Noodmunten uit Het Noordbrabants Museum

Gouden noodmunt van drie gulden uit Breda, Het Noordbrabants Museum

Gouden noodmunt van drie gulden uit Breda. Het stadswapen van Breda binnen een gladde rand wordt geflankeerd door de waarde-aanduiding 3 en G. Boven het wapen is de klop van een bloem te zien en tussen de gladde rand en de parelrand het omschrift: IN DER NOOT·B·A· 1577. Omdat er in de archieven van de stad Breda nergens gesproken wordt van emissies van gouden noodmunten, zou de noodmunt een vervalsing kunnen zijn.(Bron: Het Noordbrabants Museum)

Alle rechten voorbehouden

De collectie van Het Noordbrabants Museum bevat enkele kleine maar tastbare objecten die herinneren aan belegeringen van steden tijdens verschillende oorlogen. Het bezit van steden was vaak doorslaggevend in de strijd en een beleg vond plaats als directe aanvallen geen succes hadden. Het was een manier om door langdurige uithongering en strijd het verzet van een stad te breken.

In een belegerde stad sloeg men noodmunten als het normale geld op raakte en er geld nodig was voor de verdediging. De betaling van de soldij van de soldaten en het laten uitvoeren van en reparatiewerkzaamheden aan de verdedigingswerken waren vaak twee belangrijke kostenposten. Omdat het sturen van geld door de landsregering zeer risicovol was ten tijde van een beleg, waren de plaatselijke autoriteiten van een belegerde stad genoodzaakt zelf een oplossing te vinden. Deze oplossing vond men in het slaan van zogenaamde nood- of belegeringsmunten.

Als grondstof voor deze munten vorderde men het in de stad aanwezige zilver van kerken, gilden en particulieren. Was er in de belegerde stad een munthuis dan kon de muntslag met het gevorderde edelmetaal normaal worden voortgezet. Meestal was er echter geen munthuis aanwezig. Men deed dan een beroep op zilversmeden voor het maken van noodmunten.

De uitvoering was in dat geval vaak primitief: rechthoekige plaatjes zilver of ander (edel)metaal. Deze werden voorzien van een waarde-aanduiding en een of meerdere kleine stempels, kloppen genaamd, als bewijs van echtheid. Het was volwaardig omdat het moest voldoen aan de wettelijke eisen van gewicht en gehalte van het edelmetaal. Na het beleg hoefde men deze munten niet in te wisselen tegen het normale geld en kon men ze blijven gebruiken tegen de vastgestelde waarde.

Noodmunt 1577

Zilveren noodmunt van Breda uit september 1577. (Bron: Stedelijk Museum Breda)

Alle rechten voorbehouden

Het kon voorkomen dat er in een stad niet voldoende edelmetaal aanwezig was voor de vervaardiging van volwaardige munten. Dan werd ofwel de hoeveelheid edelmetaal in de muntstukken verlaagd ofwel gebruik gemaakt van vervangingsmaterialen zoals tin, koper of zelfs papier om zogenaamd vertrouwensgeld te maken. Dit gebeurde alleen op bevel van de overheid, tegen de belofte dat deze noodmunten later ingewisseld zouden kunnen worden tegen gangbaar geld. Vaak moesten hiervoor na een beleg door de stad extra belastingen worden geheven.

Noodmunten werden door de inwoners van een belegerde stad gebruikt in moeilijke tijden. Vaak werden ze na afloop van het beleg bewaard of nagemaakt als herinnering, soms voorzien van inscripties of een gat om ze aan een ketting te hangen. Ze zijn een gewild verzamelobject, maar het is moeilijk om de originele noodmunten te onderscheiden van kopieën óf herdenkpenningen die men regelmatig na afloop van een beleg sloeg.

De afgebeelde en andere noodmunten zijn te zien in de vaste opstelling Het verhaal van Brabant in de Brabantzaal van Het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch.

 

Bronnen

Van Gelder, H., De Nederlandse noodmunten van de Tachtigjarige Oorlog, ’s-Gravenhage, 1955.

Van Beek, B., Scharloo, J. en Scharloo, M., Klinkende munt, Geschiedenis van het geld in de lage landen, Amsterdam, 1985.

Van Beek, B., Lucassen, J. en Purmer, M., De Canon van ons geld, De geschiedenis van het gebruik van onze munten, penningen en biljetten, Bussum, 2017.

 

Met dank aan:

Theo Nissen