Brabant in een schoolboekje

Portret Anna Barbara van Meerten-Schilperoort

Anna Barbara van Meerten-Schilperoort. (Prent: Philippus Velijn, 1833-1836, Rijksmuseum)

De Hollandse schrijfster Anna Barbara van Meerten-Schilperoort (1778 - 1853) zette zich actief in voor het (meisjes)onderwijs. Ze opende haar eigen kostschool en publiceerde tal van educatieve werken. In haar vijfdelige Reis door het Koninkrijk der Nederlanden (1822-1829) probeerde ze haar lezers vertrouwd te maken met de geografie van Nederland. Ze deed dat door middel van een fictief reisverslag, waarin de reizigers ook door Noord-Brabant kwamen.

Het reisverslag werd gepubliceerd in de jaren 1820, toen Nederland en België nog verenigd waren in één koninkrijk. In het werk werd een reis van de familie Van Wildenstein in briefvorm beschreven, voornamelijk vanuit het oogpunt van de tieners Henriëtte, Karel en Frederik. Van Meerten herschreef het werk ook voor jongere kinderen. In dit Reisje door het Koninkrijk der Nederland (1826 - 1827) speelden Carolina, Willem en Robert de hoofdrollen.

 

Een armoedig uiterlijk

Noord-Brabant had pas relatief recent een gelijkwaardige plaats binnen Nederland gekregen, nadat het lange tijd als Generaliteitsland in de marge had verkeerd. Veel Noord-Nederlanders kenden enkel het stereotype beeld van de Brabanders als simpel en armoedig, doch vriendelijk volkje. Rond de eeuwwisseling had dominee Stephanus Hanewinckel (1766-1856) de toon gezet toen hij Brabanders op zijn reizen omschreef als achterlijk en onderontwikkeld. Ook in het boek van Van Meerten kwam dat beeld terug.

Al bij het binnentreden van Noord-Brabant bij Cuijk viel de reizigers het verschil met de ‘Noordelijke Provinciën’ op: “de paarden en koeijen in Noord-Holland zijn netter en zindelijker behuisd, dan vele menschen op het platte land in Noord-Braband.” De boerenwoningen in Holland waren haast kastelen in vergelijking met de wanstaltige huizen die ze in Brabant tegenkwamen. In de steden was het niet veel beter. De huizen waren “onbevallig en lomp” gebouwd en de straten kenden een “mindere zindelijkheid” dan in Holland.

Boerenerf in Brabant

Boerenerf in Brabant. (Prent: Willem Witsen, 1892, Rijksdienst Beeldende Kunst)

Zelfs de akkerlanden hadden “noch de netheid, noch de frischheid van de Hollandsche en sommige Geldersche streken.” Het vee dat erop graasde was “schraler en kleiner” dan het Hollandse en ook de gewassen moesten voor de Hollandse onderdoen. Dat laatste was niet zo erg, want de reizigers vonden de producten “hier en daar toch al vrij goed.”

En hoe zat het volgens de reizigers met de Brabanders zelf? Die liepen nog een beetje achter in de vaart der volkeren. Er heerste onder de bevolking nog veel “bijgeloovige vrees voor onschuldige en natuurlijke verschijnselen.” De Brabanders waren volgens de reizigers simpele lieden, maar zeker niet onvriendelijk: “schoon de landlieden in beschaving welligt voor die der Noordelijker Provinciën moeten onderdoen, hebben zij echter eene zekere innemende gulheid en goedhartigheid.”

Brabanders

Brabanders afgebeeld in het anonieme werk 'Reis door Holland', verschenen in drie delen tussen 1807 en 1812. (Prent: Ludwig Gottlieb Portman, 1803-1807)

Een provincie in ontwikkeling

Het beeld dat Van Meerten schiep van de provincie herhaalde dus sterk het stereotype beeld van Hanewinckel. Toch was niet alles kommer en kwel. De reizigers zagen dat vooral jonge lieden steeds beter onderricht werden. Ook was er sprake van een grote vindingrijkheid. Vol enthousiasme beschreven de reizigers een voorval waarin een volledige molen op een slede werd verplaatst. Daarover schreef ‘Karel’: “Bij zulke kolossale werken van het menschelijke vernuft gevoel ik mij veel trotscher tot dit zelfde menschengeslacht te behooren, dan ik dit ooit gevoel in de regelmatigste vesting.”

