Thema

Het hertogdom Brabant

De graven van Leuven wisten in de twaalfde eeuw de eerste hertogen van Brabant te worden. Het behouden en uitbreiden van deze positie was echter een politieke en militaire uitdaging.

Het ontstaan van het hertogdom

Godfrid1.jpg

Hertog Godfried I van Leuven. (Bron: Adriaan van Baerland, Rerum gestarum a Brabantiae ducibus gestarum historia, 1526, Wikimedia Commons)

In de elfde eeuw bestonden het huidige Noord-Brabant en België uit talloze hertogdommen en graafschappen. Een van de graafschappen, het graafschap Leuven, zou later uitgroeien tot het hertogdom Brabant. Aan dat hertogdom heeft de huidige provincie haar naam te danken. Voordat de graven van Leuven zich hertog van Brabant konden noemen, was er nog veel strijd te leveren.

De eerste grote stap op de weg van graafschap Leuven tot hertogdom Brabant nam Godfried I (ca. 1063-1139). Hij wist van keizer Hendrik V (ca. 1086-1125) de titel hertog van Neder-Lotharingen te verkrijgen. Het huidige Nederland en België vielen destijds onder het gezag van de Duitse keizer. Godfried steunde Hendrik V (1081-1125) in de strijd om de keizerskroon en ontving de hertogstitel als dank. De titel die Godfried van de keizer kreeg bood ruimte voor interpretatie. Strikt genomen gaf het de houder ervan het recht om militair in te grijpen in de gebieden die zich in Neder-Lotharingen bevonden. Welke gebieden wel en niet daartoe behoorden was onduidelijk.

Godfried en zijn opvolgers Godfried II (ca. 1105-1142) en Godfried III (ca. 1140-1190) maakten handig gebruik van die onduidelijkheid om hun macht te vergroten. Aangezien de macht van een hertog die van een graaf oversteeg, waren zij van mening dat naburige graafschappen onder hun gezag vielen. Bij de uitbreiding van hun gebieden was er geen sprake van een vooropgezet plan om ‘Brabant’ te veroveren. Zij maakten eerder gebruik van de mogelijkheden die op hun pad kwamen, dan van een strakke planning.

De eerste hertogen van Brabant

Jindra1.jpg

Hertog Hendrik I van Brabant. (Bron: Adriaan van Baerland, Rerum gestarum a Brabantiae ducibus gestarum historia, 1526, Wikimedia Commons)

Onder het bewind van Hendrik I de Krijgshaftige (1165-1235), de zoon van Godfried III, werd de hertogelijke expansiedrang naburige heersers teveel. De buren beklaagden zich bij de keizer. Op de Rijksdag van Schwäbisch Hall (1190), op zo’n vijfhonderd kilometer van Brabant, werd de kwestie beslecht; Hendrik kreeg ongelijk en zijn gezag werd ingeperkt. Vanaf dat moment had hij alleen nog maar zeggenschap in de graafschappen die van hem afhankelijk waren. En dus niet in de graafschappen waar hij zijn oog al op had laten vallen.

De titel ‘hertog van Neder-Lotharingen’ verloor zijn functie, aangezien het niet meer kon dienen als rechtvaardiging voor gebiedsuitbreiding. In plaats daarvan ging Hendrik zichzelf nadrukkelijker ‘hertog van Brabant’ noemen. Dat was het gebied waar zijn machtsbasis lag. Vanaf dat moment kunnen we spreken van het hertogdom Brabant, al gebruikten de hertogen ook nog andere titels in hun schriftelijke uitingen.

De beslissing van de keizer zorgde ervoor dat Hendrik I tactischer te werk moest gaan. Door gebruik te maken van politieke kansen wist hij nieuwe gebieden van hem afhankelijk te maken en zijn macht te vergroten. Zo schoot hij de Bredase heer Godfried van Schoten te hulp toen deze zich bedreigd voelde door de graaf van Holland. De hulp had echter een prijs. Hendrik eiste dat Godfried het land van Breda aan hem overdroeg. Godfried kreeg het land terug, maar wel in leen. Hij mocht als vazal van Hendrik I aanblijven als heer van het land van Breda. Door zich op te werpen als beschermer van zwakkere heersers wist Hendrik dus ondanks de beperkingen van Swäbisch Hall zijn positie als een van de machtigste vorsten van de regio te handhaven.

