Thema

De grondslag van het Noord-Brabant van vandaag

Na de val van Napoleon en het congres van Wenen verandert er veel op bestuurlijk niveau in Europa en in Nederland. De gevolgen hiervan waren ook in Noord-Brabant duidelijk merkbaar.

Brabant één en weer gescheiden

Brabant was lang een achtergesteld gebied geweest, maar hier kwam verandering in na de patriottentijd en de komst van Napoleon (1769-1821). Na de val van de keizer verbeterde de positie van het noorden van Brabant verder. Waar het in de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aan de grens van het land lag, was het door de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opeens een geografisch middelpunt geworden. Tot het Koninkrijk behoorde namelijk ook het huidige België, al ging dat niet van harte. In dit deel van het koninkrijk bestond veel onvrede over de politiek van koning Willem I (1772-1843). De Vlamingen waren van mening dat de Hollandse handel vooropgesteld werd en zo hun eigen economie onderuit haalde en dat de vrijheid van het katholieke onderwijs door Willem I beperkt werd. Ook zijn neerlandisatiepolitiek, die voornamelijk gericht was op de verspreiding van de Nederlandse taal, zette kwaad bloed.

Brabant 1867.gif

Kaart van Brabant in 1865-1870 (Bron: Gemeente Altlas van Nederland)

In 1830 sloeg de vlam in de pan en braken er in Brussel gevechten uit tussen het regeringsleger en de bevolking. De troepen van Willem I moesten zich terugtrekken, waarna een voorlopig bewind de Belgische onafhankelijkheid uitriep. Als reactie hierop stuurde Willem I troepen naar Brabant. De kampen van deze troepen werden in Noord-Brabant opgeslagen en vanuit daar werd de Tiendaagse Veldtocht ondernomen waarin Willem I verschillende delen van België heroverde. Druk van Frankrijk en Engeland zorgde er echter voor dat Willem in 1831 zijn troepen terug moest trekken en de onafhankelijkheid van België een feit werd.

Willem I stond bekend als een koppig man en accepteerde de Belgische onafhankelijkheid in eerste instantie niet. Hij hield zijn troepen tot 1839 in Noord-Brabant. De daar gestationeerde soldaten zorgden uit verveling voor overlast en veroorzaakten een toenemend tekort in de staatskas. Noord-Brabant was van kerngewest opeens weer periferie geworden en was door de Belgische onafhankelijkheid een groot deel van zijn afzetmarkten kwijtgeraakt.

Koning Willem I

Koning Willem I. (Bron: Joseph Paelinck, 1819, Rijksmuseum)

Deze nadelige positie werd versterkt doordat de rest van Nederland Noord-Brabant argwanend bekeek en de loyaliteit van de Brabanders in twijfel trok. De Brabantse elite had namelijk nooit duidelijk partij gekozen voor de Hollandse kant in het conflict over Belgische onafhankelijkheid. Dit was ook niet vreemd aangezien een groot deel van de Brabantse bevolking katholiek was, net als de bewoners van het huidige België. Daartegenover stond het protestantse noorden dat de katholieken al enkele decennia discrimineerde vanwege hun geloofsovertuiging. Deze splitsing tussen het protestantse noorden en het katholieke zuiden maakte ook dat veel van de Brabantse katholieke adel naar het zuiden trok en er in Brabant geen ridderschap of traditionele adelsgroep bestond zoals in het noorden. Het aantal buitenplaatsen dat in Noord-Brabant door de adel werd bewoond was dan ook kleiner dan in het noorden.

Een opvallende bestuurder uit deze periode is gouverneur Andreas van den Bogaerde van Terbrugge (1787-1855). Geboren in een Brugse adellijke familie werd hij in 1830 door Willem I aangesteld als Gouverneur van Noord-Brabant. Hij was uitgesproken pro-Oranje en was een van de weinige Zuid-Nederlanders die na de Belgische afscheiding op zijn post mocht blijven. Hij nam verschillende maatregelen om de reputatie van Noord-Brabant te verbeteren. Zo was hij een van de oprichters van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. De collectie die dit genootschap vergaarde, vormde de basis voor de huidige collectie van Het Noordbrabants museum en de Brabant Collectie.

