Thema

Brabantse kastelen

Weinig soorten gebouw roepen zo’n middeleeuwse sfeer op als kastelen. Brabant kende er zo’n driehonderd, maar veel hebben de eeuwen niet overleefd.

Een kasteel?

Het woord 'kasteel' is eigenlijk een term voor gebouwen die er heel verschillend uit kunnen zien, maar twee functies gemeen hebben. Allemaal zijn ze gebouwd om een plek te verdedigen en macht over de omgeving uit te stralen. Tegenstrijdig genoeg betekent dit dat Kasteel Bouvigne bij Breda eigenlijk geen 'kasteel' is. Het is namelijk meer gebouwd als buitenhuis en heeft veel te grote ramen en te dunne muren om verdedigbaar te zijn.

Het bouwen van kastelen was in principe voorbehouden aan de keizer of koning van een gebied. Vaak gaf deze ook lagere heren, zoals hertogen of graven, toestemming om kastelen te bouwen. Hier was dan de conditie van 'open huis' aan verbonden. Dit betekende dat in geval van nood de koning, keizer of hertog het recht had om gebruik te maken van het kasteel in kwestie. Dit was bijvoorbeeld de eis van Johanna van Brabant (1322-1406) toen ze in 1391 van de Duitse orde de vraag kreeg of zij een kasteel mochten bouwen in Gemert. Opvallend genoeg was Johanna helemaal niet meer de landsvrouwe van de vrije heerlijkheid Gemert, die sinds 1366 volledig bezit was van Duitse Orde.

Kasteel ooijen, kasteelbeer, 2010, Commons

Kasteel Ooijen in 2010. (Foto: Kasteelbeer, Wikimedia Commons)

Opvallend genoeg zijn waarschijnlijk weinig Brabantse kastelen opgetrokken in directe opdracht van de Brabantse hertogen. Dit is wellicht het geval bij het kasteel Oijen, dat waarschijnlijk gebouwd is in opdracht van Maria van Brabant (1325-1399). Veel vaker bouwden machtige lokale of regionale heren kastelen. Niet zelden gebeurde dit zonder toestemming van de Brabantse hertogen, als lokaal de kans werd gezien de eigen machtspositie te verstevigen als de macht van de hertog zwak was.

Kastelen op de kaart

Woontorens en waterburchten

Nog bestaande Brabantse kastelen hebben allerlei vormen en in het verleden was dat niet anders. Een algemene vorm van kasteel is de woontoren. Vanaf de twaalfde eeuw werden deze torens in baksteen opgetrokken, soms met de ingang op de eerste verdieping. Meestal bestond elke verdieping uit een enkele kamer. Zo’n woontoren kon het beginpunt worden van een kasteel dat, als de middelen van de kasteelheer het later toelieten, uitgebreid kon worden. De toren van kasteel Onsenoort is een voorbeeld van zo’n woontoren. Later is deze ingebouwd in een cisterciënzerabdij. Ook het Groot Kasteel van Deurne is begonnen als woontoren.

Onsenoort_Abdij_Mariënkroon_DSCF1856.JPG

Abdij Mariënkroon. De woontoren is nog duidelijk zichtbaar. (Foto: G. Lanting, 2013, Wikimedia Commons)

Veel andere Brabantse kastelen zijn ooit begonnen als zogenoemde 'motte'. Deze vroege kasteelvorm werd vanaf de tiende eeuw opgetrokken in hout, maar later ook in steen. Een motte bestond uit een woontoren op een (al dan niet opgeworpen) heuvel. Het gebied voor de woontoren was ook ommuurd en was op deze manier een soort ronde of ovale binnenplaats. In Almkerk in het Land van Altena ligt een overgebleven motteheuvel. Onder de Sint-Petrusbasiliek in Boxtel is mogelijk nog sprake van een motteheuvel. Veel van deze mottekastelen zijn later grondig herbouwd, waardoor van de heuvel weinig meer over is.

