De Herakles van Sint-Oedenrode

De Herakles van Sint-Oedenrode. (Bron: Provinciaal Depot Bodemvondsten)

Pers en publiek zijn er dol op: spectaculaire archeologische vondsten. In 2006 was even alle aandacht gericht op Sint-Oedenrode, waar bij opgravingen op het terrein rond de Sint-Martinuskerk een bijzonder sieraad uit de grond werd opgediept.

Het sieraad is een ovaal geslepen halfedelsteen waarop een portretkop is uitgesneden. Uit vergelijking met een Hellenistisch standbeeld in de collectie van het Gettymuseum in het Amerikaanse Malibu is inmiddels duidelijk geworden dat het gaat om een jeugdige, baardloze voorstelling van de halfgod Herakles. De steen, een amethist, werd omstreeks 200 v. Chr. gesneden in het Midden-Oosten. Latere generaties hebben zich het kleinood toegeëigend: rond het jaar 800 is de steen namelijk in het Byzantijnse keizerrijk verwerkt in een gouden vatting met een dubbele parelrand.

Omstreeks het jaar 1100 zal het sieraad in Sint-Oedenrode verzeild zijn geraakt. Welke functie het daar toen gehad heeft, zal altijd onzeker blijven. Maar de plek waar hij in de bodem terecht kwam, biedt wel ruimte om daarover te speculeren. Vlak daarbij stond in de middeleeuwen namelijk de tufstenen kerk die gewijd was aan Sint-Oda. Misschien heeft de hanger deel uitgemaakt van de kerkschat, bijvoorbeeld als onderdeel van een reliekkruis en heeft hij zo een rol gespeeld in de verering van de heilige.

Er bestaat echter ook de mogelijkheid dat het een halssieraad is geweest dat aan een ketting werd gedragen. Want op het terrein stond niet alleen de kerk van Sint-Oda, maar ook een burcht die toebehoorde aan het geslacht Van Rode, een adellijke familie die korte tijd grote invloed had in wat toen het graafschap Rode heette en dat goeddeels samenviel met het latere Kwartier van Peelland in de Meierij. De graven van Rode waren verwant aan andere adellijke families, onder meer de heren van Cuijk, en hadden toegang tot zowel het hof van de keizer als van de bisschoppen van Utrecht en Luik. Dat zowel de heer van Cuijk als de graaf van Rode vermoedelijk in het gevolg van Godfried van Bouillon (1060-1100) naar het Heilig Land zijn getrokken, zou het opduiken van de amethist in Sint-Oedenrode dan ook kunnen verklaren. Mogelijk is hij van een kruistocht mee teruggenomen naar deze streken.

De heren van Rode zijn het ook geweest die hier aan het einde van de elfde eeuw een al bestaande versterkte nederzetting uitbreidden met een nieuwe palissade, voorzien van houten hoektorens en omgeven door grachten die werden gevoed met water van de Dommel. Op het versterkte terrein stond behalve de stenen kerk ook een groot houten zaalgebouw van maar liefst dertig bij acht meter dat mogelijk diende als representatieve ruimte voor bestuur en rechtspraak. Terzijde stond een kleiner gebouw dat wellicht dienst heeft gedaan als woonruimte. Er was een gebouwtje (een ‘spieker’) voor de opslag van graan en ook een waterput.

In de twaalfde eeuw werden deze gebouwen weer afgebroken en werd het burchtterrein voorzien van een nieuwe gracht en bredere wallen, waarna er mogelijk een motteburcht werd opgetrokken, die dan nog herkenbaar zou zijn in het huidige Odabergje. Dat alles gebeurde juist in de tijd dat de graven van Gelre hun macht over het graafschap Rode wisten uit te breiden. Hun bewind zou echter evenmin lang duren, want inmiddels was een nieuwe speler ten tonele verschenen, met wie niet te spotten viel. In 1231, na verschillende conflicten en confrontaties, verkocht Otto II van Gelre (ca. 1215-1271) het graafschap Rode voor een bedrag van 2000 mark aan Hendrik I, hertog van Brabant (ca. 1165-1235).

 

Bronnen

Peters, S., “De burcht van de heren van Rode (Sint-Oedenrode). De eerste resultaten van het archeologisch onderzoek”, in: Het Brabants kasteel (nr. 28, 2007).

Van Ginkel, E. en Theunissen, L., Onder heide en akkers. De archeologie van Noord-Brabant tot 1200, Utrecht, 2009.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 36.