Bestuurlijke hervormingen

Koning Willem I voerde veranderingen door op landelijk niveau die consequenties hadden voor Noord-Brabant, zoals de invoering van het tweekamerstelsel. Dit hield in dat de Staten-Generaal voortaan bestonden uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. De leden van de Eerste Kamer werden vanaf 1815 benoemd door de koning zelf, de leden van de Tweede kamer werden gekozen door de Staten der Provinciën. Deze Staten der Provinciën vormden het dagelijks bestuur van de provincie. In de eerste Brabantse Staten der Provinciën was er nog sprake van een duidelijke scheiding tussen adel, steden en platteland. De Brabantse Staten hadden 52 zetels, waarvan er negen voor de adel waren, 26 voor de steden, en 17 voor het platteland. De leden van de Staten der Provinciën werden gekozen met behulp van het censuskiesrecht: alleen mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden, hadden stemrecht.

De bestuurlijke organisatie veranderde met de Grondwetswijziging van 1848, waarin Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872) en koning Willem II (1792-1849) een belangrijke rol speelden. De eerste helft van de negentiende eeuw was een roerige tijd voor de buurlanden van Nederland, wat van invloed is geweest op het handelen van Willem II. In de jaren 1847 en 1848 braken er op meerdere plaatsen in Europa rellen en revoluties uit. Andere Europese vorsten, zoals Lodewijk Filips I van Frankrijk, werden met geweld gedwongen om veranderingen in hun bestuurlijke organisaties door te voeren.

Grondwet_1848_Nl-HaNA_2.02.04_514_01.jpg

Voorblad van de grondwet van 1848. (Bron: Nationaal Archief)

Willem II vreesde dat hem hetzelfde lot stond te wachten en besloot daarom toe te geven aan de wensen van Thorbecke en zijn medestanders. Tegenover zijn diplomaten grapte de koning dat hij in één nacht van een conservatief in een liberaal was veranderd. De nieuwe grondwet, die grotendeels was geschreven door Thorbecke, bepaalde dat de leden van de Tweede Kamer voortaan rechtstreeks gekozen werden en dat de Provinciale Staten voortaan de leden van de Eerste Kamer zouden kiezen. Daarnaast was de koning niet langer verantwoordelijk voor het beleid maar werden de ministers dat. Deze grondwetsherziening werd de basis voor de Nederlandse parlementaire democratie die tegenwoordig in heel Nederland geldt.

King_Willem_II.jpg

Koning Willem II. (Bron: Nicolaas Pieneman, 1849, Hermitage Amsterdam)

Na de grondwetswijziging van 1848 volgden in 1850 de Provincie- en Gemeentewetten. Deze wetten waren een verdere democratisering van het bestuurlijk bestel van het Koninkrijk. De Commissaris van de Koning en burgemeester werden nog steeds benoemd door de koning, maar hadden nu rekening te houden met gekozen colleges. De gemeenteraad kwam bovendien aan het hoofd van de gemeente, ten koste van de burgemeester. Dit alles betekende dat de macht van de koning kleiner werd, ten faveure van de lokale bevolking.

Thorbecke had tijdens deze democratisering de steun genoten van groepen katholieke Brabantse afgevaardigden. Zij gingen er vanuit dat door dit vernieuwingsprogramma er een eind zou komen aan de onevenredig grote protestantse invloed op het lokale, provinciale en landelijke bestuur. Voordat deze balans echt begon te verschuiven waren eerst uitbreidingen in het kiesrecht nodig, resulterend in het algemeen kiesrecht in 1919.

 

Bronnen

Sonnemans, G. e.a., Blikken op Brabant; De canon van Nederland in Noord-Brabants perspectief, ‘s-Hertogenbosch, 2012.

Van Oudheusden, J., Verhalen van Brabant; Geschiedenis en erfgoed in tien tijdvakken, ‘s-Hertogenbosch, 2015.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

Van der Heijden, W., Sanders, J., Noord-Brabant in de negentiende eeuw. Een institutionele handleiding, 's-Hertogenbosch, 1993.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.