Collectie-item

zonder titel

Instelling/bron: Design Museum Den Bosch

schaal met dec. van gearceerde vakken glaz./dec.: bi. en bu.: inlay bedekt met wit glanz., plaatselijk transp., pinholes; arceringen in rood, geel, groen en blauw; stippen met rood, geel en wit, glanz. Handgevormde schaal waarvan aan één kant de ronding is ingekort, waardoor het object rugbybal-achtige contouren krijgt. De schaal is bedekt met wit glanzend en plaatselijk transparant glazuur, pinholes en arceringen in rood, geel, groen en blauw. Daarbovenop zijn stippen in rood, geel en wit aangebracht. Jacqueline Poncelet (1947) was tijdens haar studie voorgehouden vooral de beeldtaal van het Bauhaus en het Minimalisme verder te ontwikkelen. Een reis naar de Verenigde Staten in 1978, waar ze overrompeld werd door de kleurstelling en lijnvoering in de Amerikaanse schilderkunst en het samenspel tussen de natuur en architectuur, bevrijdde haar van deze beperkende visie. Ze ging begin jaren tachtig veel aandacht besteden aan de voorheen genegeerde randen van haar objecten en ontwikkelde schalen met boot-, schoen- en wigvormen. Door de decoraties die vaak van de binnenkant in de buitenkant overliepen daagde ze noties uit over wat een potvorm en wat een schaal was. Hierna keerde ze terug naar de omsloten ruimte, en maakte ze embryoachtige objecten die echter een opmerkelijke spankracht van binnenuit suggereren, alsof er elk moment iets te gebeuren staat en ze een eigen, nieuwe vorm kunnen aannemen. Ook deze objecten vormen daarom geen functionele pot. Het zijn eerder gedrongen en gezwollen schelpachtige of amfibiegelijkende wezens waar een opmerkelijke visuele zachtheid van uit gaat door de in rondingen overgaande scherpe randen en de rijke, asymmetrische vlekachtige decoraties of symmetrische 'korstlaagjes'. Er is altijd sprake van een dualiteit tussen tegengestelde karakteristieken, zoals immobiliteit en beweging, vol en leeg, vernauwing en verwijding.