Bronzen bijlen uit de Kleine Beerze

800px-Overzicht_beekherstel_-_Vessem_-_20528547_-_RCE.jpg

De Kleine Beerze tijdens het beekherstel. (Foto: Bert van As, 2009, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed)

In het dal van de Kleine Beerze bij Hoogeloon ligt een poel waar tussen de lisdodden en het riet een manshoog metalen kunstwerk omhoog steekt van de Bladelse kunstenaar Huub de Kort. ‘De bemiddelaars’ heet het en het markeert de plek waar in 2008 een buitengewoon spectaculaire vondst werd gedaan, die de bronstijd in Brabant plots heel tastbaar maakte.

Waterschap De Dommel werkte hier destijds aan het herstel van het beekdal, waardoor de Kleine Beerze nu weer meandert door het landschap. Archeologen die het werk begeleidden, stuitten op de bodem van wat een natuurlijke bron moet zijn geweest. Op een oppervlak van amper een vierkante meter vonden ze maar liefst tien bronzen bijlen, die daar zo’n 3500 jaar moeten hebben gelegen.

Dergelijke omvangrijke vondsten zijn hoogst bijzonder. Zowat honderd jaar eerder, in 1907, kwamen in het Noord-Hollandse Voorhout achttien bronzen bijlen en één beitel aan het licht. Maar anders dan toen werd nu in Brabant ook de context vastgelegd en die leert veel over het vroegere landschap en wat zich daarin mogelijk heeft afgespeeld.

Het beekdal van de Beerze was toentertijd een moerasgebied, bedekt met veen. Op een plek waar het beekdal zich versmalde staken mensen die barrière over. De Romeinen legden daar een dam in het veen, die gefundeerd was op palen. Maar zelfs al eerder, in de ijzertijd, was op die plek een oversteekplaats gemaakt, een veenweg van planken, stammen of takkenbossen. Niet alleen mensen maakten daar gebruik van, maar ook vee, zo bleek uit de teruggevonden hoefsporen. En al valt het niet te bewijzen, misschien bestond de oversteekplaats zelfs al in de bronstijd. Want vlak ernaast lag namelijk de bron, een ook nu nog actieve kwel.

Dergelijke plekken hadden destijds waarschijnlijk een bijzondere betekenis: hier kwam helder, zuiver water naar boven, het hele jaar door, want ook in de winter bevroor het niet. Het was dus een gewaardeerde bron van drinkwater voor mensen en een drenkplaats voor het vee. Maar mogelijk was het ook een plek waaraan een rituele betekenis werd toegekend, niet alleen vanwege dat levensbrengend water, maar ook omdat hier de grens tussen de wereld en de onderwereld leek te vervagen.

De bijlen, zogeheten hielbijlen die dateren uit de middenbronstijd, tussen 1800 en 1000 voor Chr., zijn vrijwel zeker met opzet en doelbewust in dat water gegooid, vermoedelijk als een rituele plechtigheid. In een tijd waarin veel gereedschap nog van vuursteen was, waren bijlen buitengewoon kostbaar. Niet in de laatste plaats omdat de grondstoffen van brons – koper en tin – hier niet van nature voorkomen en ze dus van ver moesten worden aangevoerd. Bijlen waren bovendien belangrijke praktische werktuigen en gevaarlijke slagwapens.

Veel bijlen die op dit soort plekken gevonden worden hebben sporen van lang en intensief gebruik. De rituele plechtigheid van ze in een bron gooien zou je dus kunnen zien als een soort afscheid. De bijlen uit het beekdal van de Kleine Beerze zijn verschillend van formaat en gewicht, hebben elk een andere versiering en zijn dus steeds met behulp van een andere mal gegoten. Ze zijn dan ook afkomstig uit verschillende richtingen, uit Engeland, uit Midden- en Zuid-Europa.

 

Bronnen

Van Ginkel, E. en Theunissen, L., Onder heide en akkers. De archeologie van Noord-Brabant tot 1200, Utrecht, 2009.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.