Naast het strategische voordeel van de hoogte van een motteburcht, maakten kastelenbouwers in de middeleeuwen veelvuldig gebruik van een natuurlijk element dat ook in de eeuwen sindsdien regelmatig gebruikt werd ter verdediging: water. Kastelen werden omgeven door brede slotgrachten en uitgebreide waterselsels om verdedigers op afstand te houden. Vroege waterburchten hadden een ronde weermuur waar andere gebouwen binnen of in gebouwd waren. Het Kasteel van Wouw is hier een voorbeeld van.

Kasteel Wouw belegerd in Tachtigjarige Oorlog, Baudartius, 1583

Op deze prent van de belegering van het kasteel van Wouw in 1583 is de ronde waterburcht nog duidelijk zichtbaar. Inmiddels waren ook andere verdedigingswerken aangelegd. De eerdere ronde vorm was hierdoor aangepast. (Bron: Baudartius, 1583)

Al vrij snel werden niet ronde maar rechte muren gebouwd: de vierkante waterburcht verscheen ten tonele. Doorgaans waren deze kastelen groter, wat meer ruimte voor de heer betekende, maar ook voor bijgebouwen zoals stallen. Kasteel Helmond is een typische vierkante waterburcht met een kleine binnenplaats. Kasteel Dussen daarentegen heeft geen binnenplaats, maar nog wel een duidelijk herkenbare woontoren, waar de rest van het kasteel aan vast gebouwd is.

Verval en hergebruik

Sinds hun bouw hebben bijna alle Brabantse kastelen het zwaar te verduren gehad. Hoewel er nog tientallen overeind staan in de provincie, zijn er minstens evenveel al lang verdwenen of vervallen tot ruïne, zoals kasteel Asten. Dit verval had vaak te maken met de machtspositie van de kasteelheer. Als zijn macht of rijkdom af nam, betekende dit ook dat aan het kasteel minder onderhoud gepleegd werd.

Oorlogen leverden uiteraard ook de nodige schade op. In het (noord-)oosten van Noord-Brabant leden kastelen in de dertiende tot en met de zestiende eeuw onder conflicten tussen het hertogdom Gelre en de Brabantse hertogen en later de Bourgondiërs. Toen buskruit meer en meer zijn intrede deed in Europese oorlogsvoering, waren de zware rechtop staande kasteelmuren ook niet meer de beste verdediging. Gevechtshandelingen tijdens de Tachtigjarige oorlog en de verschillende Franse invallen in de zeventiende en achttiende eeuw betekenden dan ook het einde van een aantal Brabantse kastelen, zoals dat van Eindhoven, Asten en Cranendonck. Het Groot Kasteel van Deurne bleef tot in de Tweede Wereldoorlog overeind, waarna de geallieerden het in september 1944 in puin schoten.

Groot Kasteel van Deurne in 1945, RCE, Commons

Op deze foto uit 1945 is de oorlogsschade aan het Groot Kasteel van Deurne duidelijk te zien. (Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Wikimedia Commons)

Kastelen met meer 'geluk' waren in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw als investeringsobjecten of buitenhuis opgekocht door leden van de landelijke elite, zoals de kastelen Heeze en Heeswijk. Desalniettemin betekende dit soms toch verval omdat nieuwe eigenaren er minder naar omkeken. Andere nieuwe eigenaren ‘restaureerden’ hun kasteel juist weer naar eigen inzicht.

 

Auteur: Robin Hoeks

 

Bronnen

Tromp, H., “Noordbrabantse kastelen in vogelvlucht”, in: Kastelen in Brabant, ‘s-Hertogenbosch, 1982.

Otten, A. en J. Timmers, “Gemert en de Duitse Orde”, op: Brabantserfgoed.nl (stand op 11 december 2019).

Otten, A. en J. Timmers, “Vorstendom Gemert en haar heren”, op: Brabantserfgoed.nl (stand op 11 december).

Oorkonde Reynaert van Husen, AKDOG inv nr 209, regest 88; dd 1391 oktober 12.

Oorkonde Jan I, Hertog van Brabant, 1271, AKDOG 5, regest 6.

 

Alles over kastelen op Brabantserfgoed.nl

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.