Een verdwenen watermolen en de dertiende-eeuwse geschiedenis van Vroenhout

Roosendaal en Vroenhout op de Mauritskaart uit 1590. (Bron: Nationaal Archief Den Haag (NL), collectie Topografische kaarten Hingman, tweede supplement nr. 440)

Roosendaal en Vroenhout op de Mauritskaart uit 1590. (Bron: Nationaal Archief Den Haag (NL), collectie Topografische kaarten Hingman, tweede supplement nr. 440)

Aan het einde van de vijftiende eeuw was het Turfhoofd van Roosendaal een belangrijk knooppunt voor de Brabantse turfhandel. Vele tientallen schepen voeren dagelijks de waterweg naar de haven in om turf op te halen en de markt te bezoeken. Achter het Turfhoofd doemde de gevel van een stenen landhuis op en verder naar het zuiden piekten aan de horizon de wieken van een windmolen omhoog. Aan de andere kant van de beek was echter weinig van deze bedrijvigheid te merken. Achter een groene strook van weilanden en bossen stonden de boerderijen van Vroenhout, een eeuwenoude nederzetting die tot op de dag van vandaag als buurtschap voort bestaat.

Vroenhout

De geschiedenis van Vroenhout begint in de dertiende eeuw toen West-Brabant nog deels een woest en leeg landschap van veenbossen en zandheuvels had. Aan het einde van de dertiende eeuw werden twee oorkondes opgesteld, één in 1295 waarin een stuk weiland gelegen bij “Vrodenut in de Haghe” wordt genoemd (ONB II 2, nr. 1348) en een jaar later, in een andere oorkonde, komen we de Roosendaalse schepen “Walter van Vrodenhout” tegen (ONB II 2, nr. 1355). Met deze twee aantekeningen treedt de middeleeuwse nederzetting Vroenhout voor het eerst in het licht van de geschiedenis.

In deze periode lag Vroenhout pal op de grens tussen het kersverse land van Bergen op Zoom en het al langer bestaande land van Breda. Enkele jaren daarvoor was het dorp getroffen door de Sint-Aachtenvloed die in 1288 grote delen van het omliggende land blank had gelegd. Volgens de historische overlevering had deze overstroming de landgoederen van het bij Vroenhout gelegen nonnenklooster Sint-Catharinadal dusdanig beschadigd dat het convent naar Breda moest uitwijken. Waar het nonnenklooster ongeveer had gestaan was tot voor kort ongewis, maar onlangs zijn spannende nieuwe gegevens aan het licht gekomen, niet alleen over het nonnenklooster maar ook over de middeleeuwse geschiedenis van de Vroenhoutse omgeving.

 

De watermolen van Roosendaal?

In een diploma uit 1279 (ONB II 1, nr. 1190) wordt een watermolen door de heer van Breda, Arnoud van Leuven (onbekend-1287), aan het nonnenklooster van Sint-Catharinadal overgedragen. Deze watermolen zou bij de nederzetting Haviksdonk gelegen zijn, een plaatsnaam die later in de dertiende eeuw uit de bronnen verdwijnt en waarvan de locatie dus onzeker is. Tot voor kort werd om historische redenen aangenomen dat de dertiende-eeuwse watermolen op de plaats van de latere windmolen op de Turfberg had gestaan, dat wil zeggen, min of meer bij het centrum van het hedendaagse Roosendaal, maar er zijn ook taalkundige argumenten die voor de locatie van de watermolen richting Vroenhout wijzen.

