In een belegerde stad sloeg men noodmunten als het normale geld op raakte en er geld nodig was voor de verdediging. De betaling van de soldij van de soldaten en het laten uitvoeren van en reparatiewerkzaamheden aan de verdedigingswerken waren vaak twee belangrijke kostenposten. Omdat het sturen van geld door de landsregering zeer risicovol was ten tijde van een beleg, waren de plaatselijke autoriteiten van een belegerde stad genoodzaakt zelf een oplossing te vinden. Deze oplossing vond men in het slaan van zogenaamde nood- of belegeringsmunten.
Als grondstof voor deze munten vorderde men het in de stad aanwezige zilver van kerken, gilden en particulieren. Was er in de belegerde stad een munthuis dan kon de muntslag met het gevorderde edelmetaal normaal worden voortgezet. Meestal was er echter geen munthuis aanwezig. Men deed dan een beroep op zilversmeden voor het maken van noodmunten.
De uitvoering was in dat geval vaak primitief: rechthoekige plaatjes zilver of ander (edel)metaal. Deze werden voorzien van een waarde-aanduiding en een of meerdere kleine stempels, kloppen genaamd, als bewijs van echtheid. Het was volwaardig omdat het moest voldoen aan de wettelijke eisen van gewicht en gehalte van het edelmetaal. Na het beleg hoefde men deze munten niet in te wisselen tegen het normale geld en kon men ze blijven gebruiken tegen de vastgestelde waarde.
Het kon voorkomen dat er in een stad niet voldoende edelmetaal aanwezig was voor de vervaardiging van volwaardige munten. Dan werd ofwel de hoeveelheid edelmetaal in de muntstukken verlaagd ofwel gebruik gemaakt van vervangingsmaterialen zoals tin, koper of zelfs papier om zogenaamd vertrouwensgeld te maken. Dit gebeurde alleen op bevel van de overheid, tegen de belofte dat deze noodmunten later ingewisseld zouden kunnen worden tegen gangbaar geld. Vaak moesten hiervoor na een beleg door de stad extra belastingen worden geheven.
Noodmunten werden door de inwoners van een belegerde stad gebruikt in moeilijke tijden. Vaak werden ze na afloop van het beleg bewaard of nagemaakt als herinnering, soms voorzien van inscripties of een gat om ze aan een ketting te hangen. Ze zijn een gewild verzamelobject, maar het is moeilijk om de originele noodmunten te onderscheiden van kopieën óf herdenkpenningen die men regelmatig na afloop van een beleg sloeg.
De afgebeelde en andere noodmunten zijn te zien in de vaste opstelling Het verhaal van Brabant in de Brabantzaal van Het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch.
Bronnen
Van Gelder, H., De Nederlandse noodmunten van de Tachtigjarige Oorlog, ’s-Gravenhage, 1955.
Met dank aan:
Theo Nissen