De religieuze erfenis van de Tachtigjarige Oorlog

Een oorlog met een lange nasleep

De uittocht van de geestelijkheid uit 's-Hertogenbosch

De uittocht van de geestelijkheid uit 's-Hertogenbosch na de overgave van de stad in 1629. (Bron: Claes Jansz. Visscher. 1629, Brabant Collectie)

Hoewel de Tachtigjarige Oorlog officieel eindigde in 1648 zou diens erfenis nog eeuwenlang doorleven. Vooral in het katholieke Brabant waren de gevolgen nog eeuwenlang merkbaar.

Een gedenkschrift

In 1953 verschijnt In vrijheid herboren, een kloeke uitgave van meer dan 900 bladzijden van de hand van de kerkhistorici L.J. Rogier (1894-1974) en N. de Rooy (1903-1967). De titel van het gedenkschrift zinspeelt nadrukkelijk op de periode ’40-’45, de oorlog, het verzet, de bezetting door de Duitsers en de bevrijding door de geallieerden. Maar alles wat in de titel besloten lijkt te liggen aan eensgezindheid, heroïek en vaderlandsliefde, wordt door de auteurs verbonden met een heel andere kwestie, een precaire zaak die het land tot op het bot heeft verdeeld.

In vrijheid herboren is een gedenkschrift, uitgebracht naar aanleiding van de viering van honderd jaar herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in ons land. Het boek gedenkt dus niet de hele natie, maar enkel het katholieke deel ervan dat vanaf de Tachtigjarige Oorlog een zeer moeizame periode beleeft, ronddobbert zonder aansturing door een bisschop of apostolisch vicaris, met uitzondering van het bisdom Roermond, dat geen deel uitmaakt van de Republiek der Verenigde Nederlanden. De katholieke kerk leeft eeuwenlang in een ‘schamele missiestaat’ en het merendeel van haar gelovigen zijn tweederangsburgers. Maar vanaf 1853, als de bisschoppen worden geïnstalleerd, wordt dat anders.

De katholieken richten zich op, bouwen kerken met torens tot in de hemel, worden politiek actief, stichten universiteiten. Wie In vrijheid herboren erop naslaat, ervaart trots, ondanks de nuances, de kritiek op memorabele leden uit eigen kringen en de credits die ook aan de tegenpartij, de protestanten, worden toegekend. Het is de trots van het herwonnen zelfvertrouwen der katholieken, dat in de loop van de Tachtigjarige Oorlog teloor is gegaan.

 

Staats-Brabant

Pakt de Tachtigjarige oorlog slecht uit voor de katholieken in de Noordelijke Nederlanden, voor de katholieken in Brabant komt daar de kwestie van de staatkundige achterstelling bovenop. Met de Vrede van Munster in 1648 wordt de soevereiniteit van het gebied overgedragen aan de Staten-Generaal. Uit politieke, militaire en mogelijk ook religieuze overwegingen (de bevolking houdt hardnekkig vast aan het oude geloof) wordt Staats-Brabant een soort van appendix, een Generaliteitsland direct ressorterend onder de Staten-Generaal te Den Haag in plaats van een provincie met een zelfstandig bestuur. Het einde van de Tachtigjarige Oorlog laat de Brabanders achter met een dubbel gevoel: bevrijd van de oorlog en van de Spanjaarden, maar onder voogdij van Den Haag en afgesneden van het zuiden, waar de machtsbasis van het oude hertogdom Brabant gelegen was.

 

Opstand

 

Alhoewel 1564 te boek staat als het begin van de Tachtigjarige Oorlog, ligt de aanvang voor sommige kerkhistorici vijf jaar eerder. Op 12 mei 1559 wordt het bestuurlijke apparaat van de kerk in de Nederlanden grondig gewijzigd zoals omschreven in de pauselijke bul Super Universas. De banden met de oude Franse en Duitse aartsbisdommen worden verbroken, de Nederlanden worden onderverdeeld in drie nieuwe kerkprovincies Kamerijk (Wallonië), Mechelen (Vlaanderen) en Utrecht (Noord-Nederland).

Het nieuwe bisdom ’s-Hertogenbosch ressorteert onder het aartsbisdom Mechelen, het westelijke deel van de huidige provincie valt onder het suffragaan bisdom Antwerpen. Een van de architecten van de herindeling is Franciscus van der Velde (1506-1576) uit Son, die als eerste bisschop van het bisdom ’s-Hertogenbosch bekend zou worden onder de naam Sonnius.

De nieuwe kerkelijke indeling heeft als doel het versteende en uit zijn voegen gegroeide kerkelijke apparaat te hervormen om zo een antwoord te kunnen bieden aan de reformatie. Maar de hervorming brengt ook verdeeldheid in eigen kring met zich mee. De vorst krijgt het benoemingsrecht, zeer tegen de zin van de adel en de kapittels. En dat juist op het moment dat deze vorst, Filips II (1527-1598), verre van populair is en diens centralistische gezag te vuur en te zwaard wordt bestreden.

Het concordaat valt ook nadelig uit voor de Brabantse abdijen die worden aangeslagen om de nieuwe bisdommen te financieren en in een aantal gevallen hun zelfbeschikking verliezen. In Brabant, maar ook onder de oude kapittels in het noorden, is het verzet tegen het concordaat groot en hardnekkig, reden voor enige kerkhistorici om er een aanleiding tot de Tachtigjarige Oorlog in te zien.