De Venbergse watermolen bij Valkenswaard. (Foto: mmeulens, 2003, Wikimedia Commons)

De Venbergse watermolen bij Valkenswaard. (Foto: mmeulens, 2003, Wikimedia Commons)

De Vroenhoutse watermolen

In het weilandengebied ten oosten van Vroenhout, niet ver van het Turfhoofd en begrensd door een kronkelende zijbeek met de naam “Enge Beek”, bevindt zich een gebied dat “de Molenvloed” heet. Deze veldnaam komt in 1359 voor het eerst voor en blijft tot ver in de twintigste eeuw bestaan. Nu is het vrijwel ondenkbaar dat een naam zoals ‘molenvloed’ - die gewoonlijk naar het overstromingsgebied bij een watermolen verwijst - niet op het bestaan van een vroegere watermolen zou wijzen. De beek waarlangs de Molenvloed lag, heet trouwens verder stroomopwaarts de Kellebeek, een waternaam die door taalkundigen ook overtuigend met middeleeuwse watermolens in verband wordt gebracht (zie van Loon 1965).

Toch is men in de wetenschappelijke literatuur vrij sceptisch gebleven over het belang van de Vroenhoutse watermolen-gerelateerde namen. Zo geven onderzoekers zoals de historisch-geograaf Karel Leenders en de historicus Geertrui Van Synghel duidelijk de voorkeur aan de lokalisering bij het hedendaagse Roosendaal en wordt de mogelijkheid van een Vroenhoutse watermolen niet meer besproken.

Voor mij gaf echter het volgende argument de doorslag; in mijn onderzoek kwam ik verleden jaar toevallig een tot dusver onopgemerkte vijftiende-eeuwse “molendike” tegen die in hetzelfde Vroenhoutse weilandengebied lag. De ouderdom van deze naam staat eveneens buiten kijf want verder speurwerk wees uit dat de Vroenhoutse molendijk-naam al in de veertiende eeuw in gebruik was. Aangezien de molenvloed aan de Enge Beek lag en de molendijk logischerwijs daarnaast gelegen zal hebben, moet de dertiende-eeuwse watermolen waarschijnlijk stroomopwaarts van dit water gezocht worden.

De rode stip is een mogelijke locatie voor de watermolen, hier aangegeven op het kadaster uit 1832. (Bron: Kerkhof & Leenders)

De rode stip is een mogelijke locatie voor de watermolen, hier aangegeven op het kadaster uit 1832. (Bron: Kerkhof & Leenders)

Alle rechten voorbehouden

Het klooster

Als we aannemen dat de watermolen dichter bij Vroenhout stond, valt ook een ander puzzelstukje op zijn plaats, namelijk het belang van de molen voor het Sint-Catharinadalklooster. In een ander artikel (Kerkhof 2020) heb ik laten zien dat het dertiende-eeuwse klooster, vóór de verhuizing naar Breda, waarschijnlijk iets ten zuidwesten van Vroenhout lag, in een gebied dat in de historische bronnen ‘de Abdije’ werd genoemd. We kunnen dan opmerken dat de “Abdije” een stuk dichter bij de Enge Beek ligt dan bij de Turfberg die anderhalve kilometer verderop lag. Vanaf Vroenhout door de “molenvloed” lopen bovendien twee oude zandwegen richting de Enge Beek. Mogelijk was één van deze twee het karrespoor waarlangs in de dertiende eeuw de cijnsboeren de opbrengst van de molen naar het klooster vervoerden.

 

Het kerkje van Vroenhout

Een laatste puzzelstukje dat ik niet onbesproken wil laten is dat de nonnen in de dertiende eeuw ook een kerkje bezaten dat in 1271 door de hulpbisschop van Luik was gewijd (ONB II 1 nr. 1101). In de literatuur is vaak getwijfeld of dit kerkje bij het klooster gelegen zal hebben en daarna spoorloos verdwenen is of dat het hier toch om een voorganger van de latere kapel van Vroenhout gaat. Deze kapel gewijd aan Maria komen we voor het eerst in de zestiende-eeuwse bronnen tegen en stond aan de noordkant van Vroenhout aan de Vroenhoutseweg. Dat het dertiende-eeuwse kerkje met de latere kapel samenhangt, lijkt mij aannemelijk want het perceel van de kapel is het enige stukje kloostergrond in dat deel van Vroenhout. Interessant is bovendien dat de kapel nog lange tijd, tot tenminste de late zeventiende eeuw, in het bezit van de nonnen bleef. De nonnen wilden het perceeltje kennelijk niet kwijt!