Hendrik I speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de middeleeuwse Brabantse steden. Zo verleende hij ‘s-Hertogenbosch, Oisterwijk, Sint-Oedenrode, Eindhoven en Helmond stadsrechten. Het verlenen van stadsrechten was onderdeel van zijn strategie om sterker te staan tegenover de plaatselijke adel en de machtige graaf van Gelre, die gebieden dichtbij bezat. Hendrik I versterkte zijn positie ook door administratieve vernieuwingen door te voeren. Zo zorgde hij ervoor dat in het hertogdom het geld en de maateenheden van het graafschap Leuven werden gebruikt en profiteerde zijn bestuur van de economische groei van zowel de landbouw als van de steden in het middeleeuwse Brabant.

Frank Lammers leert bij Kasteel Stapelen in Boxtel hoe hij moet eten, drinken én vechten als een echte ridder, zoals ook hertog Jan I van Brabant zou doen. Ook bezoekt hij Arnoud-Jan Bijsterveld, hoogleraar Cultuur in Brabant, in Den Bosch, om meer te leren over de Brabantse hertogen en hun betekenis. (Bron: Canon van Lammers, aflevering 4, Erfgoed Brabant)

Hertog Jan I

Brabantse_Yeesten.jpg

Hertog Jan I van Brabant. (Bron: Jan van Boendale, Brabantsche Yeesten, 15e eeuw, Koninklijke Bibliotheek Brussel)

Er dreigde een einde te komen aan deze bloeiperiode toen de kleinzoon van Hendrik I, Hendrik III (1231-1261), in 1261 overleed. Hij liet een weduwe en vier minderjarige kinderen achter. Zijn oudste zoon Hendrik IV (1251-1272) erfde de hertogstitel, maar was verstandelijk beperkt. Daardoor was hij niet in staat over de gebieden te regeren die zijn vader hem naliet. Aleyda van Bourgondië (?-1273), de moeder van Hendrik IV, riep de voornaamste geestelijken, ridders en vertegenwoordigers van de steden bijeen in Kortenberg in 1267. Gezamenlijk besloten zij dat broer Jan I (1253-1294) de positie van Hendrik IV moest overnemen. Dit bleek een goede beslissing te zijn: Jan I breidde zijn hertogdom nog verder uit en voerde in de gebieden die al in zijn bezit waren administratieve en rechterlijke veranderingen door. Zo vaardigde hij rond 1291 een schriftelijke versie van het strafrecht uit, een lant charter.

Fahnenwagen_Koelhoffsche_Chronik.jpg

De slag bij Woeringen. (Bron: Johan Koelhoff, Die Cronica van der hilliger Stat Coellen, 1499, Wikimedia Commons)

De bekendste en grootste verovering van Jan I is de inlijving van het huidige Limburg bij zijn gebieden na de Slag bij Woeringen op 5 juni 1288. Deze slag maakte een einde aan de Limburgse Successieoorlog, die ontstond toen de erfdochter van Limburg kinderloos overleed. Hertog Jan I twistte met de graaf van Gelre, die eveneens aanspraak maakte op het hertogdom Limburg. Uiteindelijk won Jan I en zijn bondgenoten de veldslag, waarna de Brabantse hertog Limburg tot zijn gebieden kon rekenen.

Hij kreeg daarmee een deel van de belangrijke handelsroute Chaussée Brunehaut in handen. Deze weg stamde uit de Romeinse tijd en liep van Keulen via Maastricht naar Amiens. Het aanzien van Jan I onder de leenmannen van de Duitse keizer verbeterde aanzienlijk door zijn overwinning, terwijl de macht van de graaf van Gelre verzwakte. Het belang van de overwinning werd door dichter Jan van Heelu vastgelegd in zijn Rijmkroniek. Zijn liefde voor riddertoernooien werd Jan I uiteindelijk fataal. Tijdens een toernooi in 1294 in Bar-le-Duc raakte hij dodelijk verwond, waarna zijn titel overging op zijn zoon Jan II (1275-1312).

 

Bronnen

Napra, L., Gilbert of Mons, Chronicle of Hainaut, Woordbridge, 2005.

Sonnemans, G. e.a., Blikken op Brabant; De canon van Nederland in Noord-Brabants perspectief, ‘s-Hertogenbosch, 2012.

Van Oudheusden, J., Verhalen van Brabant; Geschiedenis en erfgoed in tien tijdvakken, ‘s-Hertogenbosch, 2015.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.