Voornoemde Rogier en oud archivaris van het bisdom ’s-Hertogenbosch Jan Peijnenburg (1936-2016) wijzen er echter op dat in het Zuiden het katholicisme stand houdt, waar in het Noorden de banden met de koning Filips II worden verbroken en de opstandelingen de overhand krijgen. De werkelijke oorzaak van tweedeling protestants (boven de rivieren) en katholiek (het Zuiden) zou dan ook gelegen zijn in het feit dat Brabant wel van de hervormingsagenda van het concordaat hebben kunnen profiteren in tegenstelling tot de noordelijke bisdommen, die spoedig als gevolg van de successen van opstandelingen nauwelijks nog over enige speelruimte beschikken.

Als het aanvankelijk verzet tegen het concordaat wegebt, kunnen de bisschoppen van Roermond en ‘s-Hertogenbosch hun werk gaan doen. In Den Bosch zijn dat Ghisbertus Masius (1545-1614), in ambt vanaf 1594, en Nicolaas van Zoest (Zoesius) (1564-1625), die het ambt vanaf 1615 bekleedt. Masius legt het fundament voor de hervorming van de priesteropleiding en Zoesius maakt deze af. Beiden visiteren de parochies en instellingen in hun diocees en profiteren daarbij van de rust tijdens het Twaalfjarig Bestand. Ten tijde van Zoesius wordt de Sint Jan verrijkt met het beroemde oksaal van Coenraad van Norenborgh, tegenwoordig een topstuk in de collectie van het Victoria & Albert Museum in Londen.

 

Brabant blijft katholiek

Dankzij Masius en Zoesius bleef Brabant katholiek, noteert Jan Peijnenburg in zijn geschiedenis van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Hun opvolger Michaël Ophovius (1570-1636) heeft de twijfelachtige eer de val van zijn bisdomstad persoonlijk te mogen meemaken. Tijdens het beleg in 1629 treedt hij op als onderhandelaar, wordt vriendelijk ontvangen door Frederik Hendrik maar krijgt op het gebied van godsdienstvrijheid weinig voor elkaar.

Op 19 september wordt in de Sint-Jan voor de eerste keer een reformatorische dienst gehouden. Niet lang daarna verlaat het mannelijk deel van de katholieke geestelijkheid de stad. Kerken worden genaast, de katholieken gaan hun schuil- en schuurkerkenperiode in. Ook voor de bisschop zelf valt het doek; hij zal na Den Bosch na 1629 niet meer terugzien. Dat genoegen zou vergund zijn aan Mgr. Zwijsen (1794-1877), in 1854 wel te verstaan.

Tussen 1629 en 1648 wordt Brabant geteisterd door voortdurende machtswisselingen, met dan weer de Staten dan weer de Spanjaarden die de lakens uitdelen, kerken sluiten of openstellen, dominees en priesters aanstellen of in ballingschap sturen. De bevolking lijkt in die periode overwegend vast te houden aan het katholieke geloof, protestantse dominees krijgen nauwelijks voet aan de grond. Aan deze onzekerheid komt in 1648 een einde als Brabant in 1648 aan de Staten worden toegewezen. De Nederduits Gereformeerden kerk wordt de officiële staatsgodsdienst, de katholieken verliezen hun kerkgebouwen en mogen geen ambten in overheidsdienst meer vervullen.

Enclaves

Overigens valt Staats-Brabant in geografisch opzicht niet geheel samen met het grondgebied van de huidige provincie. In het noordwesten lag een groot gebied dat voorheen aan Holland toebehoorde, het Noordoosten werd gekenmerkt door de zogenaamde ‘Vrije Heerlijkheden’, waaronder het Graafschap Megen, het Land van Ravenstein en de Commanderij Gemert. Deze gebieden behoorden niet tot het hertogdom Brabant, maar vielen onder de jurisdictie van o.a. de hertogen van Kleef en de Duitse orde.

Na de val van Den Bosch zoeken velen uit de Meierij hun toevlucht in deze enclaves, omdat daar vrijheid van het katholieke geloof is gegarandeerd. De Vrije Heerlijkheden ontvouwen zich tot een waar paradijs aan kloosters en Maria bedevaartplaatsen, die druk gevisiteerd worden door katholieken van aan de andere kant van de grens. Pas in 1795-97 zullen de Fransen de soevereiniteit van deze enclaves opheffen.

Hoe staat katholiek Brabant anno 2018 tegenover de Tachtigjarige Oorlog? Deze vraag laat zich niet eenvoudig beantwoorden. Onze visie op het verleden wordt voor een aanzienlijk deel bepaald door het heden.  Een titel als In Vrijheid Herboren is ruim vijftig jaar na dato een brug te ver. Rogier en De Rooy zagen het conflict in de jaren vijftig als een kwestie van katholieken versus protestanten. Maar zoals Nederland niet langer calvinistisch is, zo is Brabant niet langer katholiek. Weer zullen nieuwe visies op de Tachtigjarige Oorlog opgeld doen.

 

Bronnen

Rogier, L. J., en N. de Rooy, In Vrijheid Herboren, ’s-Gravenhage, 1953.

Rogier, L. J., Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de 16e en 17e eeuw, 2 dln, Amsterdam, 1944-1946.

Peijnenburg, J., Zij maakten Brabant katholiek, dln 1, ’s-Hertogenbosch 1987.

Van der Ree-Scholtens, G. F., De grensgebieden in het noordoosten van Brabant ca 1200-1795, Assen en Maastricht, 1993.

Bijsterveld, A. J., Het maakbare verleden. Regionale geschiedenis en etnologie in Brabant op de drempel van de eenentwintigste eeuw,  Tilburg, 2000.