er veel contact en er was juist minder contact met het westen. Dat heeft zijn weerslag gehad op de dialecten.

 

Water

Is er brand, dan is er water nodig. Het woord water staat op de RND-kaart Langs het water. Ook die kaart laat een duidelijk oost-west-verschil zien en ook deze keer gaat het om de klinkerlengte. Het is nu wel net andersom: het water-woord heeft in het westen een lange klinker (net als in het Nederlands), terwijl de klinker in het oosten verkort is geraakt.

In West-Brabant overheerst de vorm waoter. Alleen Bergen op Zoom heeft water, wat niet verwonderlijk is omdat het dialect van die plaats geen ao-klank kent. Het is daar bijvoorbeeld ook slape en laat in plaats van slaope en laot.

Ga je naar het oosten, dan duikt in Capelle in Midden-Brabant voor het eerst een korte klinker op: wòtter, dat verkort is vanuit waoter. Wòtter vinden we ook in de noordelijke helft en het zuidwesten van Oost-Brabant. Daartussenin wordt wátter gezegd, dat de a van water heeft maar dan half zo lang. Den Bosch en Vught zijn een opmerkelijk waoter-eilandje in het wòtter-gebied.

De verkorte klinker is typisch Oost-Brabants. We vinden hem ook in woorden als lippel ‘lepel’, kuttel ‘keutel’, sluttel ‘sleutel’, kittel ‘ketel’ en tòffel ‘tafel’.

Het Cuijkse gebied, met Cuijk, Sint Anthonis en Boxmeer, wijkt weer af. Daar vind je on-Oost-Brabantse lange klinkers: water en wter. Daarmee sluit het Cuijks aan bij het Noord-Limburgs, dat ook water heeft. Het Cuijks heeft overigens nog meer overeenkomsten met het Limburgs. ‘Blijven’ is er bijvoorbeeld blieve in plaats van blijve of blèève, en ‘huis’ is er huus in plaats van huis, hous of hèùs. Dat geldt ook voor het Budels in het uiterste zuiden, en de dialecten daaromheen.

Op kaart 3 staan de plaatsen met een lange klinker aangegeven in het groen: waoter (lichtgroene druppel) en water of wter (donkergroen). De plaatsen met korte klinkers zijn blauw: wòtter (lichtblauw) en wátter (donkerblauw).

"Water" in de Noord-Brabantse dialecten. Deze kaart is voornamelijk gebaseerd op de kaart "Langs het water" in deel V en VII-X van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen (Bron: Yoïn van Spijk, 2022, Jan Willem van Aalst / Wikimedia Commons 2017)

Kaart 4: "Water" in de Noord-Brabantse dialecten. Deze kaart is voornamelijk gebaseerd op de kaart "Langs het water" in deel V en VII-X van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen (Bron: Yoïn van Spijk, 2022, Jan Willem van Aalst / Wikimedia Commons 2017)

Alle rechten voorbehouden

 

Van darm tot teut

Nu kunnen we het water bij de brand voegen: we kijken naar woorden voor blusgereedschap aan de hand van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten (WBD).

Het WBD laat zien dat in een groot aantal dialecten het woord voor darm wordt gebruikt voor een brandslang. In enkele West-Brabantse plaatsen is het bijvoorbeeld een daarm en in Oost-Brabant hoor je onder andere dèèrm. Toen de oprolbare brandslang in de zeventiende eeuw werd uitgevonden, moet hij die Brabanders aan de meterslange darmen van mensen en dieren hebben doen denken.

Veel minder frequent maar niet minder noemenswaardig is de benaming ader – of beter gezegd aoier – in Tilburg en Oirschot. De brandslang riep in die plaatsen kennelijk de associatie op met bloedvaten. Die associatie heeft er ook voor gezorgd dat we spreken van goudaders en aders in hout of marmer.

Het eerste opmerkelijke woord voor een spuitstuk is tromp. Dat komt volgens het WBD onder andere in de oostelijke plaatsen Empel, Boxtel, Rosmalen en Asten voor. Tromp betekent letterlijk ‘blaashoorn’ en komt van het Franse trompe. Trompette ‘trompet’ is daar het verkleinwoord van. Het Frans had trompe zelf van het Frankische (West-Germaanse) *trumpa. Het spuitstuk van de brandslang heeft mensen in veel plaatsen dus aan een muziekinstrument doen denken.

Een tweede woord is teut. Dat komt onder andere in Breda voor, en met andere klinkers (tuut, toot) ook in de Brabantse dialecten bezuiden de landsgrens. Het is een woord dat gebruikt wordt voor verschillende andere spits toelopende voorwerpen. In veel dialecten wordt bijvoorbeeld ook de neus van een schoen of de tuit van een ketel een teut genoemd.

Een woord voor spuitstuk dat alleen in Eindhoven is opgetekend en geen verdere uitleg behoeft is lul.

 

Bronnen

Blancquaert, E., Claessens, J. ,Goffin, W., en Stevens, A.,  Dialekt-atlas van Belgisch-Limburg en Zuid-Nederlands-Limburg, deel VIII, Antwerpen, 1962.

Blancquaert, E. en Meertens, P. J., Dialect-atlas van de Zeeuwse eilanden, deel V, Antwerpen, 1940-1941.

Decroos, B., Het gemeenschapsleven, Aflevering 1. Maatschappelijk gedrag, school en onderwijs, Assen, 2002 (Woordenboek van de Brabantse Dialecten, III, sectie 3.

Hol, A. en Passage, J., Dialect-atlas van Oost-Brabant, Noord-Limburg en de Rivierenstreek, deel X, Antwerpen, 1966. 

Pée, W. en Blancquaert, E., Dialect-atlas van West-Vlaanderen en Fransch-Vlaanderen, Antwerpen, 1946.

Pée, W., Dialektatlas van Antwerpen, deel VII, Antwerpen (1958).

Weijnen A., Dialect-atlas van Noord-Brabant, deel IX, Antwerpen, 1952.