De Antonius Abtkerk in Bokhoven. (Foto: MHB Verkuijlen, 2010, Wikimedia Commons)
Van Immerseel was graaf van Bokhoven, dat ingeklemd lag tussen Brabant, Holland en Gelre en een leengoed was van het prinsbisdom Luik. Het was daarmee een van de vrije heerlijkheden in Brabant waar de Republiek, ook na de Vrede van Munster, geen vat op kreeg en waar katholieken hun geloof dus in alle vrijheid konden belijden. Maar Van Immerseel en zijn echtgenote vertrouwden de situatie niet en bepaalden in een codicil bij hun testament dat zij na hun dood begraven wilden worden in het katholieke Antwerpen. Zo gebeurde ook toen gravin De Montmorency kort nadien, in juli 1648, overleed.
Weer een jaar later gaf Van Immerseel opdracht voor het maken van een grafmonument dat een plek zou krijgen in het noordtransept van de Antwerpse Predikherenkerk. Hij benaderde hiervoor Artus Quellinus (1609-1668) een van de grootste namen in de beeldhouwkunst van zijn tijd. Hij was Antwerpenaar van geboorte en onderging daar de invloed van de barokke kunst van Peter Paul Rubens (1577-1640), maar zou vanaf 1650 vele jaren werkzaam zijn in Amsterdam. Daar ontwierp hij het beeldhouwwerk voor het nieuwe stadhuis, het huidige Paleis op de Dam.
Praalgraf te Bokhoven. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)
Het praalgraf te Bokhoven. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)
Hoe dan ook, in 1650 nam Van Immerseel het besluit om het voltooide praalgraf alsnog over te brengen naar zijn heerlijkheid in Bokhoven, waar ook De Montmorency opnieuw begraven werd. De kerk daar werd speciaal voor dit doel uitgebreid met een grafkapel, die echter in de Tweede Wereldoorlog is verwoest en niet meer is herbouwd, waarna het graf elders in de kerk werd opgesteld.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 140.