De dorre, droge en eentonige heidevelden die Brabant domineerden werden door menig reiziger vervloekt. Men hoefde voor natuurschoon niet naar Brabant af te reizen. Van Meertens reizigers zagen echter wel de schoonheid van Brabant. Ze juichten de voortvarende ontginningen van het heidegebied toe en “anders, de heiden buitengesloten, is Noord-Braband geen onbevallig land.” Verschillende plekken in de provincie waren geschikt voor wandelingen en kenden “de aangenaamste afwisseling van bouwland, heiveld, akkerland, hout en zware bosschen van mast- en dennenboomen.

Ook in economisch opzicht was Brabant niet zo armoedig als het stereotype deed vermoeden. Enthousiast vertellen de reizigers over de bloeiende nijverheid in de Brabantse steden, zoals de belangrijke Tilburgse lakenindustrie en de spelden- en naaldenfabrieken in Den Bosch. Deze takken waren ook zeer belangrijk in de kleinere provinciestadjes. Ook was de provincie door haar centrale ligging in het verenigde koninkrijk zeer belangrijk in de transitohandel tussen Vlaamse en Hollandse steden. 

Prent bij Noord-Brabant uit het schoolboek van G. van Sandwijk (1865)

Breda, Tilburg en Bergen op Zoom als prent in een schoolboek van G. van Sandwijk uit 1865. (Prent: Onbekend, 1865, 'De kleine reiziger door ons vaderland en onze buitenlandsche bezittingen')

Het reisverslag maakte ook duidelijk dat Noord-Brabant “in de Geschiedenis van ons Vaderland dikwijls een belangrijke rol gespeeld heeft”, zoals de bij inname van Den Bosch en het Turfschip van Breda in de Tachtigjarige Oorlog. Die twee steden waren samen met Bergen op Zoom ook de meest bezienswaardige van de provincie. Voor een onderontwikkelde provincie was er in cultureel opzicht nog behoorlijk veel bewaard gebleven. Voor de lokale geschiedenis en cultuur hadden de reizigers echter niet veel aandacht. Ze keken vooral door hun Hollandse bril.

 

Niet ongevallig

Onder andere door de inzet van Van Meerten leerden kinderen en tieners in Holland meer over het eigen vaderland. Het beeld dat zij van Noord-Brabant neerzette was echter sterk gekleurd door een stereotype. Vrijwel alles dat men in de provincie tegenkwam, moest onderdoen voor de Hollandse zindelijkheid. Toch droeg het werk voor veel Hollanders wel bij aan meer kennis over de provincie.

Uiteindelijk waren Van Meertens reizigers in vergelijking met Hanewinckel veel gematigder in hun oordeel. Van Meerten liet de vader van haar reizigers de kinderen ook waarschuwen voor vooringenomenheid: “Mijn vaderland, zegt hij, is niet Holland, maar Nederland.” Een eenzijdige provinciale voorkeur had in het verleden “zoo veel kwaads gebrouwen.” Met die les valt te begrijpen dat de reizigers Brabant vooral beschouwen in het licht van het gehele koninkrijk.

Bij het verlaten van Brabantse grond en het betreden van Holland reflecteerde ‘Frederik’ nog eenmaal met een treffende samenvatting: “Alzoo is het mij niet ongevallig, de bergen en valleijen, de heuvels en dalen van Braband met onze vlakke Hollandsche landouwen voor eene poos te verwisselen. Indien ik u echter zeide, dat het denkbeeld, mij voor altijd hier te moeten vestigen, iets bekoorlijks in mijn oog had, dan zou ik niet opregt zijn.”

Reis Anna Barbara van Meerten

Kaart van de gemaakte reis in het werk van Anna Barbara van Meerten-Schilperoort. (Kaart: Casparus Muller, 1830)

 

Bronnen

Krutzen, M., ‘”Mensch! Help u zelf en God zal u helpen!” Anna Barbara van Meerten-Schilperoort (1778-1853), reclasseringsmedewerkster van het eerste uur’, Tidinge 27:3 (2009), 92-102. 

Van Meerten-Schilperoort, A.B., Reis door het Koningrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg, voor jonge lieden, 5 dln., Amsterdam, 1822-1829.

Van Meerten-Schilperoort, A.B., Reisje door het Koningrijk der Nederlanden het Groothertogdom Luxemburg, voor kinderen, 2 dln., Amsterdam, 1826-1827.

Van Oudheusden, "Beelden van Brabant", in: H. van den Eerenbeemt, red., Geschiedenis van Noord-Brabant, deel I. Traditie en modernisering 1796-1890, Amsterdam, 1996, 429-434.