Het kerkje van Vroenhout op de Mauritskaart uit 1590. (Bron: Nationaal Archief Den Haag (NL), collectie Topografische kaarten Hingman, tweede supplement nr. 440)

Het kerkje van Vroenhout op de Mauritskaart uit 1590. (Bron: Nationaal Archief Den Haag (NL), collectie Topografische kaarten Hingman, tweede supplement nr. 440)

We mogen ons dan voorstellen dat de kloostergebouwen van Sint-Catharinadal om religieuze redenen in het laaggelegen gebied ten zuidwesten van Vroenhout waren gebouwd (kloosters werden vaker in dalen of depressies gesitueerd). Het kerkje daarentegen bouwde men op hoger gelegen grond op een plek die dichter bij het water lag. Zodoende was het voor de geestelijken die voor de nonnen de mis kwamen lezen gemakkelijker te bereizen. Het oude kerkje werd aan het einde van de dertiende eeuw, na de verhuizing van Sint-Catharinadal, een dorpskapel die de noordelijke woonkern van Vroenhout bediende. Na de reformatie raakte de kapel jammer genoeg in verval zodat ze in de negentiende eeuw verdween, maar zelfs nu nog weten sommige oude bewoners te vertellen waar het gebouwtje gestaan heeft.*

 

Verdwenen geschiedenis

Dit onderzoek naar de dertiende-eeuwse geschiedenis van de buurtschap Vroenhout laat goed zien dat in oude veld- en perceelnamen soms nog nieuwe gegevens over middeleeuws West-Brabant verborgen zitten. Het is dus niet alleen de moeite waard om de geschiedenis van Brabantse steden en dorpen uit te diepen; zelfs het ontstaan van een gehucht kan tot een interessante zoektocht door het verleden leiden!

 

Bronnen

Hopstaken, J., “Het Pannenhuys of Unieslot te Roosendaal”, in: De Vrijheijt van Rosendale (jrg: 41, 2020), 21-24.

Kerkhof, P.A., “De middeleeuwse veldnaam abdije tussen Wouw en Roosendaal en het klooster van Sint-Catharinadal”, in: Jaarboek de Ghulden Roos (jrg: 80, 2020), 33-60.

Leenders, K., “Rond de oude eik. Wouw en Roosendaal voor 1300”, in: Jaarboek de Ghulden Roos (jrg: 78, 2018), 9-41.

Leenders, K., “Het Turfhoofd van Roosendaal”, in: Jaarboek de Ghulden Roos jrg: 80, 2020), 11-32.

Loon, J., "Water en waternamen in Noord-Brabants zuidwesthoek", in: Bijdragen en Mededelingen der Naamkundecommissie van de koninklijke Nederlandse akademie van wetenschappen te Amsterdam (jrg: XXII, 1965).

Dillo, M., Van Synghel, G., & Van der Vlist, E., Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312. II deel 1&2: De heerlijkheden van Breda en Bergen op Zoom, 2000, Den Haag. (ONB)

Van Synghel, G., “Licentia episcopi Leodensis erigendi capellam in Rosendael”, in: Jaarboek de Ghulden Roos (jrg: 78, 2018), 43-54.

 

* Na het verschijnen van een krantenartikel naar aanleiding van mijn publicatie (Kerkhof 2020) werd ik opgebeld door een bejaarde oud-inwoonster van Vroenhout die me wist te vertellen dat in haar jeugd haar overgrootmoeder haar had aangewezen waar de kapel had gestaan.

 

Dankbetuigingen

Dank aan historisch-geograaf dr. Karel Leenders voor onze discussies over de middeleeuwse geschiedenis van Vroenhout en Joey Spijkers voor paleografische ondersteuning bij het doorzoeken van de vroegmoderne registers.